De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Diksmuide gebeurde in 2003-2005. Het inventaristeam van de toenmalige Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde op basis van veldwerk en fotografische registratie in deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem, Lampernisse, Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobs-Kapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen 694 panden en constructies met erfgoedwaarde. De gegevens werden in 2005 verspreid via twee papieren, maar niet uitgegeven bundels binnen de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. In deel I bundelde men de inventarissen van Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse. Het tweede deel bevat de inventarisgegevens van Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobs-Kapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen. Het project werd gefinaliseerd in 2008 met het publiceren van de inventaristeksten op de inventariswebsite.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Diksmuide situeert zich in de eindperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten. De inventaris van Diksmuide was daar één van. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking.
In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Diksmuide werd in 2005 verspreid onder het volgnummer WVL18, dat omwille van de omvang van het verzamelde materiaal twee bundels omvat. Alle teksten en beelden werden op de inventariswebsite ontsloten in 2008.
Zeer interessant bij die gedrukte bundels is de vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaamse deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:
Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:
Ook voor de laatste reeks inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.
Aanvankelijk nam men het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.
De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren.
Gelegen in de Westhoek, wordt de inventaris van Diksmuide getekend door bouwkundig erfgoed gerelateerd aan de Eerste Wereldoorlog. De inventarismethodologie paste zich aan deze specifieke erfgoedtypes aan. Zo werd er voor de selectie en typering van de alomtegenwoordige wederopbouwarchitectuur gebruik gemaakt van de wederopbouwplannen bewaard in het Diksmuidse stadsarchief. Voor de grotere panden werd daarnaast het archief van de KCML en het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten geconsulteerd.
Van groot belang voor de inventaris van Diksmuide was de nauwe samenwerking met het inventaristeam dat van 2002 tot en met 2005 een inventaris opmaakte van de materiële overblijfselen uit de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek. Deze inventaris was een gemeenschappelijk project van de Afdeling Monumenten en Landschappen (Vlaamse overheid) en de provincie West-Vlaanderen. Het project bereidde de procedure voor om het Wereldoorlogerfgoed in dit gebied te laten erkennen als UNESCO-werelderfgoed.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Diksmuide en deelgemeenten gebeurde van januari 2003 tot september 2005. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Lo-Reninge formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.
Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.
Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 2003-2005 in Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem, Lampernisse, Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobs-Kapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen 694 panden en constructies voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed.
De samenstelling van de inventaris bouwkundig erfgoed in Diksmuide is sterk bepaald door de ligging in de Westhoek, de regio bij uitstek in Vlaanderen die geteisterd werd door de Eerste Wereldoorlog. De inventaris bestaat grotendeels uit twee groepen bouwkundig erfgoed rechtstreeks gelinkt aan die oorlog. Enerzijds is de typische historiserende wederopbouwarchitectuur alomtegenwoordig. En anderzijds is de inventaris gekenmerkt door het grote aantal oorlogserfgoed, dat zowel militaire constructies omvat als oorlogsgedenktekens en begraafplaatsen. In de uitgebreide plaatsinleidingen die voor de gemeente en elk van de deelgemeenten werden geschreven, gaat men dieper in op de typering van het erfgoed in dat historische kader. De inleiding van de fusiegemeente Diksmuide bevat een historische schets van de Eerste Wereldoorlog en het IJzerfront. De inleiding van Diksmuide bevat een uitgebreide bespreking van de wederopbouwarchitectuur in deze stad, met aandacht voor de instanties en ontwerpers die het stadsbeeld hebben bepaald. Ook in de inleidingen van de andere deelgemeenten wordt de bepalende impact van de oorlog op de samenstelling van de inventaris toegelicht en geïllustreerd met voorbeelden.
Diksmuide zelf heeft een inventaris van 232 bouwkundige objecten. De volledige stad werd op het historische stratenpatroon wederopgebouwd. De historiserende wederopbouwarchitectuur werd voor alle gebouwtypes toegepast, zowel voor religieuze en burgerlijke openbare gebouwen, als voor alle vormen van eengezinswoningen. De deelgemeenten zijn stuk voor stuk gekenmerkt door een kleine, volledig wederopgebouwde dorpskern en een omliggend, weinig bebouwd landelijk gebied. Opvallend is dat voor sommige dorpskernen een nieuwe inplanting werd gekozen. Het open landschap wordt getypeerd door wederopbouwhoeves, bunkers en militaire begraafplaatsen. De oorlogsvernieling in het westelijke landelijke gebied van Diksmuide blijkt minder uitgesproken dan elders, want in Keiem, Lampernisse en Leke werden een aantal oudere, laat-18de- of 19de-eeuwse hoeves geïnventariseerd. De historische hoeve "Rood huis" in Nieuwkapelle wordt niet vernietigd tijdens de Eerste Wereldoorlog, alhoewel ze heel dicht bij het front lag. Ze vormt één van de oudst bewaarde hoeves in de frontstreek.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Diksmuide [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/944 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.