De inventaris bouwkundig erfgoed van de gemeente Sint-Katelijne-Waver en deelgemeente Onze-Lieve-Vrouw-Waver werd gepubliceerd in 1997 in boekdeel 13n4 van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen binnen de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg (AROHM) maakte de inventaris op. De optekeningsperiode ter plaatse werd gestart in de zomer 1995 en het onderzoek werd afgerond in de loop van 1997, het jaar van publicatie. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Sint-Katelijne-Waver en Onze-Lieve-Vrouw-Waver leverde 129 inventarisfiches op.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Sint-Katelijne-Waver situeert zich in de hoogtijperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. De inventaris vormde in de jaren 1990 een essentieel instrument binnen het beleid van de opeenvolgende ministers Johan Sauwens en Luc Martens. Allebei wilden ze een snelle afwerking en een actualisatie van de inventaris, om een optimaal beschermingsbeleid te kunnen voeren. Gedreven door deze beleidsvisie, publiceerden de inventaristeams in Vlaanderen in de jaren 1990 negentien boeken, dubbel zoveel als wat ze in het vorige decennium realiseerden. In de buitendienst Antwerpen waren twee inventaristeams actief, die samen zes boeken schreven in de jaren 1990. Ze sprongen daarbij in voor elkaar, werkten waar nodig verder met de veldwerkfiches van anderen, zodat alle publicaties opgevolgd werden, en nergens een te grote vertraging optrad. Tussen 1990 en 1997 zorgden ze onder meer voor de volledige inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het arrondissement Mechelen in vier delen, 13n1 tot 13n4.
De doelstellingen van de inventarisatie in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde:
Bij de inventarissen in het arrondissement Mechelen lezen we de nadruk op de eerste doelstelling expliciet af uit het woord vooraf van minister Luc Martens. Luc Martens was bevoegd voor monumentenzorg ten tijde van de publicatie van boekdeel 13n4 in 1997. Hij greep de publicaties die tijdens zijn legislatuur verschenen aan om zijn beleid in de verf te zetten, en systematisch de link tussen inventaris en beschermen te leggen. Vooraan in de publicatie van elk boekdeel lezen we een stand van zaken van de beschermingsdossiers in de geïnventariseerde regio en de intentie om aansluitend bij de nieuwe inventaris over te gaan tot de “spoedige bescherming” van het bouwkundig erfgoed dat op basis van de inventaris als beschermenswaardig werd geselecteerd.
De inventarismethodologie nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf 1988 overschakelde naar kieskantons. De schaal van een kanton garandeert een nog voldoende ruime geografische en historische samenhang. Dat deed men ook voor het arrondissement Mechelen, waarvoor vier boekdelen werden voorzien. Boekdeel 13n4 behandelde twee kantons, het kanton Duffel en het kanton Heist-op-den-Berg. Het kanton Duffel bevat de gemeenten Bonheiden, Duffel en Sint-Katelijne-Waver. Het kanton Heist-op-den-Berg bespreekt behalve Heist-op-den-Berg ook Nijlen en Putte.
De werkwijze bij het opstellen van de inventaris van de zes gemeenten in boekdeel 13n4 volgt de basisprincipes van de inventarismethodologie van het inventarisproject Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk ter plaatse is de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnames vullen elkaar aan. Van belang hierbij is dat men steeds registreert vanop de openbare weg. Het onderzoek van de interieurs bleef in de standaard methodologie beperkt tot kerken en een aantal openbare gebouwen. Waar interieurelementen bekend waren door de vermelding in literatuur, werden die wel meegenomen. Het inventaristeam ging voor de inventaris van boekdeel 13n4 actief op zoek naar contacten om van de belangrijkste panden het interieur te kunnen bezoeken. In de verantwoording van de publicatie bedankten de auteurs expliciet “de talrijke eigenaars die ons welwillend hun medewerking verleenden”.
Om de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en eventueel hun vroegere functie en evolutie te belichten, consulteerde men standaard enkel de voornaamste bibliografische en archivalische bronnen. Omwille van tijdsefficiëntie behoorde een systematische consultatie van niet-gepubliceerd archiefmateriaal nooit tot de methodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. De Antwerpse onderzoekers onderscheidden zich vanaf begin jaren 1990 door een systematisch onderzoek van de niet-uitgegeven archiefstukken voor alle gemeenten en alle types erfgoed. Sinds de inventarissen van de binnensteden van Antwerpen en Gent was archiefonderzoek deel gaan uitmaken van de methodologie voor historische steden. De Antwerpse teams zorgde ook in landelijke gemeenten voor een evenwaardige, concrete, precieze datering van het erfgoed op basis van bouwtoelatingen, die ze bij alle gemeentelijke diensten gingen opzoeken. De archieven van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen (PCML), toen bewaard in het Provinciaal Archief, vormden een bron waarmee ze openbare gebouwen documenteerden. Daarenboven introduceerden deze onderzoekers het onderzoek van mutatieregisters en schetsen van het kadaster, waarmee ze een zeer betrouwbare terminus ante quem aanleveren voor alle bebouwing na circa 1831. In het woord vooraf van boekdeel 13n4 besteedde minister Martens aandacht aan de consultatie van mondelinge bronnen: de medewerking van bewoners, eigenaars, plaatselijke kringen en specialisten om de representativiteit en authenticiteit te staven, maakte vanaf dit boekdeel formeel deel uit van hun methodologie.
De beschrijving van het erfgoed gebeurde volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die beschrijvingen werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in langere beschrijvingen per gebouw of constructie, en leidde ook tot de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie.
Bij boekdeel 13n4 maakte men een uitgebreide algemene inleiding voor de inventaris bouwkundig erfgoed van de kantons Duffel en Heist-op-den-Berg. De gemeente Sint-Katelijne-Waver kreeg, net als de andere gemeenten, ook een gemeente-inleiding.
Men selecteerde panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in deze twee kantons gebeurde in 1995-1997. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden.
Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen. In praktijk pasten de inventaristeam deze weggevallen limiet voor de meeste inventarissen met schroom toe. In de meeste gemeenten is er amper erfgoed geselecteerd jonger dan 1940.
Bij de selectie van bouwkundig erfgoed hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type.
Hoewel de inventaris van de kantons Duffel en Heist-op-den-Berg formeel in een apart boekdeel is gepubliceerd in de publicatiereeks, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in het volledige arrondissement, om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren. De conclusies van deze evaluatie, tegen een landschappelijke en historische achtergrond, werden beschreven in de inleiding van de kantons Duffel en Heist-op-den-Berg. Men typeert het aanwezige bouwkundig erfgoed als eerder bescheiden en streekeigen, gemarkeerd door talrijke langgestrekte hoeves en woonstalhuizen. Eerder uitzonderlijk zijn de grote hoeves en schuren, en de historische landhuizen. De kerkelijke en militaire architectuur in deze kantons werd door de onderzoekers getypeerd als het lokale niveau overstijgend.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1995-1997 in Sint-Katelijne-Waver en Onze-Lieve-Vrouw-Waver 129 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De inventaris van Sint-Katelijne-Waver telt 73 objecten, in Onze-Lieve-Vrouw-Waver werden 56 panden en constructies opgenomen.
In deze overwegend landelijke streek vormt Sint-Katelijne-Waver één van de weinige kernen met een verstedelijkte karakter. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verdween in het centrum van Sint-Katelijne-Waver een groot deel van de oorspronkelijke bebouwing door oorlogsgeweld, waardoor er relatief weinig historische bebouwing is bewaard in het centrum. Er zijn slechts een aantal voorbeelden van gebouwen die ouder zijn dan de 19de eeuw. De bebouwing is er vrij bescheiden, met bakstenen burger- en arbeidersbebouwing, die ook voor wat betreft de 20ste-eeuwse architectuur eerder traditioneel en conventioneel is. Het valt op dat deze inventaris geen voorbeelden bevat van erfgoed uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Behalve de parochiekerken en pastorieën, is Sint-Katelijne-Waver gekenmerkt door een aantal grote zorg- en onderwijsinstellingen, zoals het Klooster en college Hagelstein en het verzorgingstehuis Borgerstein.
Ook Onze-Lieve-Vrouw-Waver is een eertijds schaars bebouwde, landelijke gemeente, die meermaals te lijden had onder oorlogsgeweld. Dorpskern met naast het ensemble van kerk, pastorie en voormalig gemeentehuis, de markante aanwezigheid van het klooster- en scholencomplex van de zusters ursulinen dat samen met de kerktoren aan de gemeente haar unieke skyline verleent. Deze toonaangevende en internationaal befaamde instelling groeide vanaf het midden van de 19de eeuw tot op heden uit tot een geheel met verschillende afdelingen annex klooster. Ondanks vernielingen tijdens de beide wereldoorlogen is het monumentale gebouw nog steeds zeer goed bewaard, inclusief het eclectische interieur met onder meer de art-nouveau-wintertuin met bewaard meubilair.
Het grootste deel van het geïnventariseerde erfgoed bevindt zich in het gebied buiten de kernen van beide deelgemeenten. Het overwegend agrarische verleden uit zich in de aanwezigheid van bescheiden langgevelhoeves naast meer prestigieuze, meerledige boerderijen met losstaande bestanddelen. De meest courante hoeven uit de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw zijn vrij eenvoudige, lage bakstenen gebouwen met dubbelhuisopstand en getoogde of rechthoekige muuropeningen. De ruimere hoeven met losstaande bestanddelen behoorden vaak tot het patrimonium van een adellijk geslacht, een invloedrijke abdij of een andere religieuze instelling. Het Hooghuis is hiervan een voorbeeld. Karakteristiek voor de streek is de groenteteelt onder glas. Een aantal zeldzame historische serres zijn opgenomen in de inventaris. Behalve het agrarische erfgoed, registreerde men in het buitengebied ook een aantal landhuizen en kastelen uit de 19de of begin 20ste eeuw, sommige met oudere kern.
Typerend voor deze gemeente is het militair erfgoed. In 1909-1912 bouwde men het fort Midzelen met twee veldschansen. Rond zo’n forten vind men de typische houten servitudenwoningen terug, waarvan er in deze gemeente één werd geregistreerd in de inventaris. In het oostelijk deel van de gemeente vallen de bunkers op van K.W.-linie, een antitankhindernis vanaf 1939 aangelegd tussen Koningshooikt en Wavre als verbinding tussen de vestingen Antwerpen en Namen. Hoewel dit bouwkundig erfgoed beschreven werd in de inleiding van het kanton en de deelgemeenten, werd de linie niet apart beschreven in de inventaris. Pas in 2015 werden deze toegevoegd aan de inventaris bouwkundig erfgoed.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Sint-Katelijne-Waver [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/763 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.