De inventaris bouwkundig erfgoed van de gemeente Retie werd gepubliceerd in 2004 in boekdeel 16n6 van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg (AROHM) maakte de inventaris op. Het onderzoek werd in juni 2001 gestart en afgerond met controle- en interieurbezoeken in het najaar van 2003. De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in 2004. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Retie leverde 124 inventarisfiches op.
Het boekdeel 16n6 bevat de inventaris bouwkundig erfgoed van de gemeenten gelegen in het kieskanton Arendonk. Het is één van de zes inventarisdelen die samen het bouwkundig erfgoed omvatten van het arrondissement Turnhout. Het inventarisproject Bouwen door de eeuwen heen nam het arrondissement steeds als geografische basis voor het onderzoek, om zo een voldoende ruime geografische blik te garanderen. Met het arrondissement Turnhout konden de inventaristeams van de provincie Antwerpen hun inventarisproject afronden.
Het inventarisproject in het arrondissement Turnhout speelde zich af op een kantelmoment in de geschiedenis van het project Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Met als hoofdbedoeling de doorlooptijd van inventarisatie naar beschermingsdossier in te korten, viel in het jaar 2000 de beslissing de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Aan de basis van die beslissing lag de beschermingspolitiek van minister Johan Sauwens, die in 2000 bevoegd was voor monumenten- en landschapszorg. De minister wilde zeer intensief inzetten op beschermen van bouwkundig erfgoed. Hij zag een beschermingspakket als een logische stap na de afwerking van de inventaris van een gemeente, en wilde dit proces versneld zien. Hij vroeg om binnen zijn regeerperiode, dus voor 2004, het inventarisproject voor heel Vlaanderen af te werken, om op die manier in elke gemeente in Vlaanderen de nodige monumenten te kunnen beschermen. Paul Van Grembergen, die Sauwens in 2001 opvolgde als bevoegde minister, zette dit beleid onverminderd verder.
De beleidsbrief is duidelijk: “Teneinde eind 2003 de lopende inventaris van het bouwkundig erfgoed van het Vlaams gewest af te ronden zal vanaf 2001 een versnelde inventarisatie plaatsvinden waarbij in de eerste plaats aandacht zal besteed worden aan de selectie van de voor bescherming vatbare monumenten.” De inventarisploeg in Antwerpen, die op een zucht stond van de afwerking van de inventaris in het arrondissement Turnhout, mocht de lopende inventarisaties en de geplande publicaties afwerken volgens de klassieke methodologie en hoefde niet over te stappen op een versnelde aanpak van de inventarisatie. Met boekdeel 16n6 voor het kanton Arendonk, konden ze de inventarisatie van bouwkundig erfgoed in de volledige provincie Antwerpen afronden, goed voor achttien boekdelen uitgebracht tussen 1976 en 2004.
De doelstellingen van de inventarisatie in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde:
De inventarismethodologie nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf 1988 overschakelde naar kieskantons. De schaal van een kanton garandeert een nog voldoende ruime geografische en historische samenhang. Dat deed men ook voor het arrondissement Turnhout, waarbij elk van de zes boekdelen een kieskanton omvat. Boek 16n1 presenteerde minister Martens al in 1997. In boekdeel 16n1 komt het kanton Turnhout aan bod. De minister sprak in het woord vooraf van het laatste boekdeel van het arrondissement Mechelen (13n4) nog de hoop uit dat ze binnen zijn regeerperiode het arrondissement Turnhout zouden afwerken, maar dat was te optimistisch. Boekdeel 16n2 voor het kanton Westerlo ging in 2000 ter perse, een jaar later is 16n3 met het kanton Herentals klaar. In 2002 volgden de kantons Hoogstraten in 16n4 en Mol in 16n5. Ze finaliseerden de inventaris van de provincie Antwerpen in 2004 met het afsluitende zesde deel van het arrondissement, voor het kanton Arendonk (16n6).
De werkwijze bij het opstellen van de inventaris van de vier gemeenten in boekdeel 16n6, Arendonk, Dessel, Ravels en Retie, volgt de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg is de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnames vulden elkaar aan. Het onderzoek van de interieurs bleef beperkt tot kerken en een aantal openbare gebouwen.
Om de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en eventueel hun vroegere functie en evolutie te belichten, consulteerde men standaard de voornaamste bibliografische en archivalische bronnen. Omwille van tijdsefficiëntie behoorde een systematische consultatie van niet-gepubliceerd archiefmateriaal echter nooit tot de methodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. De Antwerpse onderzoekers onderscheidden zich vanaf begin jaren 1990 echter door een grondiger onderzoek van de niet-uitgegeven archiefstukken voor alle gemeenten en alle types erfgoed. Men zorgde ook in landelijke gemeenten voor een evenwaardige, precieze datering van het erfgoed op basis van bouwtoelatingen, die ze bij alle gemeentelijke diensten gingen opzoeken. Waar dit mogelijk was werden ook in dit kanton de gemeentelijke archieven van bouwtoelatingen nagekeken. De archieven van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen (PCML), toen bewaard in het Provinciaal Archief, vormden een bron waarmee ze openbare gebouwen documenteerden. Deze onderzoekers introduceerden het onderzoek van mutatieregisters en schetsen van het kadaster, waarmee ze een zeer betrouwbare terminus ante quem aanleverden voor alle bebouwing na circa 1831. Ten slotte maakte ook de medewerking van bewoners, eigenaars, plaatselijke kringen en specialisten om de representativiteit en authenticiteit te staven, formeel deel uit van hun methodologie.
De beschrijving van het erfgoed gebeurde volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die beschrijvingen werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie. Bij boekdeel 16n6 maakte men een uitgebreide algemene inleiding voor de inventaris bouwkundig erfgoed van het kanton Arendonk. De gemeente Retie kreeg ook een eigen inleiding.
Men selecteerde panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het kanton Arendonk gebeurde in 2001-2004. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteerde men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden.
Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen. In praktijk pasten de inventaristeams deze weggevallen limiet voor de meeste inventarissen met schroom toe. In de meeste gemeenten is er amper erfgoed geselecteerd jonger dan 1940. In het arrondissement Turnhout zijn de onderzoekers zich bewust van de grote waarde van de hedendaagse architectuur in het gebied. Vooral het kanton Turnhout bevat architectuur die het lokale belang ver overstijgt. De ervaring met inventariseren van hedendaagse architectuur die de inventaristeams in dit kanton opdoen, uit zich ook in de registratie van naoorlogse architectuur in het kanton Arendonk.
Bij de selectie van bouwkundig erfgoed hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type.
Hoewel de inventaris van het kanton formeel in een apart boekdeel is gepubliceerd in de publicatiereeks, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in het volledige arrondissement, om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren. De conclusies van deze evaluatie, tegen een landschappelijke en historische achtergrond, werden beschreven in de inleiding van het kanton Arendonk.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 2001-2004 in Retie 124 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed.
De inventaris van Arendonk getuigt van de algemene architecturale kenmerken die het onderzoeksteam definieerde voor het volledige kanton. Het kanton Arendonk ligt deels in de Noorderkempen en deels in de Centrale Kempen. Typisch voor deze regio is een cultuurlandschap waarin oude, traditionele nederzettingen nog af te lezen zijn. De hoofdrol in de inventaris bouwkundig erfgoed wordt gespeeld door de traditionele erfgoedelementen in de historische dorpskernen, zoals kerken en pastorieën, gemeentehuizen, scholen en kloosters. De woningbouw is bijzonder sober, tot in het interbellum deze regio aansluit bij de moderne architectuurtendensen.
Omdat in deze historisch gezien arme streek ook geen natuursteen te vinden is, bepaalt de ter plaatse geproduceerde baksteen het bouwkundig erfgoed. Natuursteen is enkel te vinden in de parochiekerken, waarvan de oudst bewaarde opklimmen tot de 15de-16de eeuw en een vereenvoudigde versie tonen van de Kempense baksteengotiek. Zoals overal in Vlaanderen, worden vanaf de tweede helft van de 19de eeuw de bestaande gotische kerken vergroot en ook volledig nieuwe opgetrokken in neogotische stijl. Zo ook bij Sint-Martinus in Retie. Sint-Job in Retie is een representatief voorbeeld van een nieuwe neogotische kerk, in 1851-1874 opgetrokken in drie fasen. Typisch voor dit kanton zijn de kerken en gehuchtkapellen die vanaf het interbellum een moderne vormgeving krijgen naar ontwerp van bekende Vlaamse architecten en kunstenaars. In Retie zijn hier echter geen voorbeelden van.
Vaste elementen in de inventaris bouwkundig erfgoed in de Kempen zijn de kapellen, die in dit kanton zeer talrijk aanwezig zijn, met zowel voorbeelden uit de 19de als begin 20ste eeuw. Naast een tiental opgenomen kapellen, voornamelijk gebouwd in de periode vierde kwart van de 19de eeuw - eerste helft van de 20ste eeuw, beschikt Retie over twee grootschalige bedevaartskapellen, beide met merkwaardig grondplan: de Sint-Pieterskapel in het centrum en de kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw te Werbeek. In dit kanton zijn eigenlijk geen historische kasteeldomeinen aanwezig. Eind 19de, begin 20ste eeuw werden een aantal buitenplaatsen in neostijl opgetrokken; het kasteeldomein van Rethy met kasteel ontworpen door P. Langerock, kasteelpark, aanhorigheden en hoeve Klein Hoef, is een voorbeeld met hoge architecturale waarde.
De bebouwing op de markten, dorpspleinen en -straten in dit kanton is vrij jong. Binnen de zeer eenvoudige, bescheiden dorpskernen van deze regio, getuigen de pastorieën als enige stijlgebonden architectuur. In Retie dateert de Witherenpastorie uit 1696. De gemeentehuizen waren tijdens het ancien regime ondergebracht in een plaatselijke herberg of eenvoudig raadhuis; pas in de 19de eeuw uit krijgen deze openbare gebouwen een representatieve bouwstijl. De gemeentehuizen zijn vanaf dan te herkennen aan hun verzorgde neogotische of neo-Vlaamse-renaissancebaksteenarchitectuur. Dat van Retie is hiervan een representatief voorbeeld naar ontwerp van P. Langerock (Gent).
Op herberg De Ploeg uit 1691 na, dateren de oudste woningen en openbare gebouwen in Retie uit de 19de eeuw. De inventaris bevat burgerhuizen, die de doorsneevormgeving van de opeenvolgende stijlen overnemen met een bijzondere zin voor de detaillering. Arbeiderswoningen, eenvoudige lage bakstenen rijwoningen, gaan samen met de industrialisatie van de Noorderkempen vanaf het einde van de 19de eeuw. Het interbellum is ook op vlak van private woningbouw een ijkpunt voor het bouwkundig erfgoed in het kanton Arendonk. De bevolkingstoename manifesteert zich in talrijke woningen en villa's met art-deco- en cottage-allures die de verbindingswegen gaan flankeren en de opgang van de Iintbebouwing inzetten. Daarnaast komt vanaf toen en ook na de Tweede Wereldoorlog architectuur tot stand van vooruitstrevende architecten. In Retie nam men geen voorbeelden van naoorlogse architectuur op in de inventaris.
Het historisch gezien agrarische karakter van de streek blijft echter in grote mate de inventaris bouwkundig erfgoed bepalen. Er resten slechts een paar historische hoeves die teruggaan tot de 16de en het midden van de 17de eeuw. De sterk aangepaste gebouwen van de Klein Hoef aan het kasteel van Retie en de Bremelshoef, nu respectievelijk daterend uit de 19de eeuw en de 17de en 18de eeuw, zijn onder hun oorspronkelijke middeleeuwse benaming te lokaliseren op de Ferrariskaart. Het merendeel van de geïnventariseerde hoeves dateert echter uit de periode 1850-1940. Er zijn hoeves beschreven met losse bestanddelen, naast L-vormige varianten, en kleinere, ruim verspreide langgestrekte hoeves. Er werden ook een aantal grote modelhoeves opgenomen in de inventaris, die horen bij uitgestrekte landbouwondernemingen en proefbedrijven. In Retie zijn de Braselhoeve en de Parkhoeve gebouwd in 1951-1953 naar ontwerp van J. Verlinden (Geel) in opdracht van de Nationale Maatschappij van de Kleine Landeigendom.
Dit kanton omvat een belangrijke molenpatrimonium, met een overzicht van de verschillende types van houten en bakstenen wind- en graanwatermolens. Het molenpatrimonium in Retie, eertijds een tiental molens, omvatte bij inventarisatie enkel nog een graanwatermolen van 1765 op de Witte Nete en de Heerser, een in 1934 uit Arendonk geïmporteerde windmolen, opklimmend tot 1794. Midden 19de eeuw werden twee kanalen gegraven in dit kanton, die een grote invloed hadden. Aan brug 2 van het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, een ijzeren ophaalbrug van na de Tweede Wereldoorlog (jaren 1940), registreerde men een brugwachtershuis uit het tweede kwart van de 19de eeuw. Sobere bakstenen bedrijfsgebouwen herinneren aan de al bij al beperkte industriële activiteit die mede door de kanalen vanaf einde 19de-begin 20ste eeuw op gang komt. Zuivelfabriek Sint-Martinus is hiervan een voorbeeld in Retie.
De kasseiweg Heide, met recht tracé, aangelegd circa 1909, en de schietstand Het Schijf, werden beide in de inventaris bouwkundig erfgoed van Retie opgenomen, maar werden later in de inventariswebsite als landschappelijk erfgoed gecatalogiseerd.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)