Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Berlaar

geografische inventarisatie
ID
854
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/854

Beschrijving

In 1990 werd de inventaris bouwkundig erfgoed van Berlaar gepubliceerd in boekdeel 13n1 van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van het Bestuur Monumenten en Landschappen binnen het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap maakte de inventaris op. De optekeningsperiode ter plaatse liep van zomer 1986 tot begin 1990. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Berlaar leverde 172 erfgoedobjecten op.

Context en doelstelling

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Berlaar situeert zich aan het begin van de hoogtijperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Vlaanderen. Eind jaren 1980 maakte een bredere erfgoedblik het inventarisatieproces steeds gespecialiseerder. De onderzoekers combineerden hun inventarisopdracht vanaf dan met de vertaling naar beschermingsdossiers, wat het onderzoek verdiepte, maar ook het beoogde inventaristempo vertraagde. In de jaren 1990 groeide de inventaris uit tot een essentieel instrument binnen het beleid van de opeenvolgende ministers Johan Sauwens en Luc Martens. Allebei wilden ze een snelle afwerking en een actualisatie van de inventaris, om een optimaal beschermingsbeleid te kunnen voeren. Gedreven door deze beleidsvisie, publiceerden de inventaristeams in Vlaanderen in de jaren 1990 negentien boeken, dubbel zoveel als wat ze in het vorige decennium realiseerden.

Sinds de jaren 1980 gebeurde de inventarisatie door een apart team in elk van de vijf provinciale buitendiensten, aangestuurd door een centrale redacteur. De opgedeelde werking in vijf provinciale buitendiensten, elk met een andere bezetting en andere taakverdeling, zorgde voor duidelijke verschillen. We merken inhoudelijke klemtonen, een verschillende koppeling van inventariseren met beschermen, maar ook een groot verschil in het aantal gerealiseerde publicaties. In de provincie Antwerpen verliep de koppeling van de processen inventariseren en beschermen zeer vlot. Er waren twee inventarisploegen actief, die samen zes boeken schreven in de jaren 1990. Ze sprongen daarbij in voor elkaar, werkten waar nodig verder met de veldwerkfiches van anderen, zodat alle publicaties volgens de centrale planning opgevolgd werden. Ze werkten vooreerst met 3nd het laatste deel af van de inventaris van de Stad Antwerpen. Gestart met het onderzoek begin jaren 1980, presenteerde men in dit boek de inventaris van de haven en de fusiegemeenten in 1992. Tussen 1990 en 1997 zorgden ze voor de volledige inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het arrondissement Mechelen in vier delen, 13n1 tot 13n4. Boekdeel 13n1 omhelst het kanton Lier, bestaande uit de stad Lier en deelgemeente Koningshooikt, en uit de gemeente Berlaar.

De doelstellingen van de inventarisatie in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde, en worden woordelijk vermeld in de verantwoording vooraan elk boekdeel:

  1. Vooreerst wil de inventaris een beschermingsinstrument zijn, als uitgangspunt voor de op te stellen lijsten van te beschermen monumenten, stads- en dorpsgezichten; de verzamelde basisdocumentatie geeft immers een beter overzicht van het bestaande bouwkundig erfgoed en vergemakkelijkt elke evaluatie voor mogelijke beschermingsvoorstellen.
  2. Vervolgens wil de inventaris een gids zijn voor de architectuur van de streek.
  3. Tenslotte wil hij door een eerste, verbeterbaar overzicht te geven van het bouwkundig erfgoed, een uitgangspunt vormen voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Methodologie

Inventarisonderzoeker van het eerste uur Suzanne Van Aerschot-Van Haeverbeeck stond centraal in voor de eindredactie van elk boek om op die manier een gelijkvormige aanpak binnen de vijf provinciale teams te garanderen.

De inventarismethodologie nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf 1988 overschakelde naar kieskantons. De schaal van een kanton garandeert een nog voldoende ruime geografische en historische samenhang. Dat deed men ook voor het arrondissement Mechelen, dat opgedeeld werd in vier boekdelen. Boekdeel 13n1 omvat het kanton Lier, boekdeel 13n2 het kanton Mechelen, boekdeel 13n3 de twee kantons Puurs en Klein-Brabant en boekdeel 13n4 de kantons Duffel en Heist-op-den-Berg. Boek 13n1 presenteerde minister Louis Gustaaf Waltniel in 1990. Het kanton Lier vertoont een relatief heterogeen karakter door het duidelijke contrast tussen de stad Lier en het omringende landelijke gebied met Berlaar en Koningshooikt.

De werkwijze bij het opstellen van de inventarissen van Lier en Berlaar in boekdeel 13n1 volgt de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg is de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnames vulden elkaar aan. Het onderzoek van de interieurs in de standaard methodologie bleef beperkt tot kerken en een aantal openbare gebouwen. Op schaarse uitzonderingen na werden de interieurs van de privégebouwen in dit kanton niet bezocht, zodat interieurelementen enkel worden vermeld als de onderzoekers ze in de literatuur terugvonden of bij toeval ontdekten.

Om de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en eventueel hun vroegere functie en evolutie te belichten, consulteerde men standaard enkel de voornaamste bibliografische en archivalische bronnen. Omwille van tijdsefficiëntie behoorde een systematische consultatie van niet gepubliceerd archiefmateriaal nooit tot de methodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. De Antwerpse onderzoekers onderscheidden zich vanaf begin jaren 1990 echter door een systematisch onderzoek van de niet-uitgegeven archiefstukken. De archieven van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen (PCML), toen bewaard in het Provinciaal Archief, vormden een bron waarmee ze openbare gebouwen documenteerden. Daarenboven introduceerden deze onderzoekers het onderzoek van mutatieregisters en schetsen van het kadaster, waarmee ze een zeer betrouwbare terminus ante quem aanleveren voor alle bebouwing na circa 1831. Voor het erfgoed in Koningshooikt en Berlaar, waar men in tegenstelling tot Lier geen bouwdossiers kon consulteren, werden de mutatieregisters en schetsen onderzocht. Ten slotte maakte ook de medewerking van bewoners, eigenaars, plaatselijke kringen en specialisten om de representativiteit en authenticiteit te staven, formeel deel uit van hun methodologie.

De beschrijving van het erfgoed gebeurde volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die beschrijvingen werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie.

Bij boekdeel 13n1 maakte men een uitgebreide algemene inleiding voor de inventaris bouwkundig erfgoed van het kanton Lier. De gemeente Berlaar kreeg ook een eigen inleiding.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

Men selecteerde panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het kanton Lier gebeurde in 1986-1990. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976.

Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteerde men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden.

Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen. In praktijk pasten de inventaristeams deze weggevallen limiet voor de meeste inventarissen met schroom toe. In de meeste gemeenten is er weinig erfgoed geselecteerd jonger dan 1940; in Berlaar is geen enkel gebouw uit die periode in de inventaris beschreven.

Bij de selectie van bouwkundig erfgoed hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.

Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type.

Hoewel de inventaris van het kanton formeel in een apart boekdeel is gepubliceerd in de publicatiereeks, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in het volledige arrondissement, om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren. De conclusies van deze evaluatie, tegen een landschappelijke en historische achtergrond, werden beschreven in de inleiding van het kanton Lier. Lier zelf met centrumfunctie voor de omringende regio is een typische provinciestad, de overige gemeenten hadden een landelijk karakter en zijn geëvolueerd tot woongemeenten.

Inventaris bouwkundig erfgoed in Berlaar

Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1986-1990 in Berlaar 172 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed.

De gemeente Berlaar heeft historisch gezien een uitgesproken landelijk karakter, wat zich zeer sterk weerspiegelt in de inventaris die in de jaren 1980 werd opgemaakt. Berlaar is samengesteld uit meerdere gehuchten, waaronder Gestel, met in elke bewoningskern een parochiekerk met pastorie en bijhorende representatieve dorpsbebouwing, waarvan de herkenbare voorbeelden in de inventaris zijn geregistreerd. Zowel Berlaar als Gestel heeft een 19de-eeuws gemeentehuis. De dienstverlenende rol wordt vertegenwoordigd door een aantal scholen met erfgoedwaarde, twee kloosters met scholen, en een rusthuis, met een herkenbare en soms beeldbepalende baksteenarchitectuur. De historische basisbebouwing in de kernen is voornamelijk lintbebouwing uit de 19de- en het begin van de 20ste eeuw. De inventaris bevat een uitgebreide selectie aan lage dorpswoningen in eenvoudige baksteenbouw onder zadeldaken. Eveneens representatieve historische architectuur voor dorpskernen zijn de herbergen, mouterijen en brouwerijen die men registreerde. Meer prestigieuze woningen uit deze periode zijn sterk in de minderheid; de inventaris bevat een paar voorbeelden van burgerwoningen met eenvoudige bakstenen lijstgevels en een laatclassicistische herenwoning met driehoekig fronton. Jonge architectuur, daterend uit de periode vanaf 1910, is weinig vertegenwoordigd in de inventaris van Berlaar. Men typeerde een tweetal villa’s of landhuizen gebouwd net voor de Eerste Wereldoorlog, in een sobere architectuur. In eenzelfde sobere, eerder conservatieve stijl is het station van Berlaar, gebouwd in 1912-13. Twee burgerhuizen uit de jaren 1920 getuigen nog meer van een zeer conservatieve, historiserende architectuur. Uit de jaren 1930 selecteerde men een aantal voorbeelden van moderne, vooruitstrevende architectuur. Vooreerst een parochiekerk uit 1934, maar ook twee woningen van architect S. Strauven uit 1935. Jongere architectuur ontbreekt in de inventaris van Berlaar.

Naast de parochiekerken vertegenwoordigen de drie kasteeldomeinen in Berlaar de hoogste historische en architecturale waarde. Het kasteeldomein Gestelhof, een historisch waterkasteel met onder meer een hovenierswoning, dienstgebouwen, gelegen in een park met paviljoentjes, tuinbruggen enz., behoort tot het belangrijkste erfgoed van de gemeente. Ook het Kasteel Hof van Rameyen met kasteelhoeve heeft een hoge erfgoedwaarde. Het Berlaarhof is dan weer een representatief voorbeeld van een midden-19de-eeuws kasteeldomein.

De kwantitatieve nadruk ligt in de inventaris bouwkundig erfgoed van Berlaar op de landelijke architectuur. Verspreid over het gebied zijn er talrijke landbouwbedrijven en hoeven, waarvan een groot deel opklimt tot de 18de eeuw of zelfs ouder. Men inventariseerde de historische hoevesites, bijvoorbeeld het Hof van Heynsbroeck, Hooghuys, Boterhoeve, Neerhoeve, Hoeve ’t Slootje en de Pauwenberghoeve. Verder zijn er veel representatieve voorbeelden te vinden van streekeigen langgestrekte hoeves en woonstalhuizen, doorgaans uit de 19de of begin 20ste eeuw, bestaande uit baksteenbouw onder zadeldaken.

  • S.N. 1990: Verantwoording, in: KENNES H. & WYLLEMAN L., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Lier, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n1, Brussel – Turnhout, VIII.
  • WALTNIEL L.G. 1990: Woord vooraf, in: KENNES H. & WYLLEMAN L., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Lier, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n1, Brussel – Turnhout, V-VI.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Berlaar [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/854 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.