De inventaris bouwkundig erfgoed van de gemeente Sint-Amands en deelgemeenten Lipello en Oppuurs werd gepubliceerd in 1995 in boekdeel 13n3 van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen binnen de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg (AROHM) maakte de inventaris op. De optekeningsperiode ter plaatse werd uitgevoerd in 1993 en 1994; de publicatie volgde in 1995. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Sint-Amands, Lippelo en Oppuurs leverde 123 inventarisfiches op.
Op 1 januari 2019 fusioneerden Puurs en Sint-Amands tot de gemeente Puurs-Sint-Amands. Beide gemeenten werden lang voor deze fusie geïnventariseerd. Daarom worden de inventarissen van de vroegere zelfstandige gemeenten Puurs en Sint-Amands in twee aparte gebeurtenissen omschreven.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Sint-Amands situeert zich in de hoogtijperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. De inventaris vormde in de jaren 1990 een essentieel instrument binnen het beleid van de opeenvolgende ministers Johan Sauwens en Luc Martens. Allebei wilden ze een snelle afwerking en een actualisatie van de inventaris, om een optimaal beschermingsbeleid te kunnen voeren. Gedreven door deze beleidsvisie, publiceerden de inventaristeams in Vlaanderen in de jaren 1990 negentien boeken, dubbel zoveel als wat ze in het vorige decennium realiseerden. In de buitendienst Antwerpen waren twee inventaristeams actief, die samen zes boeken schreven in de jaren 1990. Ze sprongen daarbij in voor elkaar, werkten waar nodig verder met de veldwerkfiches van anderen, zodat alle publicaties opgevolgd werden, en nergens een te grote vertraging optrad. Tussen 1990 en 1997 zorgden ze onder meer voor de volledige inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het arrondissement Mechelen in vier delen, 13n1 tot 13n4.
De doelstellingen van de inventarisatie in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde:
Bij de inventarissen in het arrondissement Mechelen lezen we de nadruk op de eerste doelstelling expliciet af uit het woord vooraf van minister Luc Martens. Luc Martens was bevoegd voor monumentenzorg ten tijde van de publicatie van boekdeel 13n3 in 1995. Hij greep de publicaties die tijdens zijn legislatuur verschenen aan om zijn beleid in de verf te zetten, en systematisch de link tussen inventaris en beschermen te leggen. In 13n3 schrijft hij: “Het is immers een duidelijke optie in mijn beleid om de bestaande monumentenlijsten systematisch aan te vullen op grond van de gepubliceerde inventarisatie. Het ruimer publiek van bewoners, geïnteresseerden en diverse overheden krijgt immers via de ruim geïllustreerde boekdelen een vakkundig overzicht van het bewaarde erfgoed en wordt hierdoor onmiddellijk betrokken bij het probleem van het oordeelkundig behoud op wettelijke basis, dat wordt aangevuld met de "spontane" conservatie en de minimale behoudsvorm via de documentatie.”
De inventarismethodologie nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf 1988 overschakelde naar kieskantons. De schaal van een kanton garandeert een nog voldoende ruime geografische en historische samenhang. Voor de kantons Puurs en Mechelen werd één boekdeel voorzien; ze werden samen geïnventariseerd in 1993 en 1994. Tijdens de aansluitende onderzoeksfase werd duidelijk dat het beschikbare materiaal van beide kantons te omvangrijk was voor één boekdeel en werd er beslist de publicatie te splitsen. Dit was eveneens te verantwoorden door de historische en geografische coherentie van Klein-Brabant. Boekdeel 13n3 behandelde het kanton Puurs, dat gekend is als Klein Brabant. Het kanton Puurs bevat de gemeenten Bornem, Puurs en Sint-Amands; die laatste twee gemeenten zijn sinds 2019 gefusioneerd tot Puurs-Sint-Amands. Het kanton Mechelen werd in boekdeel 13n2 gepubliceerd.
De werkwijze bij het opstellen van de inventaris van de zes gemeenten in boekdeel 13n3 volgt de basisprincipes van de inventarismethodologie van het inventarisproject Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk ter plaatse is de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnames vullen elkaar aan. Van belang hierbij is dat men steeds registreert vanop de openbare weg. Het onderzoek van de interieurs bleef in de standaard methodologie beperkt tot kerken en een aantal openbare gebouwen. Waar interieurelementen bekend waren door de vermelding in literatuur, werden die wel meegenomen.
Om de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en eventueel hun vroegere functie en evolutie te belichten, consulteerde men standaard enkel de voornaamste bibliografische en archivalische bronnen. Omwille van tijdsefficiëntie behoorde een systematische consultatie van niet-gepubliceerd archiefmateriaal nooit tot de methodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. De Antwerpse onderzoekers onderscheidden zich vanaf begin jaren 1990 door een systematisch onderzoek van de niet-uitgegeven archiefstukken, en dat voor alle gemeenten en alle types erfgoed. Sinds de inventarissen van de binnensteden van Antwerpen en Gent was archiefonderzoek deel gaan uitmaken van de methodologie voor historische steden. De Antwerpse teams zorgde ook in landelijke gemeenten voor een evenwaardige, concrete, precieze datering van het erfgoed op basis van bouwtoelatingen, die ze bij alle gemeentelijke diensten gingen opzoeken. De archieven van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen (PCML), toen bewaard in het Provinciaal Archief, vormden een bron waarmee ze openbare gebouwen documenteerden. Daarenboven introduceerden deze onderzoekers het onderzoek van mutatieregisters en schetsen van het kadaster, waarmee ze een zeer betrouwbare terminus ante quem aanleveren voor alle bebouwing na circa 1831.
De beschrijving van het erfgoed gebeurde volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die beschrijvingen werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in langere beschrijvingen per gebouw of constructie, en leidde ook tot de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie.
Bij boekdeel 13n3 maakte men een uitgebreide algemene inleiding voor de inventaris bouwkundig erfgoed van het kanton Puurs. Alle gemeenten en deelgemeenten kregen ook een gemeente-inleiding.
Men selecteerde panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in deze twee kantons gebeurde in 1993-1995. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden.
Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen. In praktijk pasten de inventaristeam deze weggevallen limiet voor de meeste inventarissen met schroom toe. In de meeste gemeenten is er amper erfgoed geselecteerd jonger dan 1940.
Bij de selectie van bouwkundig erfgoed hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type.
Hoewel de inventaris van het kanton Puurs formeel in een apart boekdeel is gepubliceerd in de publicatiereeks, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in het volledige arrondissement, om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren. De conclusies van deze evaluatie, tegen een landschappelijke en historische achtergrond, werden beschreven in de inleiding van het kanton Puurs. De inventaris van dit kanton wordt bepaald door de eeuwenlange economische isolatie van Klein-Brabant, wat qua bebouwing resulteerde in een sobere doorsnee-architectuur. Anderzijds getuigen uitschieters zoals de Sint-Pieterskerk van Puurs, het domein d'Ursel in Hingene, de dorpskern van Sint-Amands en enkele grote hoeven in deze "arme" streek van de bevoorrechte positie van de adel en de clerus tijdens het ancien régime. Het samengaan van eenvoudige woningen en meer prestigieuze "ensembles" weerspiegelt de lokale geschiedenis van dit kanton; beide aspecten kregen de nodige aandacht bij de inventarisatie. Als grensgebied tussen de Rupel en de Schelde is de geschiedenis van het Kanton Puurs als vanzelfsprekend verbonden aan het organiseren van de waterhuishouding en het humaniseren van de laag gelegen landerijen; ook dat aspect is weerspiegeld in de selectie bouwkundig erfgoed in dit kanton.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1993-1994 in Sint-Amands, Lippelo en Oppuurs 123 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De kenmerkende aspecten van het bouwkundig erfgoed in dit kanton zijn allemaal aanwezig in de inventaris van Sint-Amands.
Blikvangers in de inventaris van dit kanton zijn een aantal historische kastelen en landhuizen. In Lippelo wordt de oorsprong van de beeldbepalende, in de jaren 1920 heropgebouwde kastelen Hof te Melis en Gravenkasteel, respectievelijk in de 15de en de 17de eeuw gesitueerd. Kerken zijn in heel Vlaanderen eveneens een vaste waarde in de inventaris bouwkundig erfgoed. De historische kerken hebben een evidente, hoge erfgoedwaarde. De natuurstenen delen van de toren van Sint-Stefaan te Lippelo verwijzen naar een Romaanse oorsprong. De Sint-Amanduskerk van Sint-Amands vertoont een eenheid van elementen uit diverse stijlperiodes. De classicistische Sint-Johannes en Amanduskerk van Oppuurs onderging in 1959-1961 een vergroting naar ontwerp van Ch. Spiessens. Pastorieën vormen samen met de kerken vaste elementen in de inventaris bouwkundig erfgoed. De drie pastorieën in Sint-Amands zijn 19de-eeuws, met een typerende sobere rode baksteenarchitectuur onder zadeldak.
Klein-Brabant heeft betekenis als mariaal oord, wat ook in Sint-Amands duidelijk geïllustreerd wordt door de talrijke kapellen toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. De oudste in het kanton, zoals de kapel van Onze-Lieve-Vrouw Ten Donkere te Sint-Amands, klimmen op tot de eerste helft van de 17de eeuw. In de loop van de 19de en de 20ste eeuw worden veel wegkapelletjes opgericht. Het zijn meestal eenvoudige bakstenen constructies. De neogotische Onze-Lieve-Vrouwekapel van de Wipheide te Lippelo en de neoclassicistische kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Nood in Sint-Amands zijn zeldzame voorbeelden van veldkapellen met uitgesproken stijlkenmerken.
Ook de openbare gebouwen vormen een vaste bouwsteen in de inventaris bouwkundig erfgoed, daarmee de lokale politieke en socio-culturele geschiedenis illustrerend. De gemeentehuizen van Sint-Amands en Lippelo hebben een herkenbare, historiserende baksteenarchitectuur, voorzien van een torentje, representatief voor de 19de- en begin-20ste-eeuwse Vlaamse gemeentehuizen. Indrukwekkend voor een gemeente als Oppuurs is het neoclassicistische gemeentehuis van 1910. Ook semi-openbare gebouwen zoals scholen, gasthuizen en kloosters getuigen vaak van de 19de- of begin-20ste-eeuwse geschiedenis van een dorpskom, en zijn gebouwen die standaard in de inventaris worden opgenomen. In Sint-Amands betreft het herkenbare, representatieve gebouwen.
De nabijheid van de Schelde en de Rupel genereerden waardevol en uniek bouwkundig erfgoed in het kanton Puurs. De rivieren bepaalden de economische ontwikkeling van de streek. Belangrijk voor het vrij geïsoleerde Klein-Brabant was de opkomst van het mandenvlechten vanaf het midden van de 19de eeuw. Het mandenvlechten liet weinig technische of ambachtelijke onroerende sporen na, waarvan enkele zeldzame getuigen in Sint-Amands. Zo is nog een installatie gevonden voor het koken en ontschorsen van wilgentenen, een werkplaats van 1894 en de mandenmakerij Hallez-Ceurvelt van circa 1907. Ander bouwkundig erfgoed met industrieel-archeologische waarde zijn de Scheldemolens in Sint-Amands en de maalderij in Oppuurs.
Op vlak van private woonhuizen heeft het kanton Puurs een eerder sober karakter. Qua historische burgerhuizen zijn er binnen de drie gemeenten in het kanton het meest bewaard in Sint-Amands. Diverse huizen dateren uit de 17de en 18de eeuw; hun opbouw en uitzicht sluiten eerder aan bij de stedelijke architectuur dan bij de gebruikelijke dorpsbebouwing. Vooral de concentratie van punt-, tuit-, klok- en lijstgevels in de Kerkstraat is hiervoor representatief. Het grootste aanbod van erfgoedwaardige burgerhuizen dateert van eind 19de en begin van 20ste eeuw. Vooral het neoclassicisme is toonaangevend met bepleisterde lijstgevels van twee bouwlagen. De eclectische woningen zijn meestal recenter; noemenswaardige villa's uit het begin van de 20ste eeuw zijn de Bloemenvilla en het Zonnehuis. Ook het art-nouveaugetinte brouwershuis Hallez is een interessant voorbeeld van bel-époquearchitectuur, evenals Nieuw Oppuers, een ensemble in neo-Vlaamse-renaissancestijl. Art deco en nieuwe zakelijkheid zijn slechts schaars vertegenwoordigd in Sint-Amands. De late bouwdatum van een burgerhuis en een tweegezinswoning, respectievelijk van 1941 en 1946, wijst op een late vertaling van het modernisme. Markant is dat het inventaristeam in Sint-Amands ook jongere architectuur registreerde in de inventaris: er werden vier voorbeelden opgenomen van private woningen uit de jaren 1970 en 1980 in een eigentijdse architectuur.
De volkshuisvesting in de Klein-Brabantse gemeenten is traditioneel terug te voeren tot een eenvoudig type van kleine dorpswoning of boerenhuis. De oprichting van de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen in 1919 genereerde kwalitatieve sociale woningbouw in de landelijke gemeenten: aan de Heidestraat te Sint-Amands werd in 1922-1924 de aanzet gegeven van een sociale woonwijk naar ontwerp van C. Bal en E. Lamot.
Op het platteland staan nog hoeves met erfgoedwaarde, waarvan sommige met historische kern en inplanting. De zeldzame, oudst bewaarde hoeves in Sint-Amands dateren uit de 17de eeuw, bijvoorbeeld een gesloten hoeve van 1660. De meeste boerderijen dateren uit de 19de of begin 20ste eeuw; het betreft voornamelijk hoeves van het langgestrekte type.
In de inventaris van Sint-Amands wordt het belang van de lokale geschiedenis belicht door erfgoed dat gelinkt is aan twee bekende inwoners. Van Emile Verhaeren inventariseerde en beschermde men in 1993 het praalgraf aan de Schelde; men inventariseerde ook een zeer eenvoudige woning, die lokaal bekend is als het geboortehuis van Emile Verhaeren, en het museum dat aan hem is gewijd, ondergebracht in een historisch veerhuis. Ook het woonhuis van Emmanuel-Benoit Rollier, één van de leiders van Boerenkrijg, werd omwille van de historische waarde gelinkt opgenomen in de inventaris.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Sint-Amands [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/741 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.