Op 1 januari 2025 fusioneren Zwijndrecht, Beveren en Kruibeke. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in deze drie gemeenten gebeurde lang voor deze fusie en wordt daarom apart, per vroegere gemeente omschreven.
De inventaris bouwkundig erfgoed van de gemeente Beveren werd gepubliceerd in boekdeel 7n van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. 7n bevat alle gemeenten van het arrondissement Sint-Niklaas: Beveren, Kruibeke, Lokeren (boekdeel 7n1), Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Stekene en Temse (boekdeel 7n2). Een eenmansteam van de Rijksdienst voor de Monumenten- en Landschapszorg stelde de inventaris samen. De optekeningsperiode ter plaatse liep van november 1976 tot september 1979, met een aantal controlebezoeken in 1980. In 1981 volgde de publicatie. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Beveren en deelgemeenten Doel, Haasdonk, Kallo, Kieldrecht, Melsele, Verrebroek en Vrasene leverde 416 inventarisfiches op.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het arrondissement Sint-Niklaas situeert zich in de beginperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. Dat project wordt sinds 1965-1966 door de centrale overheid uitgevoerd onder de noemer “Bouwen door de Eeuwen Heen in Vlaanderen”. Dat is tevens de naam van de boekenreeks waarin men tot 2005 alle inventarisresultaten publiceerde.
De Rijksdienst voor de Monumenten- en Landschapszorg in Vlaanderen stond vanaf 1972 in voor de inventarisatie. Boekdeel 7n is te kaderen vlak na een heel belangrijk moment in de geschiedenis van de monumentenzorg in Vlaanderen. Het Europese Monumentenjaar 1975 en het nieuwe Monumentendecreet van 1976 zorgden voor een zeer positieve evolutie voor de inventarisatie van bouwkundig erfgoed. Men stelde in deze jaren een nieuw team van een twintigtal kunsthistorici samen, die zich verspreid over Vlaanderen exclusief wijdden aan de inventaris bouwkundig erfgoed.
Voor boekdeel 7n hield men vast aan de doelstelling die bij het begin van het project Bouwen door de Eeuwen heen was vooropgesteld. De doelstelling was drievoudig:
In het woord vooraf en in de verantwoording van 7n zien we een nieuwe evolutie in de monumentenzorg beschreven. Men onderschreef in de verantwoording van 7n voor het eerst expliciet de sensibiliserende functie van het inventarisproject: “De opname en bespreking van deze panden in onderhavige inventarissen moge op zichzelf reeds een dringende aansporing zijn voor de betrokkenen – hun eigendom te verzorgen en aldus een belangrijke bijdrage te leveren tot de veraangenaming van ons leefmilieu, zonder dat steeds als laatste weermiddel op doortastende wijze moet gegrepen worden naar een beschermingsbesluit.” Een andere manier om bouwkundig erfgoed naar het brede publiek te brengen, was de toenadering tot het beleidsdomein toerisme die men in die periode zocht. In boekdeel 7n werd de concrete samenwerking met de Gewestelijke Vereniging tot bevordering van het Toerisme in het Land van Waas en met de VVV’s in het Woord Vooraf van de minister vermeld.
De methodologie, de aanpak van de inventarisatie in het arrondissement Sint-Niklaas, sluit naadloos aan bij de methodologie die bepaald werd bij het begin van het project Bouwen door de Eeuwen heen. Veldwerk was de basis voor de opname van het erfgoed in de inventaris: de kritische visuele vaststelling en ontleding van het gebouw ter plaatse fungeerden als uitgangspunt. Wegens het dringende karakter van de operatie, en de wens om zo snel mogelijk een volledig overzicht te bieden van het waardevolle bouwkundig erfgoed in Vlaanderen, koos men er bewust voor het bijkomende bronnenonderzoek te beperken. Men sloot een grondige, volledige raadpleging van literatuur uit en beperkte zich tot een vluchtig bibliografisch onderzoek om de beschrijvingen aan te vullen, en de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en hun vroegere functie en evolutie te belichten. In principe werden geen onuitgegeven archiefstukken geraadpleegd. Voor het boekdeel 7n zien we hierop echter uitzonderingen, daar waar het 19de- en 20ste-eeuwse architectuur in de stedelijke omgevingen betreft. Men consulteerde in het stadsarchief van Sint-Niklaas systematisch de bouwaanvragen voor de 19de eeuw en voor de interbellumperiode. In de stad Lokeren waren de archieven minder toegankelijk en gebruikte men daarom het boek “Waardevol Lokeren” als leidraad, waarin vele archivalische bronnen waren verwerkt. In het gemeentearchief van Temse vond men enkel de bouwaanvragen vanaf 1900 terug. Voor de andere gemeenten, bijvoorbeeld ook voor Beveren, gebeurde geen archiefonderzoek. Voor het industrieel-archeologisch patrimonium was hun bronnenonderzoek anders. Ze steunden voor die typologieën op eerder heemkundige bronnen zoals artikels over industrieel erfgoed in het Land van Waas en postkaarten, maar gebruikten toen toch vrij ongekende archivalische bronnen zoals adressenboeken, dossiers over hinderlijke inrichtingen, archiefstukken uit bedrijfsarchieven en mondelinge bronnen van direct betrokkenen.
De inventarisploegen konden bij de samenstelling van de inventarissen in het arrondissement Sint-Niklaas terugvallen op inventarisfiches van de deelnemers aan de actie M 75: tijdens het Monumentenjaar in 1975 werkten plaatselijke comités met heemkundigen, gemeentelijke diensten en vrijwilligers mee aan de registratie van het bouwkundig erfgoed van hun gemeente. De talrijke, soms rijk geïllustreerde steekkaarten, brachten heel wat informatie aan. De lijsten waren qua omvang, inhoud en kwaliteit zeer uiteenlopend en meestal objectgericht. Interessant is dat het lokale, bescheiden erfgoed, gaande van herberg, wegkapel, oorlogs- en grafmonumenten tot wegwijzers en grenspalen, door M 75 bewust werd voorgedragen en op die manier onder de aandacht kwam van het inventaristeam.
Het boekdeel 5n, waarin de inventaris van het arrondissement Aalst werd gepubliceerd in 1978, diende als voorbeeld voor de publicatie van 7n. Men stelde het arrondissement voorop als afgebakend studiegebied voor het onderzoek en voor de uitgave van de inventaris. Omwille van het grote pakket geïnventariseerd bouwkundig erfgoed in het arrondissement Sint-Niklaas, besliste men net als bij het boekdeel 5n (arrondissement Aalst) om het voorziene boekdeel 7n op te splitsen en zo het volume te verdubbelen. Boekdelen 7n1 en 7n2, samen en als één geheel gepubliceerd in 1981, bevatten alle gemeenten van het arrondissement Sint-Niklaas. De gemeenten werden in alfabetische volgorde gezet, waarbij in het eerste deel de gemeenten van B tot L gepubliceerd zijn, en in 7n2 de inventarissen van de gemeenten van S tot T.
Ook de opmaak van een grondige algemene inleiding op de inventaris van het arrondissement was sinds 5n een vaste traditie, die voor het boekdeel van het arrondissement Sint-Niklaas werd verder gezet. Op basis van de resultaten van de inventaris bouwkundig erfgoed, schreef de onderzoeker een vrij diepgaande, inhoudelijke analyse van het aanwezige bouwkundige erfgoed in het arrondissement, voorafgegaan door een algemene, administratieve situering, een landschapstypering, een economische schets en een historische achtergrond. In aparte hoofdstukken behandelde men de verschillende stijlperiodes in de streek, vanaf de romaanse periode tot en met de nieuwe zakelijkheid, waarbij men zelfs de naoorlogse architectuur in een apart hoofdstuk schetste. Industriële archeologie kreeg een aparte beschrijving binnen het hoofdstuk van de 19de eeuw, waar verder ook alle neostijlen aandacht kregen. Deze inleiding vormt samen met het Woord Vooraf van de bevoegde minister en de Verantwoording, een uitstekende omschrijving van de toegepaste methodologie en van de gehanteerde selectiecriteria. Net zoals in 5n, schreef men voor het arrondissement Sint-Niklaas vrij systematisch typeringen uit van de straten. In de verantwoording van boekdeel 7n, komt een duidelijke uiting van frustratie van de inventaristeams naar voor met betrekking tot de beperkingen van hun bronnenonderzoek. Met nadruk halen de auteurs aan dat ze een snelinventaris maken, en dat ze in functie van het tempo wetenschappelijke offers moeten brengen, waardoor bijvoorbeeld een exacte datering van vele panden niet mogelijk is. Ze citeren uitdrukkelijk het vooropgestelde doel van de inventaris, namelijk het maken “van een basis voor elke wetenschappelijke studie”, waardoor aanvullingen en uitdiepingen dus inherent zijn aan het opzet, en deel zijn van het concept. Het is duidelijk dat ze ook geconfronteerd werden met kritiek op de vooruitgang van het project. Ze motiveren hun werkwijze met klem in de verantwoording van boekdeel 7n1: “Tot in den treure toe hebben wij moeten horen dat dit werk reeds decennia geleden had moeten gebeuren, verwijzend naar onze noorderburen die hiermee reeds sinds lang klaar zijn, althans in het stadium van de “Voorlopige lijst”. Toch menen wij nog niet te laat te zijn.”
De inventaris bouwkundig erfgoed vormt de voorbereiding voor de opmaak van beschermingsvoorstellen. Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat ogenblik geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. Boekdeel 7n paste de nieuwe waarden en criteria uit het Monumentendecreet van 3 maart 1976 toe op de selectie van het bouwkundig erfgoed in het arrondissement Sint-Niklaas. Volgens de Monumentenwet van 1931 kon men erfgoed beschermen als monument omwille van de historische, artistieke en wetenschappelijke waarde. In het nieuwe decreet werden de waarden verruimd met de volkskundige, industrieel-archeologische en andere sociaal-culturele waarde. Bescherming van ensembles, van bouwkundige gehelen, inclusief eenvoudige architectuur, werd mogelijk via het concept van stads- en dorpsgezichten. Het Monumentendecreet liet daarenboven de chronologische limiet voor het waarderen van erfgoed varen. Deze verruimde typologische en chronologisch waarden en criteria uit het monumentendecreet zijn duidelijk afleesbaar in de resultaten van het inventarisproject in dit arrondissement.
De mogelijkheid die sinds het decreet van 1976 bestond om stads- en dorpsgezichten te beschermen, zorgde vooreerst voor een grote aandacht voor de erfgoedwaardige, bescheiden, vaak 19de-eeuwse basisbebouwing in steden en dorpen. Een tweede typologische verruiming betreft het industrieel-archeologisch erfgoed. In de inleiding van het boekdeel 7n is een apart hoofdstuk gewijd aan deze typologie. Men haalde er de mouterijen, brouwerijen en klompenmakerijen aan die het arrondissement typeren. De onderzoekers stelden vast dat de meeste overblijfselen van de zeer bloeiende textielnijverheid zijn verdwenen, net als de steenbakkerijen. De kwantitatief belangrijkste tak van de industriële archeologie in de inventaris van het onderzochte gebied wordt gevormd door de arbeiderswoningen.
De voornaamste invloed van het Monumentendecreet op de inventaris van het arrondissement Sint-Niklaas was het wegvallen van de chronologische limiet. Daar waar dat voor boekdelen 5n en 6n nog met zeer veel schroom werd behandeld, trad recente architectuur in boekdeel 7n resoluut op de voorgrond. Al in het Woord Vooraf stelt minister De Backer dat “de architectuur van deze recente periode, zoals Art Deco en Nieuwe Zakelijkheid, meer dan vluchtige aandacht verdient.” Men zoomde daarbij in op alle bouwtypologieën en stijlen, en nam ook het bescheiden patrimonium mee dat het Land van Waas typeert. Om de evaluatie en waardering van het 19de- en 20ste-eeuwse bouwkundig erfgoed op een wetenschappelijke manier te kunnen doen, zag men zich genoodzaakt om hiervoor de stedelijke bouwdossiers te consulteren. Literatuur ter zake ontbrak immers nog grotendeels op dat moment. Ze consulteerden waar dat kon de 19de- en 20ste-eeuwse bouwdossiers, waardoor men bijvoorbeeld in Sint-Niklaas de basis legde voor het architectuurhistorisch onderzoek van de rijke lokale interbellumarchitectuur.
Een onroerend goed kan geselecteerd worden voor opname als het aan verschillende waarden en criteria tegemoetkomt, maar het kan ook in aanmerking komen voor opname als het in hoge mate aan slechts één criterium tegemoetkomt. Essentieel in deze methodologie is dat deze waarden en criteria niet afzonderlijk worden beschouwd. De totale beoordeling vormt het uitgangspunt voor de evaluatie. Voor de opname in de inventaris wordt rekening gehouden met de geografische of de thematische context. Bij deze beoordeling wordt steeds een relevantie voor Vlaanderen voor ogen gehouden.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde men in 1976-1981 in Beveren en deelgemeenten Doel, Haasdonk, Kallo, Kieldrecht, Melsele, Verrebroek en Vrasene in totaal 416 inventarisfiches.
Spilgemeente Beveren was oorspronkelijk een landbouwgemeente, en groeide vanaf 1900 uit tot sterk verstedelijkte woongemeente in de Antwerpse agglomeratie. In de inventaris van Beveren werden 90 erfgoedobjecten opgenomen. In de historische dorpskern is de historische bebouwing in grote mate verdwenen door nieuwbouw. Langs de rijksweg, deel uitmakend van het historische tracé tussen Antwerpen en Rijsel, zijn enkele belangrijke historische domeinen gelegen. Talrijk voorkomende 19de- en begin-20ste-eeuwse burger- en herenhuizen, en opvallend veel arbeidershuizen, opgevat als rijwoningen of als semibeluiken aan de rand van de bebouwde kom. Als industrieel-archeologisch patrimonium registreerde men het station, een paar traditionele brouwerijen, enkele tabaksfabrieken en verschillende klompenmakerijen.
Deelgemeente Doel, een polderdorp gelegen aan de Schelde, telt 59 erfgoedobjecten. In de kleine dorpskern, gekenmerkt door een begin-17de-eeuws geometrisch grondplan, zijn de kerk en pastorie geselecteerd, net als het naastgelegen 17de-eeuwse Hooghuis. Verder geeft de inventaris een overzicht van de bewaarde dorpsarchitectuur, waar onder meer de molen, het schoolgebouw, dorps- en burgerhuizen, een paar villa’s en beluiken deel van uitmaken. In het uitgestrekte poldergebied zijn tal van hoeves geïnventariseerd.
Haasdonk, oorspronkelijk een landbouwdorp, geëvolueerd naar woongemeente, telt 59 erfgoedobjecten in de inventaris bouwkundig erfgoed. Opvallend is het groot aantal 19de-eeuwse woningen, zowel dorpswoningen, als burgerhuizen, arbeidershuizen en beluiken. In het dorpscentrum zijn verder de kerk, de pastorie en het gemeentehuis geregistreerd; in het ommeland een paar erfgoedwaardige hoeves. Als voorbeeld van recente bescheiden architectuur, nam men een sociale woonwijk uit de jaren 1920 op, kenmerkend voor de verruimde opnamecriteria na het Monumentendecreet.
In Kallo inventariseerde men 44 panden en constructies. Van het polderdorp is enkel de dorpskom behouden; de omliggende poldergronden zijn verdwenen door de uitbreiding van de Antwerpse haven. In de dorpskom zijn behalve de kerk en de pastorie vooral 19de-eeuwse gebouwen geïnventariseerd, zoals het gemeentehuis, de school, het rusthuis en tal van burger- en arbeidershuizen. De geconcentreerd voorkomende arbeidershuizen vormen de enige overblijfsels van de vroegere industriële activiteit.
Kieldrecht is een poldergemeente op de grens met Nederland. Er zijn 36 panden en constructies opgenomen in de inventaris. In het straatdorp vinden we naast kerk en pastorie, ook dorpswoningen, winkelhuizen, de meisjesschool, het rusthuis, de rijkswachtkazerne, en vooral 19de- of begin-20ste-eeuwse gebouwen. De polders zijn doorsneden door kaarsrechte wegen waar de grootste Wase hoeven met hun typische polderschuren verspreid voorkomen.
De inventaris van Melsele bevat 34 erfgoedobjecten. In oorsprong een landbouwgemeente, steeds meer naar woongemeente evoluerend, met kenmerkende dorpsbebouwing zoals kerk, pastorie, rusthuis, brouwerij, burger- en dorpshuizen, vooral uit de 19de eeuw. 19de-eeuwse arbeidershuisjes komen geconcentreerd voor langs de verbindingsweg Gent-Antwerpen en aan de rand van de bebouwde kom. Slechts enkele hoeves in het ommeland.
Poldergemeente Verrebroek telt 20 inventarisfiches. Typisch dijkdorp omringd door schaars bewoonde polders. Rondom de kerk, vooral bebouwing uit eind 19de en 20ste eeuw, van heterogene aard: dorpswoningen, gemeenteschool, pastorie.
Straatdorp Vrasene, met 69 inventarisfiches goed vertegenwoordigd in de inventaris, heeft behalve kerk, pastorie en het voormalige 18de-eeuwse gemeentehuis, een basisbebouwing die vooral uit de 19de eeuw stamt, met veel arbeidershuizen en een opmerkelijke aanwezigheid van talrijke klompenmakerijen.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Beveren [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/974 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.