Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Harelbeke

geografische inventarisatie
ID
778
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/778

Beschrijving

De inventaris van het bouwkundig erfgoed in Harelbeke, Bavikhove en Hulste werd opgemaakt in 2007-2009. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde tussen juni 2007 en december 2008 op basis van veldwerk en fotografische registratie 433 panden en constructies met erfgoedwaarde. Op basis van archief- en literatuuronderzoek schreef men de inventaristeksten uit. De gegevens werden verspreid in 2009 via twee onuitgegeven papieren bundels in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Deel I bevat de inventaris van de stad Harelbeke, in deel II verzamelde men de inventarissen van deelgemeenten Bavikhove en Hulste. Het project werd gefinaliseerd in 2009 met het publiceren van de inventaristeksten op de inventariswebsite.

Context en doelstelling

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Harelbeke situeert zich aan het eindpunt van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten, waaronder Harelbeke. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking. Zo goed als alle inventarissen van de 43 West-Vlaamse gemeenten werden door de Afdeling Monumenten en Landschappen uitgevoerd, die daarvoor ook externe onderzoekers inschakelde.

In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Harelbeke werd in 2009 verspreid onder het volgnummer WVL42. Alle teksten en beelden werden in 2009 op de inventariswebsite ontsloten.

Zeer interessant bij die gedrukte bundels is vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaamse deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:

  • de inventaris het uitgangspunt vormde voor beschermingen,
  • een gids is voor de architectuur in de streek,
  • en een uitgangspunt voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:

  • de inventaris wil een hulpmiddel zijn voor het gemeentelijk beleid betreffende het architecturaal patrimonium.

Methodologie

Ook voor de laatste reeks inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan. Waar onderzoek van de interieurs in de standaard methodologie beperkt bleef tot kerken en een aantal openbare gebouwen, bezocht men bij de inventarisatie van Harelbeke ook privé-interieurs. In de verantwoording bedanken de onderzoekers de vele eigenaar en bewoners die toestemming verleenden tot het interieurbezoek.

Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Een belangrijke bron voor het onderzoek van Harelbeke was het Fonds de Roede van Harelbeke, aanwezig in de openbare bibliotheek van Harelbeke. Uit dit Fonds maakte men voornamelijk gebruik van de jaarlijkse publicaties van de Roede van Harelbeke en de bijdragen in het tijdschrift van de Heemkundige Kring van Harelbeke. Men consulteerde de bouwaanvragen uit het archief van de Technische Dienst te Harelbeke, en gebruikte als hulpbronnen de Ferrariskaart (1770-1778), de Atlas der Buurtwegen (1845) en het kaartenmateriaal bewaard in het Rijksarchief te Kortrijk, het Rijksarchief te Gent en het OCMW-archief te Kortrijk. De op die manier verzamelde bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren.

Aanvankelijk nam men bij de inventarisatie het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.

De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Sinds de jaren 1990 werden die, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Historiek, context, volume, materialen en details kregen een plaats in de gestructureerde beschrijving. De contextuele aanpak die in de jaren 1990 werd uitgewerkt, met introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen, werd eveneens aangehouden. In Harelbeke maakten de onderzoekers voor elke deelgemeente een inleiding en beschrijvingen van 136 straten waarin men erfgoed registreerde.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Harelbeke gebeurde in 2007-2009. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.

Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Harelbeke formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.

Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.

Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.

Inventaris bouwkundig erfgoed in Harelbeke

Op basis van de decretale waarden en criteria selecteerde een inventaristeam in 2007-2009 in Harelbeke, Bavikhove en Hulste 433 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris. Meer dan de helft van het bouwkundig erfgoed, goed voor 222 fiches, is gelegen in de stad Harelbeke. Deelgemeente Bavikhove heeft een inventaris van 93 erfgoedobjecten, in Hulste inventariseerde men 118 panden en constructies.

Het oudste bouwkundig erfgoed van Harelbeke, Bavikhove en Hulste concentreert zich in het landelijke gebied, en bestaat uit historische, (omwalde) hofsteden, in sommige gevallen met een geschiedenis tot de vroege middeleeuwen. In de inventaris vinden we een groot 19de-eeuws gebouwenbestand terug, waarvan de boerenhuizen soms opklimmen tot de 18de eeuw of ouder. De hoevegebouwen hebben streekeigen kenmerken: losstaande volumes in bruine/rode baksteenbouw onder zadeldaken. Boerenhuizen soms witgekalkt, in enkele gevallen voorzien van een opkamer. In het buitengebied bevinden zich ook landarbeiderswoningen, veelal achterin gelegen en opgevat als twee- of driewoonsten.

Verspreid over Harelbeke, registreerde men restanten van de zeer belangrijke vlasindustrie, gelinkt aan de ligging aan de Leie. De inventaris telt talrijke voorbeelden van vlasfabrieken, vlashandelaars- en vlasbewerkerswoningen, watermolens op de Leie, roterijen en zwingelarijen.

De concentrische, historische stadskern van Harelbeke is ontstaan rondom de 18de-eeuwse Sint-Salvatorskerk. Overige waardevolle historische architectuur zijn 18de- en 19de-eeuwse herenwoningen met (neo)classicistische, bepleisterde lijstgevels. Het gehucht Stasegem wordt getypeerd door een eind-19de-eeuwse cluster van parochiekerk, pastorie, kloosterschool, kasteel en een aaneenschakeling van interbellumwoningen. Het grootste deel van de basisbebouwing in Harelbeke wordt gekenmerkt door heterogene, voornamelijk aaneengesloten rijbebouwing uit het eerste en tweede kwart van de 20ste eeuw. De herkenbare, representatieve voorbeelden werden geregistreerd in de inventaris, met onder meer kleinschalige, neoclassicistische 19de-eeuwse bebouwing en neogotische architectuur zoals het klooster van de zusters augustinessen. Vanaf het interbellum kent de bebouwing een explosieve groei, waarvan in de inventaris talrijke getuigen zijn opgenomen. We vinden voorbeelden van conventionele interbellumwoningen, maar ook enkele met een lichte art deco- of modernistische toets. Blikvanger voor de naoorlogse architectuur is de parochiekerk van Sint-Rita, een ontwerp van architect Stynen van circa 1961-1968. Verder ook te vermelden uit de jaren 1960-70 is het bedrijfsgebouw van de Kortrijkse Katoenspinnerij van architect Ivan Van Mossevelde. Kwaliteitsvolle, hedendaagse architectuur situeert zich in de industriële context zoals het kantoorgebouw van Triplaco van architect Geert Devolder en Christian De Laey. In Bavikhove en Hulste registreerde men in de inventaris geen voorbeelden van naoorlogse architectuur.

Blikvanger van Bavikhove is de in oorsprong romaanse maar op het einde van de 19de eeuw in neogotische stijl heraangeklede Sint-Amanduskerk. De beperkte basisbebouwing in het centrum wordt gekenmerkt door zeer traditionele, voornamelijk aaneengesloten rijbebouwing uit het eerste en tweede kwart van de 20ste eeuw, met name eenvoudige woonhuizen van één à twee bouwlagen onder pannen zadel- of mansardedaken met bakstenen parement of voorzien van banden in gekleurde (witte) baksteen. Brouwerij Bavik is een belangrijk historisch gegeven in Bavikhove.

Het grootste deel van de basisbebouwing in het dorpscentrum van Hulste wordt gekenmerkt door heterogene, voornamelijk aaneengesloten rijbebouwing uit het eerste en tweede kwart van de 20ste eeuw. De inventaris bevat representatieve en herkenbare voorbeelden van 19de- en begin 20ste-eeuwse typische dorpsarchitectuur. De parochiekerk van Sint-Pieter met het merkwaardige orgel wordt in die periode herbouwd, naar een neogotisch ontwerp van Jules Carette. Er zijn lage dorpswoningen, waarvan sommige met geïncorporeerde werkplaats/magazijn. De inventaris bevat ook voorbeelden van openbare gebouwen uit die periode, zoals een klooster met school en een ouderlingentehuis. De inventaris bevat ook buiten het vlaserfgoed een aantal voorbeelden van industrieel erfgoed, zoals de 18de-eeuwse Muizelmolen en twee cichorei-asten.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Harelbeke [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/778 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.