De inventaris bouwkundig erfgoed van de gemeente Mol werd gepubliceerd in 2002 in boekdeel 16n5 van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg (AROHM) maakte de inventaris op. Het onderzoek werd in de zomer van 1999 gestart en afgerond in de zomer van 2001, met controle- en interieurbezoeken in de winterperiode 2001-2002. De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in 2002. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Mol leverde 261 inventarisfiches op.
Het boekdeel 16n5 bevat de inventaris bouwkundig erfgoed van de gemeenten gelegen in het kieskanton Mol. Het is één van de zes inventarisdelen die samen het bouwkundig erfgoed omvatten van het arrondissement Turnhout. Het inventarisproject Bouwen door de eeuwen heen nam het arrondissement steeds als geografische basis voor het onderzoek, om zo een voldoende ruime geografische blik te garanderen. Met het arrondissement Turnhout konden de inventaristeams van de provincie Antwerpen hun inventarisproject afronden.
Het inventarisproject in het arrondissement Turnhout speelde zich af op een kantelmoment in de geschiedenis van het project Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Met als hoofdbedoeling de doorlooptijd van inventarisatie naar beschermingsdossier in te korten, viel in het jaar 2000 de beslissing de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Aan de basis van die beslissing lag de beschermingspolitiek van minister Johan Sauwens, die in 2000 bevoegd was voor monumenten- en landschapszorg. De minister wilde zeer intensief inzetten op beschermen van bouwkundig erfgoed. Hij zag een beschermingspakket als een logische stap na de afwerking van de inventaris van een gemeente, en wilde dit proces versneld zien. Hij vroeg om binnen zijn regeerperiode, dus voor 2004, het inventarisproject voor heel Vlaanderen af te werken, om op die manier in elke gemeente in Vlaanderen de nodige monumenten te kunnen beschermen. Paul Van Grembergen, die Sauwens in 2001 opvolgde als bevoegde minister, zette dit beleid onverminderd verder.
In zijn woord vooraf bij de publicatie van 16n5 verwijst hij concreet naar de beschermingsvoorstellen die vanuit deze inventaris worden opgestart. De beleidsbrief is duidelijk: “Teneinde eind 2003 de lopende inventaris van het bouwkundig erfgoed van het Vlaams gewest af te ronden zal vanaf 2001 een versnelde inventarisatie plaatsvinden waarbij in de eerste plaats aandacht zal besteed worden aan de selectie van de voor bescherming vatbare monumenten.” De inventarisploeg in Antwerpen, die op een zucht stond van de afwerking van de inventaris in het arrondissement Turnhout, mocht de lopende inventarisaties en de geplande publicaties afwerken volgens de klassieke methodologie en hoefde niet over te stappen op een versnelde aanpak van de inventarisatie.
De doelstellingen van de inventarisatie in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde:
De inventarismethodologie nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf 1988 overschakelde naar kieskantons. De schaal van een kanton garandeert een nog voldoende ruime geografische en historische samenhang. Dat deed men ook voor het arrondissement Turnhout, waarbij elk van de zes boekdelen een kieskanton omvat. Boek 16n1 presenteerde minister Martens al in 1997. In boekdeel 16n1 komt het kanton Turnhout aan bod. De minister sprak in het woord vooraf van het laatste boekdeel van het arrondissement Mechelen (13n4) nog de hoop uit dat ze binnen zijn regeerperiode het arrondissement Turnhout zouden afwerken, maar dat was te optimistisch. Boekdeel 16n2 voor het kanton Westerlo ging in 2000 ter perse, een jaar later is 16n3 met het kanton Herentals klaar. In 2002 volgden de kantons Hoogstraten in 16n4 en Mol in 16n5. Ze finaliseerden de inventaris van de provincie Antwerpen in 2004 met het afsluitende zesde deel van het arrondissement, voor het kanton Arendonk (16n6).
De werkwijze bij het opstellen van de inventaris van de vier gemeenten in boekdeel 16n5, Balen, Geel, Meerhout en Mol, volgt de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg is de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnames vulden elkaar aan. Het onderzoek van de interieurs bleef beperkt tot kerken en een aantal openbare gebouwen.
Om de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en eventueel hun vroegere functie en evolutie te belichten, consulteerde men standaard de voornaamste bibliografische en archivalische bronnen. Omwille van tijdsefficiëntie behoorde een systematische consultatie van niet-gepubliceerd archiefmateriaal echter nooit tot de methodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. De Antwerpse onderzoekers onderscheidden zich vanaf begin jaren 1990 echter door een grondiger onderzoek van de niet-uitgegeven archiefstukken voor alle gemeenten en alle types erfgoed. Men zorgde ook in landelijke gemeenten voor een evenwaardige, precieze datering van het erfgoed op basis van bouwtoelatingen, die ze bij alle gemeentelijke diensten gingen opzoeken. Waar dit mogelijk was werden ook in dit kanton de gemeentelijke archieven van bouwtoelatingen nagekeken; dit was het geval voor Mol. De archieven van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen (PCML), toen bewaard in het Provinciaal Archief, vormden een bron waarmee ze openbare gebouwen documenteerden. Deze onderzoekers introduceerden het onderzoek van mutatieregisters en schetsen van het kadaster, waarmee ze een zeer betrouwbare terminus ante quem aanleverden voor alle bebouwing na circa 1831. Ten slotte maakte ook de medewerking van bewoners, eigenaars, plaatselijke kringen en specialisten om de representativiteit en authenticiteit te staven, formeel deel uit van hun methodologie.
De beschrijving van het erfgoed gebeurde volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die beschrijvingen werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie. Bij boekdeel 16n5 maakte men een uitgebreide algemene inleiding voor de inventaris bouwkundig erfgoed van het kanton Mol. De gemeente Mol kreeg ook een eigen inleiding.
Men selecteerde panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het kanton Mol gebeurde in 1999-2002. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteerde men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden.
Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen. In praktijk pasten de inventaristeams deze weggevallen limiet voor de meeste inventarissen met schroom toe. In de meeste gemeenten is er amper erfgoed geselecteerd jonger dan 1940. In het arrondissement Turnhout zijn de onderzoekers zich bewust van de grote waarde van de hedendaagse architectuur in het gebied. Vooral het kanton Turnhout bevat architectuur die het lokale belang ver overstijgt. De ervaring met inventariseren van hedendaagse architectuur die de inventaristeams in dit kanton opdoen, uit zich ook in de registratie van naoorlogse architectuur in het kanton Mol.
Bij de selectie van bouwkundig erfgoed hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type.
Hoewel de inventaris van het kanton formeel in een apart boekdeel is gepubliceerd in de publicatiereeks, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in het volledige arrondissement, om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren. De conclusies van deze evaluatie, tegen een landschappelijke en historische achtergrond, werden beschreven in de inleiding van het kanton Mol.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1999-2002 in Mol 261 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De inventaris van Mol getuigt van de algemene architecturale kenmerken die het onderzoeksteam definieerde voor het volledige kanton. Architecturaal overweegt de doorsneebebouwing van sobere dorpskerken, vele kapellen, eenvoudige burgerhuizen en kleinschalige hoevetjes. Op het stedelijke centra van Mol en Geel na, registreerde men in de periode van inventarisatie nog steeds een landelijk karakter in het volledige kanton. Ook in Mol zien we buiten het centrum relatief schaarse en kleinschalige bewoning geconcentreerd in gehuchten en wijken, al dan niet gesitueerd rondom een parochiekerk of een kapel. Naast deze bescheiden vormen van bouwkundig erfgoed, wordt de abdij van Postel in Mol tot de hoogtepunten van het Vlaamse architecturale landschap gerekend. De abdij van Postel is een van de grote Kempische norbertijnenabdijen met middeleeuwse oorsprong; van oudsher was ze een belangrijke stimulans voor de agrarische ontwikkeling van de regio.
Van de historische bebouwing in Mol is met uitzondering van de gebouwen op de Markt slechts weinig bewaard gebleven. Op de Markt registreerde men een aantal woningen met neoclassicistische lijstgevels, waarvan de kern terug gaat tot de 16de of 17de eeuw. Deze historische panden werden sterk aangepast waardoor het huidige uitzicht slechts in beperkte mate herkenbare historische elementen heeft. Vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw transformeerde Mol tot een druk bebouwd centrum, door bouw van het station. Vanaf die periode verving nieuwe bebouwing op hoog tempo de oudere bebouwing. Net als in andere stedelijke centra in de Kempen wordt het straatbeeld bepaald door een aaneengesloten bebouwing van burgerhuizen met twee tot drie bouwlagen uit de 19de en voornamelijk de 20ste eeuw. De doorsneelintbebouwing wordt er her en der onderbroken door vrijstaande of halfvrijstaande burgerhuizen, vaak met de typische verwerking van gekleurde baksteen. Het centrum van Mol bezit erfgoedwaardige voorbeelden van interbellumarchitectuur, waardoor enkele grote woningen in nieuwe zakelijkheid.
Het buitengebied wordt gekenmerkt door verspreide hoeven als getuige van de eertijds overwegend agrarische bedrijvigheid. Het aanbod van historische hoeven is beperkt, talrijk zijn de eenbeukige langgestrekte hoeven die kenmerkend zijn voor armere, zandige streken. De typische Kempische schuren met hun karakteristieke volumes en bedaking zijn een herkenningspunt in het landschap; ze waren als functionele aanhorigheid minder onderhevig aan verbouwings- of moderniseringswerken dan woonhuizen en zijn nu vaak het enige relict van een oudere hoeve. Uit onderzoek van het bouwarchief concludeerde het inventaristeam dat vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw de oorspronkelijke lemen wanden veelvuldig versteend werden; te velde zijn van de oorspronkelijke leem- en vakwerkbouw dan ook slechts zeer sporadische resten bewaard gebleven.
Typerend voor de inventarissen opgemaakt vanaf eind jaren 1990 is de aandacht die de inventaristeams besteedden aan voorbeelden van recente architectuur. In Mol kon men niet om het Studiecentrum voor Kernenergie en de bijhorende specifieke eigentijdse woonwijken heen, waardoor de gemeente vanaf de jaren 1950-1960 een internationale bekendheid kreeg. Ook andere voorbeelden van hedendaagse architectuur werden getypeerd in de inventaris. Diverse voorbeelden van straatmeubilair en zowel traditionele als 20ste-eeuwse getuigen van de industriële bedrijvigheid in Mol vervolledigen de inventaris en getuigen van een ruime blik op het bouwkundig erfgoed.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Mol [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/790 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.