erfgoedobject

17de eeuwse lindendreef bij de Abdij van Tongerlo

landschappelijk element
ID
130800
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/130800

Juridische gevolgen

Beschrijving

De toegangsdreef van de Norbertijnenabdij in Tongerlo is de allerlaatste 17de-eeuwse Hollandse-lindendreef van de Lage Landen. De oude bomen zijn Hollandse lindes (Tilia x europaea) van dezelfde klonale groep (Vanden Broeck et al., 2016). De dreef wordt al sinds de 19de eeuw vermeld in boeken en lijsten van merkwaardige bomen van België (o.a. Kickx, 1835; Chalon, 1910; Waters en Bossen, 1978; De Beule & Geerts, 2005).

De dreef werd aangeplant in 1676 of 1677. Dat blijkt uit het Plantationum Liber, een handschrift dat op het abdijarchief berust. Dit handschrift geeft een chronologisch overzicht van de bossen en dreven die de abdij tussen 1676 en 1739 liet aanplanten. De eerste aanplanting die in het boek geregistreerd staat, is de toegangsdreef van de abdij: “In den jaere 1676 ofte 1677 is de lindedreve voor de poorte der abdije geplant”.

De lindendreef werd aangeplant in opdracht van de toenmalige abt van Tongerlo, Jacobus Hroznata Crils (1625-1695). Van deze abt is bekend dat hij een passie voor dreven had. De witheren van Tongerlo zeiden later over hem: “Quidquid plantabat, drevia semper erat: ’t Waren al dreven, dat hij plantte”. Zijn opvolger, Gregorius Piera (1645-1723), zette deze verfraaiingspolitiek voort. Onder deze abt kreeg de lindendreef een verlengstuk in de richting van Westerlo. Dit verlengstuk, dat in 1700 werd aangelegd, valt samen met de huidige Boerenkrijglaan (althans het noordelijke segment tot Overwijs). Deze nieuwe dreef bestond uit zes rijen beuken en eiken.

De dreven die de abdij tussen 1676 en 1723 aanplantte, stonden niet op zichzelf maar maakten deel uit van een samenhangend drevensysteem. Van al deze dreven is alleen de lindendreef bewaard gebleven. De reden hiervoor is dat de lindendreef een representatief karakter had, terwijl de overige dreven, die uit eiken en beuken bestonden, zowel tot nut als sier dienden. Als de bomen 80 à 90 jaar oud waren, werden ze gekapt en vervangen door jonge bomen. De bomen werden in de 18de eeuw ook regelmatig gesnoeid, zoals in die tijd de gewoonte was.

Het noordelijke deel van de dreef bestaat uit 32 bomen, waarvan de 2 het verst van de abdij, aan de weg, iets dichter bij elkaar staan en als wachters of welkomstbomen aanzien kunnen worden (Inventaris Houtige Beplantingen met Erfgoedwaarde, 2007). Chalon (1910: 106) vermeldt 34 bomen op dat moment, en schrijft dat er in 1908 een boom geveld is door de wind. Ook de andere bomen hadden toen al te lijden van hun ouderdom en het gewicht van hun takken. Op sommige oude foto’s en postkaarten uit het begin van de 20ste eeuw zijn er inderdaad al jongere bomen (inboetingen) te zien in de rijen. Op deze foto’s is eveneens zichtbaar dat de boomkruinen elkaar toen raakten boven de weg. Ook later werden er in de rijen nog verschillende bomen ingeboet en werden 2 nieuwe buitenrijen aangeplant. In 2015 staan er nog 20 van de oorspronkelijke 17de-eeuwse bomen in de dreef.

Al in 1835 werd geschreven over de “prachtige lindendreef” naar de abdij van Tongerlo, toen bijna 160 jaar oud (Kickx, 1835: 14). De lindes hadden toen een omtrek van 20 voet (circa 6m, waarschijnlijk gemeten op de grond). In 1910 bedroeg de omtrek op borsthoogte van de dikste boom 5m30, de omtrek op de grond 10m70, en de hoogte boven de 25m (Chalon, 1910: 106). Sommige stammen waren toen al hol. In een aanvulling preciseerde Jean Chalon dat de meeste bomen toen perfect gezond waren en dat de stamomtrekken varieerden van 3m50 tot 5m10 (Chalon, 1911: 418). De huidige stamomtrekken bedragen tussen circa 3m en 5m61, en de hoogtes tot 27m (Inventaris Houtige Beplantingen met Erfgoedwaarde, 2007; monumentaltrees.com, 2013). De meeste bomen zijn nog in heel goede conditie, maar zoals vaak bij veteraanbomen van deze leeftijd, zijn de stammen en takken hol geworden door houtrot.

  • Plantationum Liber, Abdijarchief Tongerlo
  • CHALON J. 1910: Les arbres remarquables de la Belgique (1-107). Bulletin de la Société royale de Botanique de Belgique 47, 53-149.
  • CHALON J. 1911: Arbres remarquables de la Belgique, 108-1134. Additions et corrections.
  • DE BEULE Y. & GEERTS P. 2005: Merkwaardige bomen in België. 100 bomen en verhalen om te koesteren. Lannoo, Tielt. 175pp.
  • KICKX J. 1835: Relation d’une promenade botanique et agricole dans la Campine. Brussel, Vandooren, 18pp.
  • MAES B. (red.) 2006: Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen. Herkenning, verspreiding, geschiedenis en gebruik. Amsterdam, Boom, 376pp.
  • VANDEN BROECK A., COX K. & MERGEAY J. 2016: Genetische karakterisatie van de 17de-eeuwse lindedreef bij de abdij van Tongerlo (Westerlo). Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2016 (INBO.R.2016.11365151). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel, 32pp.
  • WATERS EN BOSSEN 1978: Merkwaardige bomen van België. Bestuur van Waters en Bossen, 237pp.


Auteurs: Smets, Koen; Van Driessche, Thomas
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Norbertijnenabdij

  • Is deel van
    Abdijstraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: 17de eeuwse lindendreef bij de Abdij van Tongerlo [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/130800 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.