De inventaris van het bouwkundig erfgoed in Wielsbeke, Ooigem en Sint-Baafs-Vijve werd opgemaakt in 2007-2008. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde van maart 2007 tot januari 2008 op basis van veldwerk en fotografische registratie 227 panden en constructies met erfgoedwaarde. Op basis van archief- en literatuuronderzoek schreef men de inventaristeksten uit. De gegevens werden verspreid in 2008 via een onuitgegeven papieren bundel in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Het project werd gefinaliseerd in hetzelfde jaar met het publiceren van de inventaristeksten op de inventariswebsite.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Wielsbeke situeert zich aan het eindpunt van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten, waaronder Wielsbeke. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking. Zo goed als alle inventarissen van de 43 West-Vlaamse gemeenten werden door de Afdeling Monumenten en Landschappen uitgevoerd, die daarvoor ook externe onderzoekers inschakelde.
In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Wielsbeke werd in 2008 verspreid onder het volgnummer WVL36. Alle teksten en beelden werden in datzelfde jaar op de inventariswebsite ontsloten.
Zeer interessant bij die gedrukte bundels is vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaamse deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:
Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:
Ook voor de laatste reeks inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.
Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. De onderzoekers konden zich voor de geschiedenis van Wielsbeke en deelgemeenten baseren op de talrijke heemkundige publicaties die beschikbaar waren. Als hulpbron werd gebruik gemaakt van historisch kaartmateriaal, onder meer de Ferrariskaart (1770- 1778), de Atlassen der Buurtwegen (1843-1845), de P.C. Popp-kaart (circa 1850), de opeenvolgende kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (tweede helft 19de - begin 20ste eeuw). Men consulteerde de originele stukken bewaard in diverse rijksarchieven en nam de 20ste-eeuwse bouwaanvragen door die bewaard waren in het gemeentearchief van Wielsbeke. De op die manier verzamelde bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren.
Aanvankelijk nam men bij de inventarisatie het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.
De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Sinds de jaren 1990 werden die, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Historiek, context, volume, materialen en details kregen een plaats in de gestructureerde beschrijving. De contextuele aanpak die in de jaren 1990 werd uitgewerkt, met introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen, werd eveneens aangehouden. In Wielsbeke maakten de onderzoekers beschrijvingen van alle deelgemeenten en straten waar men erfgoed registreerde.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Wielsbeke gebeurde in 2007-2008. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Wielsbeke formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.
Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.
Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.
Op basis van de decretale waarden en criteria selecteerde een inventaristeam in 2007-2008 in Wielsbeke, Ooigem en Sint-Baafs-Vijve 227 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris. Men werkte 89 fiches uit voor bouwkundig erfgoed gelegen in spilgemeente Wielsbeke, 66 panden en constructies zijn gelegen in Ooigem, de inventaris van Sint-Baafs-Vijve telt 72 resultaten. Om deze relicten te kaderen in hun omgeving werden 89 straatinleidingen opgemaakt.
Wielsbeke werd tot de jaren 1960 dankzij de ligging aan de Leie gedomineerd werd door de vlasverwerkingsindustrie, waarvan de inventaris heel veel getuigen bevat, voornamelijk daterend uit het interbellum. Over het gehele grondgebied registreerde men vlasschuren, zowel eenbeukige met aanpalend woonhuis, als meerbeukige met opeenvolgende zadeldaken en vlasschuren met stompe zadeldaken. Bewaarde roterijen en vlasfabrieken bevinden zich hoofdzakelijk in landelijk gebied, meestal betonnen roterijen met naastgelegen zwingelarij en één of meerdere schuren. Het watergebonden industrieel erfgoed, zoals sluizen, maakt eveneens deel uit van het bouwkundig erfgoed in Wielsbeke. Een waardevol relict van 19de-eeuws waterverkeer is de drietrapssluis tussen de Leie en het kanaal Roeselare-Leie.
In het agrarische gebied van Wielsbeke nam men representatieve voorbeelden op van de verspreide alleenstaande hoeves met voornamelijk 19de-eeuws gebouwenbestand, waarvan het boerenhuis soms opklimt tot de 18de eeuw of ouder. Van de historische hoeves zijn enkele nog gedeeltelijk omwald. Hoevebouw met streekeigen kenmerken: losstaande, voornamelijk 19de-eeuwse volumes in donkerrode baksteenbouw onder zadeldaken. Boerenhuizen al dan niet witgekalkt, in enkele gevallen voorzien van opkamer en/of aansluitende stal.
De centrale blikvanger in het centrum van spilgemeente Wielsbeke is het gemeentehuis, gevestigd in het omwalde kasteel Ten Broucke van 1780. Het kasteel vormt een ensemble met de bijhorende 18de-eeuwse kasteelhoeve, de eind-19de en begin 20ste-eeuwse conciërge- en hovenierswoningen en de centrale dreef. De basisbebouwing is gekenmerkt door heterogene rijbebouwing, uit de 19de eeuw maar voornamelijk uit de eerste helft van de 20ste eeuw, waarvan de representatieve, herkenbare voorbeelden werden geselecteerd als bouwkundig erfgoed, met name lage 19de-eeuwse dorpswoningen en neoclassicistische burgerhuizen. Voorbeelden van neogotiek zijn het eind-19de-eeuwse klooster met school en kapel en enkele woonhuizen uit het begin van de 20ste eeuw. Tijdens het interbellum kent de bebouwing een explosieve stijging. De inventaris bevat voorbeelden van interbellumwoningen in conservatieve, eenvoudige bouwstijlen, maar ook enkele met een meer modernistische toets. Zeldzame buitenlandse invloed is terug te vinden in een villa in de Ooigemstraat. Uit de jaren 1960 werden ontwerpen van architecten Degeyter en Vanassche geselecteerd.
Ooigem heeft als historische kern het kasteel van Ooigem, bestaande uit een omwalde site met 17de-eeuws kasteel met oudere kern, met neerhof en duiventoren, en met omringend kasteelpark. In de inventaris werden de zeldzame voorbeelden van de lage 18de- of 19de-eeuwse bebouwing langs het Sint-Brixiusplein opgenomen. Ook de nog schaarse voorbeelden van woningen uit het einde van de 19de of het begin van de 20ste eeuw werden geïnventariseerd. Tijdens het interbellum kent de bebouwing ook in Ooigem een explosieve stijging. Naast de traditionele interbellumwoningen met eenvoudige bakstenen lijstgevels, vinden we in Ooigem art-deco-invloeden terug.
Sint-Baafs-Vijve behield meer dan de andere deelgemeenten het landelijk karakter, met een kleine historische dorpskern rondom de begin-20ste-eeuwse neoromaanse Sint-Bavokerk. In de dorpskern zijn de meeste woningen vernieuwd. Uit de 19de eeuw komen verspreid over het grondgebied nog enkele bakstenen eenlaagswoningen voor en voorbeelden van neoclassicistische burgerwoningen, onder meer de pastorie, een brouwerswoning en een fabrikantenwoning. Eveneens uit het laatste kwart van de 19de eeuw dateert het klooster- en schoolgebouw. Een voorbeeld van neogotiek/eclecticisme is het landhuis van de familie Carton/Lambrecht. Een representatieve getuige van begin-20ste-eeuws expressief eclecticisme is het samenstel van twee burgerwoningen in de Rijksweg, met later ingebracht interieur van de hand van Kunstwerkstede De Coene. Ook in deze deelgemeente een groei van de bebouwing tijdens het interbellum, met in de inventaris voorbeelden van eerder conventionele architectuur en art deco, net als een voorbeeld van cottagestijl en modernisme.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Wielsbeke [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/876 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.