Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Olen

geografische inventarisatie
ID
755
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/755

Beschrijving

De inventaris bouwkundig erfgoed van de gemeente Olen werd gepubliceerd in 2001 in boekdeel 16n3 van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg (AROHM) maakte de inventaris op. Het onderzoek werd in het voorjaar van 1998 gestart en afgerond met controle- en interieurbezoeken in het voorjaar van 1999. De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in 2001. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Olen leverde 36 inventarisfiches op.

Context en doelstelling

Het boekdeel 16n3 bevat de inventaris bouwkundig erfgoed van de gemeenten gelegen in het kieskanton Herentals. Het is één van de zes inventarisdelen die samen het bouwkundig erfgoed omvatten van het arrondissement Turnhout. Het inventarisproject Bouwen door de eeuwen heen nam het arrondissement steeds als geografisch basis voor het onderzoek, om zo een voldoende ruime geografische blik te garanderen. Met het arrondissement Turnhout konden de inventaristeams van de provincie Antwerpen hun inventarisproject afronden. Het laatste boekdeel 16n6 verscheen in 2004.

Het inventarisproject in het arrondissement Turnhout speelde zich af op een kantelmoment in de geschiedenis van het project Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Met als hoofdbedoeling de doorlooptijd van inventarisatie naar beschermingsdossier in te korten, viel in het jaar 2000 de beslissing de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Aan de basis van die beslissing lag de beschermingspolitiek van minister Johan Sauwens, die in 2000 bevoegd was voor monumenten- en landschapszorg. De minister wilde zeer intensief inzetten op beschermen van bouwkundig erfgoed. Hij zag een beschermingspakket als een logische stap na de afwerking van de inventaris van een gemeente, en wilde dit proces versneld zien. Hij vroeg om binnen zijn regeerperiode, dus voor 2004, het inventarisproject voor heel Vlaanderen af te werken, om op die manier in elke gemeente in Vlaanderen de nodige monumenten te kunnen beschermen. De beleidsbrief is duidelijk: “Teneinde eind 2003 de lopende inventaris van het bouwkundig erfgoed van het Vlaams gewest af te ronden zal vanaf 2001 een versnelde inventarisatie plaatsvinden waarbij in de eerste plaats aandacht zal besteed worden aan de selectie van de voor bescherming vatbare monumenten.” Paul Van Grembergen, die Sauwens in 2001 opvolgde als bevoegde minister, zette dit beleid onverminderd verder.

De inventarisploeg in Antwerpen, die op een zucht stond van de afwerking van de inventaris in het arrondissement Turnhout, mocht de lopende inventarisaties en de geplande publicaties afwerken volgens de klassieke methodologie.

De doelstellingen van de inventarisatie in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde:

  1. Vooreerst wil de inventaris een beschermingsinstrument zijn als uitgangspunt voor de op te stellen lijsten van te beschermen monumenten, stads- en dorpsgezichten; de verzamelde basisdocumentatie geeft immers een beter overzicht van het bestaande bouwkundig erfgoed en vergemakkelijkt elke evaluatie voor mogelijke beschermingsvoorstellen.
  2. Vervolgens wil hij een gids zijn voor de architectuur van de streek.
  3. Ten slotte wil hij door een eerste, verbeterbaar overzicht te geven van het bouwkundig erfgoed, een uitgangspunt vormen voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Methodologie

De inventarismethodologie nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf 1988 overschakelde naar kieskantons. De schaal van een kanton garandeert een nog voldoende ruime geografische en historische samenhang. Dat deed men ook voor het arrondissement Turnhout, waarbij elk van de zes boekdelen een kieskanton omvat. Boek 16n1 presenteerde minister Martens al in 1997. In boekdeel 16n1 komt het kanton Turnhout aan bod. De minister sprak in het woord vooraf van laatste boekdeel van het arrondissement Mechelen (13n4) nog de hoop uit dat ze binnen zijn regeerperiode het arrondissement Turnhout zouden afwerken, maar dat was te optimistisch. Boekdeel 16n2 voor het kanton Westerlo ging in 2000 ter perse, een jaar later is 16n3 met het kanton Herentals klaar en in 2002 volgden de kantons Hoogstraten in 16n4 en Mol in 16n5. Ze finaliseerden de inventaris van de provincie in 2004 met het afsluitende zesde deel van het arrondissement, voor het kanton Arendonk (16n6).

De werkwijze bij het opstellen van de inventaris van de zeven gemeenten in boekdeel 16n3, Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Kasterlee, Lille, Olen, Vorselaar, volgt de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg is de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnames vulden elkaar aan. Het onderzoek van de interieurs bleef beperkt tot kerken en een aantal openbare gebouwen.

Om de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en eventueel hun vroegere functie en evolutie te belichten, consulteerde men standaard de voornaamste bibliografische en archivalische bronnen. Omwille van tijdsefficiëntie behoorde een systematische consultatie van niet-gepubliceerd archiefmateriaal echter nooit tot de methodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. De Antwerpse onderzoekers onderscheidden zich vanaf begin jaren 1990 echter door een systematisch onderzoek van de niet-uitgegeven archiefstukken voor alle gemeenten en alle types erfgoed. De archieven van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen (PCML), toen bewaard in het Provinciaal Archief, vormden een bron waarmee ze openbare gebouwen documenteerden. Daarenboven introduceerden deze onderzoekers het onderzoek van mutatieregisters en schetsen van het kadaster, waarmee ze een zeer betrouwbare terminus ante quem aanleverden voor alle bebouwing na circa 1831. Ten slotte maakte ook de medewerking van bewoners, eigenaars, plaatselijke kringen en specialisten om de representativiteit en authenticiteit te staven, formeel deel uit van hun methodologie.

De beschrijving van het erfgoed gebeurde volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die beschrijvingen werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie.

Bij boekdeel 16n3 maakte men een uitgebreide algemene inleiding voor de inventaris bouwkundig erfgoed van het kanton Herentals. Olen kreeg ook een eigen inleiding.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

Men selecteerde panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het kanton Herentals gebeurde in 1998-1999. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden.

Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen. In praktijk pasten de inventaristeam deze weggevallen limiet voor de meeste inventarissen met schroom toe. In de meeste gemeenten is er amper erfgoed geselecteerd jonger dan 1940.

Bij de selectie van bouwkundig erfgoed hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.

Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type.

Hoewel de inventaris van het kanton formeel in een apart boekdeel is gepubliceerd in de publicatiereeks, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in het volledige arrondissement, om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren. De conclusies van deze evaluatie, tegen een landschappelijke en historische achtergrond, werden beschreven in de inleiding van het kanton Herentals. Het gebied hoort bij de Kempen en wordt gekenmerkt door een vrij centraal gelegen stedelijk centrum van de Herentalse binnenstad en voorts een landelijk gebied met representatieve dorpsbebouwing in kernen en verspreide hoevebouw in het ommeland, als getuige van de eertijds overwegend agrarische bedrijvigheid. De talrijk verspreide kapellen maken een belangrijk deel uit van het volkskundige en religieuze erfgoed van de Kempen. In tegenstelling tot elders in ons land bleven in dit kanton opvallend veel van deze gebedshuisjes bewaard.

Inventaris bouwkundig erfgoed in Olen

Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1998-2001 in Olen 36 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed.

De samenstelling van deze inventaris is representatief voor het bouwkundig erfgoed in het kanton Herentals. We krijgen een representatief beeld van een bescheiden, landelijke gemeente, met bouwkundig erfgoed dat alle daarbij horende erfgoedtypes vertegenwoordigt. Kerken, pastorieën, lagere school en gemeentehuis typeren de gemeente. De basisbebouwing bestaat uit dorpswoningen, herbergen, burgerhuizen en een aantal villa’s, vooral eind-19de- en begin-20ste-eeuws. Sporen van de vroeger dominerende landbouwactiviteit zijn de her en der bewaarde, doorgaans kleinschalige langgestrekte hoeves. Zoals overal in het kanton Herentals, inventariseerde men een aantal erfgoedwaardige kapellen. Dat de inventaristeams in Antwerpen voldoende oog hadden voor recentere architectuur, is geïllustreerd door de opname van de Olense cité en een watertoren uit de jaren 1960. Opmerkelijk is dat zowel de Drielingsluizen op het Albertkanaal (1970-1974) met de vlakbij gelegen bunkers uit de Tweede Wereldoorlog geen eigen beschrijving kregen, hoewel hun belang voor de gemeente werd toegelicht in de gemeente-inleiding.

  • KENNES H. & STEYAERT R. 2001: Verantwoording, in: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Herentals, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n3, Brussel - Turnhout, VII-X.
  • MARTENS L. 1997: Woord Vooraf, in: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Turnhout, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n1, Brussel - Turnhout, V-VI.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Olen [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/755 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.