Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Oud-Turnhout

geografische inventarisatie
ID
754
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/754

Beschrijving

De inventaris bouwkundig erfgoed van de gemeente Oud-Turnhout werd gepubliceerd in 1997 in boekdeel 16n1 van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen binnen de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg (AROHM) maakte de inventaris op. De optekeningsperiode ter plaatse werd gestart in de zomer 1995 en het onderzoek werd afgerond in de loop van 1997, het jaar van publicatie. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Oud-Turnhout leverde 62 inventarisfiches op.

Context en doelstelling

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Oud-Turnhout situeert zich in de hoogtijperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. De inventaris vormde in de jaren 1990 een essentieel instrument binnen het beleid van de opeenvolgende ministers Johan Sauwens en Luc Martens. Allebei wilden ze een snelle afwerking en een actualisatie van de inventaris, om een optimaal beschermingsbeleid te kunnen voeren. Gedreven door deze beleidsvisie, publiceerden de inventaristeams in Vlaanderen in de jaren 1990 negentien boeken, dubbel zoveel als wat ze in het vorige decennium realiseerden. De inventaristeams in de provincie Antwerpen vatten in de zomer van 1995 het veldwerk aan voor het laatste arrondissement in hun provincie, het arrondissement Turnhout, waarvoor het boekdeelnummer 16n was voorzien. Boek 16n1 presenteerde minister Martens in 1997. Het bevat de inventaris bouwkundig erfgoed van het kanton Turnhout, bestaande uit de Turnhout, Beerse met Vlimmeren, Vosselaar en Oud-Turnhout, Kempense gemeenten gelegen in de substreek Noorderkempen.

De doelstellingen van de inventarisatie in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde:

  1. Vooreerst wil de inventaris een beschermingsinstrument zijn als uitgangspunt voor de op te stellen lijsten van te beschermen monumenten, stads- en dorpsgezichten; de verzamelde basisdocumentatie geeft immers een beter overzicht van het bestaande bouwkundig erfgoed en vergemakkelijkt elke evaluatie voor mogelijke beschermingsvoorstellen.
  2. Vervolgens wil hij een gids zijn voor de architectuur van de streek.
  3. Ten slotte wil hij door een eerste, verbeterbaar overzicht te geven van het bouwkundig erfgoed, een uitgangspunt vormen voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Methodologie

De inventarismethodologie nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf 1988 overschakelde naar kieskantons. De schaal van een kanton garandeert een nog voldoende ruime geografische en historische samenhang. Dat deed men ook voor het arrondissement Turnhout, waarbij elk van de zes boekdelen een kieskanton omslaat. Boek 16n1 presenteerde minister Martens al in 1997. In boekdeel 16n1 komt het kanton Turnhout aan bod, met de gemeenten Turnhout, Oud-Turnhout, Beerse en Vosselaar. Dit kanton is gekenmerkt door een combinatie van stedelijk en landelijk gebied en een geürbaniseerde en geïndustrialiseerde tussenzone. De minister sprak in het woord vooraf van laatste boekdeel van het arrondissement Mechelen (13n4) nog de hoop uit dat ze binnen zijn regeerperiode het arrondissement Turnhout zouden afwerken, maar dat was te optimistisch. Boekdeel 16n2 voor het kanton Westerlo ging in 2000 ter perse, een jaar later is 16n3 met het kanton Herentals klaar en in 2002 volgden de kantons Hoogstraten in 16n4 en Mol in 16n5. Ze finaliseerden de inventaris van de provincie in 2004 met het afsluitende zesde deel van het arrondissement, voor het kanton Arendonk (16n6).

De werkwijze bij het opstellen van de inventaris van de vier gemeenten in boekdeel 16n1, Beerse, Oud-Turnhout, Turnhout en Vosselaar, volgt de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg is de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnames vulden elkaar aan. Waar onderzoek van de interieurs in de standaard methodologie beperkt bleef tot kerken en een aantal openbare gebouwen, bezocht men in dit arrondissement “in de mate van het mogelijke” ook interieurs van de belangrijkste privégebouwen.

Om de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en eventueel hun vroegere functie en evolutie te belichten, consulteerde men standaard de voornaamste bibliografische en archivalische bronnen. Omwille van tijdsefficiëntie behoorde een systematische consultatie van niet gepubliceerd archiefmateriaal echter nooit tot de methodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. De Antwerpse onderzoekers onderscheidden zich vanaf begin jaren 1990 echter door een systematisch onderzoek van de niet-uitgegeven archiefstukken voor alle gemeenten en alle types erfgoed. Men zorgde ook in landelijke gemeenten voor een evenwaardige, concrete, precieze datering van het erfgoed op basis van bouwtoelatingen, die ze bij alle gemeentelijke diensten gingen opzoeken. Het gemeentelijk archief voor bouwtoelatingen in Beerse en Turnhout werd tot 1940 systematische geraadpleegd; en gericht voor de decennia daarna. In Oud-Turnhout en Vosselaar zijn geen bouwtoelatingen van voor de Tweede Wereldoorlog bewaard. De archieven van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen (PCML), toen bewaard in het Provinciaal Archief, vormden een bron waarmee ze openbare gebouwen documenteerden. Daarenboven introduceerden deze onderzoekers het onderzoek van mutatieregisters en schetsen van het kadaster, waarmee ze een zeer betrouwbare terminus ante quem aanleverden voor alle bebouwing na circa 1831. Ten slotte maakte ook de medewerking van bewoners, eigenaars, plaatselijke kringen en specialisten om de representativiteit en authenticiteit te staven, formeel deel uit van hun methodologie.

De beschrijving van het erfgoed gebeurde volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die beschrijvingen werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie.

Bij boekdeel 16n1 maakte men een uitgebreide algemene inleiding voor de inventaris bouwkundig erfgoed van het kanton Turnhout. De gemeente Oud-Turnhout kreeg ook een eigen inleiding.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

Men selecteerde panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het kanton Turnhout gebeurde in 1995-1997. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteerde men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden.

Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen. In praktijk pasten de inventaristeam deze weggevallen limiet voor de meeste inventarissen met schroom toe. In de meeste gemeenten is er amper erfgoed geselecteerd jonger dan 1940. Niet zo voor de gemeenten in het kanton Turnhout, waar de ruime selectie aan vooruitstrevende hedendaagse architectuur sterk in het oog springt. Vroeger onderzoek toonde al aan dat de regio Turnhout een bovenlokale rol speelde op vlak van naoorlogse architectuur. In deze publicatie, gebaseerd op systematisch veldwerk en consultatie van de beschikbare bouwdossiers, komen deze streekeigen en grensoverschrijdende kenmerken en kwaliteiten zeer goed tot uiting.

Bij de selectie van bouwkundig erfgoed hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.

Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type.

Hoewel de inventaris van het kanton formeel in een apart boekdeel is gepubliceerd in de publicatiereeks, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in het volledige arrondissement, om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren. De conclusies van deze evaluatie, tegen een landschappelijke en historische achtergrond, werden beschreven in de inleiding van het kanton Turnhout. Turnhout zelf met centrumfunctie voor de omringende regio is een typische provinciestad, de overige gemeenten zijn geëvolueerd tot woondorpen. Het landelijke karakter bleef voornamelijk bewaard aan de randen van het kanton. De heterogene bebouwing is er zelden ouder dan 19de-eeuws.

Inventaris bouwkundig erfgoed in Oud-Turnhout

Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1995-1997 in Oud-Turnhout 62 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. Typerend voor inventaris bouwkundig erfgoed in het kanton Turnhout is dat er weinig erfgoed bewaard is dat ver in het verleden terug gaat. Dat geldt ook in Oud-Turnhout. Buiten de Sint-Bavokerk, de priorij Corsendonk en enkele aangepaste hoeven met oude inplanting of kern, dateert al het geregistreerde erfgoed van eind 19de of 20ste eeuw.

Oud-Turnhout heeft geen deelgemeenten. Van de drie grote woonconcentraties vormden het centrum van Oud-Turnhout en Oosthoven al vanaf het vierde kwart van de 18de eeuw belangrijke woonkernen. Er is relatief weinig historische dorpsbebouwing bewaard in deze kernen. Daarbij gaat het vooral om erfgoed gebouwd eind 19de of begin 20ste eeuw, zoals de klooster- en schoolgebouwen, het gemeentehuis in neo-Vlaamserenaissancestijl, de pastorieën, lage dorpswoningen en een paar burgerhuizen van twee bouwlagen.

Tot in de 19de eeuw had Oud-Turnhout een overwegend agrarisch karakter bestaande uit open en afgesloten wei- en akkerland. Ongeveer een kwart van het geselecteerde erfgoed getuigt van deze landelijke geschiedenis; het gaat om hoeves met losstaande bestanddelen of in L-vorm, en om een aantal woonstalhuizen. Een aantal landhuizen, villa’s en jachthuizen kenmerken nog steeds de omgeving van het Zwaneven, dat tot in de 20ste eeuw een vrij ongerept natuurgebied bleef, waar zich vanaf eind 19de eeuw grootgrondbezitters en industriëlen vestigden, maar ook kunstschilders.

Oud-Turnhout kende vanaf de 19de eeuw nijverheid rond het kanaal. De bouwkundige getuigen daarvan zijn vrijwel allemaal verdwenen. Enkel de pannenfabriek T.T.R. werd nog opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed.

In de naoorlogse woonzones buiten de dorpskernen, registreerde men enkele hoogwaardige realisaties van vernieuwende architectuur, voornamelijk privéwoningen. De erkenning van het grote belang van de hedendaagse architectuur in de regio rond Turnhout is dus ook in de inventaris van Oud-Turnhout duidelijk afleesbaar.

  • DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 1997: Verantwoording, in: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Turnhout, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n1, Brussel - Turnhout, VII-X.
  • MARTENS L. 1997: Woord Vooraf, in: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Turnhout, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n1, Brussel - Turnhout, V-VI.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen


Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten

Schuurhovenberg (Oud-Turnhout)
Voormalig landhuis/jachthuis van de familie Misonne werd in 1934 gebouwd en is gelegen te midden van een voormalig park met vijver en cementrustieke tuinbrug, in- en uitheemse boomsoorten en echelkuilen.


Corsendonk 5 (Oud-Turnhout)
Omwald domein met gedeeltelijk bewaard kloostercomplex, opklimmend tot de eerste helft van de 16de eeuw en de 17de eeuw, in laatgotische en traditionele bak- en zandsteenstijl. Tuinontwerp door J. Wirtz met onder meer een gereconstrueerde kloostertuin.


Dorp 31 (Oud-Turnhout)
Complex geheel opgetrokken in verschillende fasen, oudste gedeelte circa 1906 naar ontwerp van J. Taeymans, in neo-Vlaamserenaissance-stijl.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Oud-Turnhout [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/754 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.