erfgoedobject

Het Groot Park

landschappelijk element
ID
300760
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300760

Juridische gevolgen

Beschrijving

Park van circa 23 hectare, ontstaan rond een molen­vijver en een omstreeks 1750 gebouwd huis van plaisantie, in 1836-1837 heraangelegd in landschap­pelijke stijl, maar met be­houd van tal­rijke rechtlij­nig geometrische elementen, bijvoorbeeld het drevenpatroon van het '­bosquet', waarin in 1926 de paviljoenen van de psychiatrische kliniek 'Salve Mater' werden opgetrokken; de dalbodem van de Molenbeek is de voornaamste zichtas; uitzonder­lijke collectie oude en zeldzame bomen.

De vallei van de Molenbeek

De Molenbeek vormt de hoofdas van zowel het 'Groot Park' als het 'Klein Park'. De valleibodem bestaat uit natte, lemige gronden en een aantal venige, beboste bronzones. Kenmerkend voor deze bronzones zijn soortenrijke vegetaties met specifie­ke planten als bittere veldkers (Carda­mine amara), verspreid­bladig goud­veil (Chrysosplenium alter­nifolium), boswede­rik (Lysimachia nemorum) en groot springzaad (Impatiens noli-tange­re). De grootste plan­tenrijkdom werd vastgesteld in het vall­ei­deel tussen het park van Salve Mater en de dorpskern van Korbeek-Lo (231 soorten vaatplan­ten op nauwe­lijks 50 hecta­re). Tijdens de eerste helft van de 19de eeuw werden enkele landgoederen in deze vall­ei heraangelegd. Vrij bescheiden van opper­vlakte en voor­name­ijk op opbrengst afgestemd – de onmid­dellijke omgeving van een dorps­hof (het Klein Park) of van een hoeve met wa­termolen (het Groot Park) - groeiden ze uit tot min of meer uitgestrekte parken in vroeg-landschappelijke stijl. Grote gedeelten van de vroegere beemden werden daarbij ingelijfd – juister gesteld – heringelijst of 'ge-landscaped', want het vroege­re bodemgebruik (hooi- en/of graasweide) bleef groten­deels ongewijzigd. Ecologisch gezien veranderde er weinig. Geen van deze par­ken vormt (ook nu nog niet) een echte breuk in het beekdal­eco­systeem. Zowel in het Groot als in het Klein Park kan nog een groot gedeelte van de beekdalflora worden teruggevonden. Eén geobotanische anomalie, met name alpenbes (Ribes alpinum), die over de hele vallei voorkomt, werd vermoedelijk via de parkaanleg geïntroduceerd.

Van 'Château de Spelberg' tot 'Salve Mater'

Op de Ferrariskaart (1771-1775) staat het Groot Park vermeld onder de naam "Château de Spelberg", uiteraard een spelfout want de latere kaarten vermelden "Spoelberg" (1864) of "Spoel­berch" (1908). De site omvatte­ een huis van plaisantie, dat naar aan­lei­ding van een samenkomst van de schepenbank voor het eerst ver­noemd wordt in 1755 en vervolgens in 1766, toen het landhuis door een rechte dreef werd verbonden met de kerk van Lovenjoel. Vermoedelijk werd het rond 1750 als buiten­verblijf gebouwd door de negende heer van Lovenjoel, burg­graaf Ka­rel-Christiaan-Jan de Spoelberch, naast een hoeve met een watermolen, een grote vij­ver stroomopwaarts van de molen en twee kleine vijvers stroom­af­waarts ervan. Delen van deze aanhorigheden zijn nog bewaard in min of meer gewijzigde of heropge­bouw­de vorm. De oorspronkelijke 18de-eeuwse vorm van het kasteel bleef ondanks verbouwingen en de afbraak van sommige bijgebou­wen grotendeels behouden.

Zoals bij de andere tot 'speelgoed' opgedirkte molensites (bijvoorbeeld het Vijverhof te Kor­beek-Lo), waren de meeste elementen in de eerste plaats func­tioneel bedoeld en slechts in bijkomende orde esthetisch. De hoofd­lijnen werden ge­vormd door de grote, min of meer recht­hoekige vijver (in feite de molenvij­ver, reservoir voor de iets verderop gele­gen 'Heystmolen'), het grach­tenpa­troon bij het kasteel en de in 1766 aangelegde dreef tussen het kasteel en de kerk van Lovenj­oel. De grach­ten rond het kasteel worden zowel op de Ferraris­kaart als op de eerste kadas­trale kaarten van 1807 ('plan géométrique') en 1810 en de Primitieve kadas­ter­kaart van 1830 weergegeven. In 1810 was dit grachten­systeem nog gesloten via twee schuin op elkaar toelopende, 40 meter lange grachten (de percelen 351 en 352 op de Primi­tieve kadaster­kaart).

Precies midden deze schuin op elkaar toelopende grachten bevond zich waarschijnlijk een poorthek, beginpunt van de dreef in de rich­ting van de dorps­kerk. Hij stopte echter bij een terrein vlak voor de kerk, op het 'plan géométrique' omschre­ven als boom­gaard (de huidige begraaf­plaats van de Zusters van Liefde en gedeeltelijk ook de tuin van een privé-woning).

Uit het kadasterarchief blijkt dat pas rond 1850 de gron­den in het noordelijk gedeelte van het huidige domein in het bezit komen van Maximiliaan-Antoon-Theodoor de Spoelberch. De oude 'Heerbaan', een niet onbelangrijke regionale (in oorsprong Gallo-Rom­einse) verbindingsweg die door het park liep, werd in het privé-domein van de Spoelberch opgenomen, samen met diverse percelen gemeentelijke vrije weide en enkele woningen en boerderijen, die werden afgebroken of omgebouwd, bijvoorbeeld tot oranjerie (het latere paviljoen 'Fides'). Ter vervanging van de verdwenen 'Heerbaan', werd naast de spoorlijn Leuven-Tienen (aangelegd in 1837) onder dezelfde naam een nieuwe openbare weg aangelegd. Het hele domein, nu ongeveer 25 hectare groot, werd met een haag omge­ven. Er mag worden aangenomen dat het domein in die periode zijn huidige 'landschappelijke' struc­tuur kreeg, vrij laat vergeleken met andere landgoederen in de regio. Een kadastrale mutatieschets uit 1836-1837 toont de oude geometrische aanleg naast de nieuwe landschappelijke. De vijver heeft golvende oevers gekregen en de twee parallelle grachten zijn verdwenen. Later werd de vijver voorzien van een eilandje. Op de staf­kaart van 1908, na de dood van de laatste de Spoelberch en de definitieve stillegging van de wa­termo­len, is deze vijver voorgoed verdwenen, maar de con­touren ervan én het eilandj­e wor­den op de hui­dige ka­das­ter­kaart nog steeds af­zonder­lijk weer­gege­ven en de vijver en het eilandje zijn ook nog in het micro­reliëf herken­baar. Op die plek bevinden zich nog relicten van de oor­spronkelij­ke beplanting van het eil­and, namelijk een bruine beuk met 3,60 meter stamomtrek, omgeven door wor­telopslag van iepen.

Het rond 1835 aangelegde landschapspark wordt geken­merkt door een oost-west gerichte zichtas, onge­veer 600 meter lang, langs de dalbodem van de Molen­beek, hier en daar gestof­feerd met alleen staande bomen of kleine groepjes en afge­zoomd door vooruit­sprin­gende en terug­wij­kende boom­massie­ven op de hellingen. De dorpskerk van Loven­joel, sinds 1854 in een neogotisch kleedje, vormt er het oostel­ijke eindpunt van. Het kas­teel bevindt zich aan de west­rand van het park, aan de kant van Kor­beek-Lo. Daar wordt het perspec­tief verl­engd in het beem­dlandschap van de Mol­en­beek, met het Vijverhof en de dorpskerk van Korbeek-Lo in de verte. Het gebouw aan de zuidrand van het park, dat momenteel met de naam 'Fides' wordt aangeduid, komt reeds op de Ferrariskaart voor en wordt na twee verbouwingen vanaf 1849 in de kadastrale legger als "orange­rie" omschreven. Door een latere verbou­wing - vermoedelijk in 1905 - ging het oranjerieaspect verloren. Aan de noord­zijde van de beek werden de in 1851 verworven 6 hecta­re ­ bouw­land aangewend­ voor de aanleg van een bos­plant­soen met een rechtlijnig, door bruine beuken gevormd drevenpatroon. In dit gedeelte zal in 1926 – na de overna­me van het domein in 1907 door de univer­siteit van Leuven – de psychiatri­sche kliniek 'Salve Mater' worden gevestigd.

"Sonder Erch"

Het is merkwaardig dat, meer dan een halve eeuw na de formele beëindiging van het Ancien Régime, feodale toestanden de situa­tie in een dorp nog zó ingrijpend konden beïnvloeden. Zoals ge­zegd werd rond 1850 een gedeelte van het openbaar domein, met name de Heerbaan, geprivatiseerd en werd de in neogotische stijl ver­bouwde dorpskerk zowat als parkornament behandeld. De geschiedenis van tuinen en parken geeft uiteraard frappantere voorbeelden van dergelijke prak­tijken: bij de aanleg van Vaux-le-Vicomte werden niet minder dan drie dorpen afgebroken en verschillende be­roemde Engelse parken konden in de 17de en 18de eeuw slechts tot stand komen dankzij niets ontziende 'enclosures' van gemene gronden, maar dat ge­beurde meer dan honderd tot bijna tweehonderd jaar vroeger.

Het silhouet van de Sint-Lambertuskerk speelt een belangrijke rol als pitto­resk eindpunt van de vista. In verband met de decorfunctie van de kerk is het waard te vermelden dat na de verbouwing van 1854 de kerk in 1890 opnieuw ter sprake kwam. In uitvoering van het testament van Maximiliaan-Antoon-Theodoor de Spoel­berch (1802-1873) moest de toren, in feite het enige element van de vroegere gotische kerk dat bewaard bleef, verhoogd worden, maar uiteindelijk werd een nieuwe toren ten zuiden van de kerk gepland. Karel-Victor de Spoelberch (1836-1907) rea­geerde hierop af­wijzend, omdat de nieuwe toren niet meer zichtbaar zou zijn van­uit de kasteeldreef die precies naar de oude kerk­toren leidde. Het was im­mers de bedoeling van zijn vader Maximiliaan de bestaande toren hoger op te trekken, zodat hij over de bomen heen zicht­baar zou blijven vanuit het kasteel. Men geraakte het niet eens en de plannen werden nooit uitge­voerd. Het kerkpleintje wordt omgeven door de pastorie, heropgebouwd na de Eerste Wereldoorlog, en het verbouwde woongedeelte van een 18de-eeuwse hoeve en bevat twee neogo­tische grafmonumen­ten van de familie de Spoelberch (met het familiewapen "Sonder Erch"). Dat met het smeedijzeren hek eromheen is het eigenl­ij­ke familie­graf. Het toegangshek van het park werd in de 19de eeuw vervaardigd door de dorpssmid Van Schoon­beeck op be­stell­ing van Maximiliaan de Spoelberch. In de nu lege ovalen kaders bovenaan bevon­den zich de wapen­schilden van de fami­lie; de hekvleugels werden in 1994 gestolen.

Van het meubilair in het park is niet veel meer overgebleven: twee ardui­nen vazen, twee van de drie bruggen over de Molen­beek, waarvan de middel­ste, een sierlijke boogbrug, in de reke­ningen van de smid Van Schoonbeeck vermeld wordt als de "Chinese brug", en, nabij het paviljoen Sint-André, een ijskelder met een bakstenen koepelge­welf en een arduinen toegangsdeurtje. Hierop werd in 1926 een tuinpaviljoentje gebouwd, een zeven­hoekig punt­dak steunend op een open construc­tie van cemen­ten boomsta­mimita­ties. Uit een tekening van G.I.D. Declerck kan worden opgemaakt dat er in de glorietijd van het park nog meer tuinornamenten waren. Het heuveltje ten zuiden van het kasteel was bedoeld als uitzichtpunt, ooit misschien bekroond met een paviljoen.

Het bomenbestand

Zowel Jan-Hendrik-Jozef de Spoelberch (1766-18­38) als zijn zoon Maximiliaan-Antoon-Theodoor (1802-1873) hadden een grote belangstell­ing voor dendrologie. In de loop van de 19de eeuw werden talrijke, vaak zeldzame soorten en variëteiten aangeplant, een collectievorming die tot circa 1870 intensief werd voortgezet. De laatste de Spoelberch van Lovenjoel, Karel Victor, had meer belangstelling voor literatuur en verbleef ook niet zo vaak te Lovenjoel. Sommige bomen zijn waarschijnlijk ouder dan het landschapspark. In een excursieverslag van 1894, verschenen in het Bulletin de la Société Centrale Forestière de Belgique, wordt een gewone moerascipres (Taxodium distichum) vermeld, toen al met een stamom­trek van 308 centimeter, vermoedelijk het exemplaar dat zich nu nog vlakbij het kasteel bevindt en waarvan de omtrek is aangegroeid tot 463 centimeter. In dit verslag wordt ook gewag ge­maakt van "plus de 350 espèces et variétés de résineux", waarvan er vele zouden zijn afgestorven, "mais il en reste assez pour qu'on s'y arrête un ins­tant". Dit verslag betreft zowel het park Salve Mater als dat van Ave Regina en maakt geen duidel­ijk onderscheid tussen beide par­ken. Een tweede excursieverslag, ditmaal van 1922, gewaagt van niet minder dan 1500 "essences indigènes et exoti­ques". Tijdens een gede­taill­eer­de inventarisatie in 1990 werden circa 120 ver­schill­ende soor­ten en vari­ëteiten van houtachtigen opgete­kend. Het ver­slag van 1922 ver­meldt, naast een oude iependreef, nog een aantal soor­ten die nu uit het park verdwe­nen zijn, waaronder enkele zeld­zame eiken (Quercus macrocar­pa, Quercus im­bricaria) en een Magnolia gran­diflora. De moe­rascipres bij het kasteel blijkt ondertus­sen aangegroeid tot een stamom­trek van 340 centimer.

Een groot gedeelte van het huidige bomenbestand stamt uit de 19de-eeuwse, door Maximiliaan de Spoel­berch geconcipieer­de aanl­eg, met name een hele reeks bomen met stamom­trek­ken van meer dan 300 centimeter en soms 450 centimeter en meer. Op de helling tussen de Molenbeek en het instituut bevindt zich onder meer een bruine beuk (Fagus syl­vatica 'Atropunicea') met een stam­omtrek van 670 centimeter. Deze oudste generatie bevat een aantal zeldzame soorten of varië­teiten als: een mispelbladige winter­eik (Quercus petraea 'Mespil­ifo­lia'), een zuilvorm van Amerikaanse gleditsia (Gleditsia tria­canthos 'Tortuosa'), Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipi­ferum), gewone moerasci­pres (Taxodium distichum), donzige eik (Quer­cus pubescens), zuilvormige zo­mereik (Quercus robur 'Fastigia­ta'), een zomereik met witgemarmerd blad (Quer­cus robur 'Albom­armo­rata'), zwarte els met ingesneden blad (Alnus glutino­a 'Incisa'), wingerd­bladige zomerlinde (Tilia pla­typhyllos 'Vitifolia'), Japanse zelkova (Zelkova serrata), een bolvorm van rode esdoorn (Acer rubrum 'Globo­sum') en een uiterst zeldzame, gedrongen vorm van beuk (Fagus sylvatica 'Compacta'). Het Groot Park van Lovenjoel mag beschouwd worden als een van de belangrijkste dendrologische collecties van België.

De oprichting van het instituut 'Salve Mater'

In 1907 werd het hele domein met de bijbehorende boerderijen bij testament geschonken aan Mevrouw E. Gilbert-Ernst uit Leuven, die het in 1915 overmaakte aan de Katholie­ke Universi­teit van Leuven. Op haar beurt verhuurde de Universiteit het kasteel en het park aan de 'Zusters van Liefde' van Gent om er een psychiatrische kliniek voor vrouwen in te vestigen. De mannelijke tegenhanger – het Sint-Kamillusinstituut – zal en­kele jaren later door de 'Broeders van Liefde' op de Krekel­berg te Bierbeek worden gebouwd. De zus­ters kwamen toe op het kas­teel in 1916. Tij­dens de Eerste We­reldoorl­og deed het kas­teel een tijd­lang dienst als 'Kom­mandan­tur' van het Duitse leger. In 1926 werd de psychi­atri­sche kliniek 'Salve Mater' in aan­we­zigheid van ko­ningin Eli­sabeth plechtig geopend. Tot omstreeks 1980 werd het kasteel gebruikt als inter­naat voor de studenten psy­chiatrische ver­pleegkunde; sinds 1999 wordt het opnieuw bewoond.

Met het verdwijnen van de familie de Spoelberch de Lovenjoul kwam er niet direct een einde aan de dendrologische verrijking van het Groot Park. De excursie van de 'Société centrale forestière' van 1922 werd geleid door professor Victorien Antoine (1883-1971), de beheerder van het domein, sinds 1911 verbonden aan de faculteit landbouwwe­ten­schappen te Leuven, lid van de Hoge Bosraad en één van de initiatiefnemers tot de oprichting van het Bosbio­logisch Centrum te Bokrijk-Genk. Antoine stelde na afloop van de excur­sie een volledige studie van het domein voor het Bulletin in het vooruitzicht. Deze belofte werd niet nagekomen, maar de aanplantingen die in deze periode werden uitgevoerd zijn zeer gevarie­erd en om­vat­ten een aantal opmerkelijke bomen, onder meer Torreya (Tor­reya gran­dis), Cappadocische esdoorn (Acer cappadoci­cum), wilgenbladeik (Quer­cus phel­os), suiker­berk (Betula lenta), en een van de grootste exemplaren Japanse taxus (Taxus cuspidata) in België. Van deze ge­neratie sneu­vel­den sinds onze eerste inventaris in 1978 enkele zeld­zame spe­cimens, onder meer goudlork (Pseudola­rix kaempfe­ri), Amerikaans geel­hout (Cladrastis lute­a) en Virginische hopbeuk (Os­trya virgi­nia­na).

De aftakeling van het domein, die vooral merkbaar wordt vanaf 1980, als het kasteel wordt ontruimd, is niet zozeer een ge­volg van het gebrek aan belangstel­ling en goodwill vanwege de huidige beheersverant­woordelij­ken, maar wél van de onzeker­heid over de toekomst van het psy­chiatrisch instituut, waardoor de zorg voor het park naar de achtergrond werd verdrongen. In de recentste aanplantingen werden ook meer courante soorten gebruikt, bijvoorbeeld Corsi­caanse den, fijnspar, gele treur­wilg, balsempopulier. De voorjaarsstormen van 1990, gevo­lgd door een kapping die de nationale spoorwegmaatschappij om redenen van veiligheid bedongen had, hebben een grote ravage aangericht onder de oude beukendreven tussen de pavilj­oenen en hebben het bosplantsoen langs de spoor­weg tot een kapvlakte herschapen.

Merkwaardige bomen (opnamen zomer 1990. Voor de locatie van de bomen: zie bijgevoegde foto. Stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte)

  • 1. gewone plataan (Platanus x hispanica) 440
  • 2. zuilvormige zomereik, ongewoon smal (Quercus robur 'Fa­stigiata') 150
  • 3. gewone taxus (Taxus baccata) 300(10)
  • 4. gele paardekastanje (Aesculus flava) 150
  • 5. vederesdoorn (Acer negundo) 213
  • 6. reuzenlevensboom (Thuja plicata) diverse stammen tot 132
  • 7. beuk, eigenaardige compacte vorm (Fagus syl­vatica 'Compacta') 230
  • 8. Oostenrijkse den (Pinus nigra subspecies nigra) 350
  • 9. witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum) 360
  • 10. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 535
  • 11. Amerikaanse gleditsia, +/- zuilvormig (Gleditsia triacanthos 'Tortuosa') 346
  • 12. zomereik met witgemarmerd blad (Quercus robur 'Albomarmorata') 222
  • 13. witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum) 421 – omgevallen tijdens storm oktober 2002
  • 14. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 387
  • 15. gewone beuk (Fagus sylvatica) 408
  • 16. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 395
  • 17. gewone plataan, bultige stam (Platanus x his­panica) 552
  • 18. Cappadocische esdoorn (Acer cappadocicum) 41
  • 19. bolvorm van rode esdoorn (Acer rubrum 'Globo­sum') 192
  • 20. massief 19 stammen gewone buxus (Buxus sempervirens) tot 50
  • 21. massief 27 stammen gewone buxus (Buxus sempervirens) tot 54
  • 22. witte es (Fraxinus americana 'Jugla­ndifolia') 182
  • 23. witte es (Fraxinus americana 'Jugla­ndifolia') 180
  • 24. tamme kastanje (Castanea sativa) 335
  • 25. Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipi­fera) 244
  • 26. Virginische jeneverbes (Juniperus virginiana) 256
  • 27. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 420
  • 28. mispelbladige wintereik (Quercus petraea 'Mespilifolia') 321
  • 29. Japanse honingboom (Sophora japonica) 193
  • 30. viltige hicory (Carya tomentosa) 155
  • 31. wilgenbladeik (Quercus phellos) 164
  • 32. suikerberk (Betula lenta) 120
  • 33. donzige eik (Quercus pubescens) 293
  • 34. varenbeuk (Fagus sylvatica 'Asplenifolia') 285
  • 35. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 553
  • 36. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 598
  • 37. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 410
  • 38. treurbeuk met afgelegde gesteltak (Fagus sylva­tica 'Pen­dula') 407, 168
  • 40. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 670
  • 41. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 478
  • 42. zuilvormige zomereik (Quercus robur 'Fastigiata') 244
  • 43. zuilvormige zomereik (Quercus robur 'Fastigiata') 348
  • 45. zwarte els met diep ingesneden blad (Alnus gluti­nosa 'Incisa'?) 167
  • 46. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 463
  • 47. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 412
  • 48. gele paardekastanje (Aesculus flava) 114
  • 49. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 468
  • 50. suikerberk (Betula lenta) 115
  • 51. varenbeuk (Fagus sylvatica 'Asplenifolia') 195
  • 52. gewone beuk (Fagus sylvatica) 450
  • 53. eikbladige beuk (Fagus sylvatica 'Quercifolia') 148
  • 54. Californische torreya (Torreya californica) 142
  • 55. Japanse zelkova (Zelkova serrata) 168
  • 56. wilgenbladeik (Quercus phellos) 137
  • 57. Virginische hopbeuk (Ostrya virginiana) 72
  • 58. wingerdbladige zomerlinde (Tilia platyphyllos 'Vitifolia') 300
  • 59. treurbeuk (Fagus sylvatica 'Pendula') 350
  • 60. groene es (Fraxinus pennsylvanica) 225
  • 61. zomereik (Quercus robur) 345
  • 62. Japanse taxus (Taxus cuspidata) 122/67
  • Algemeen Rijksarchief Brussel, Schepenbanken kantons Leuven. Sche­penbank Lovenjoel nr. 1196 fol. 165, d.d. 5-11-1766.
  • Archief van de pastorie Sint-Lambertus Lovenjoel.
  • Archief Monumenten & Landschappen, Leuven.
  • Privé-archief Leo Seldeslachts, Lovenjoel – Boek 6 van de rekeningen van de smidse Van Schoonbeeck te Lovenjoel (19de eeuw).
  • Privé-archief Jos Dewinter, Lovenjoel – pentekening in Oost-Indische inkt, met de hand gekleurd, door G.I.D.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Lovenjoel 1836-1837, nr. 9.
  • Bulletin de la Société Centrale Forestière de Belgique, vol. 1, 1893-1894, p. 528-529 en vol. 29 no. 9, sept. 1922, p. 531-532.
  • Nou­velles brèves – Bulletin d'information de l'université catho­lique de Louvain, 1972, vol. VI n° 10.
  • ANON., Lovenj­oul. Sanato­rium Salve Mater – Clinique psychi­atrique, Quelques notes admini­strati­ves, in Deus Caritas Est, XXe année, 1926, n° 1, janvier-février, p. 109-111.
  • BAEYENS L., Bodemkaart van België: kaartblad Lubbeek 90W, 1959.
  • DEAUVILLE M., Souvenirs sur Spoelberch de Lovenj­oul, in Revue générale belge, oktober 1951, p. 849-865.
  • DECLERCK (maakt deel uit van een met de hand geschreven Dictionnaire de communes).
  • GAVIGLIO C., Charles de Spoelberch de Lovenjoul (1836-1907): un collectionneur et ses libraires, Paris, Ecole nationale des chartes, 1999.
  • LIPPERT P., In Salve Mater, asyl en psychiatrische kliniek te Lovenjoel, in Caritas, XVIe jrg., 1947, nr. 4, augus­tus-september, p. 77-91.
  • VAN ROMPAEY E. & DELVOSALLE L., Atlas van de Belgische en Luxemburgse flora – Pteridofyten en spermatofyten, Meise, Nationale Plan­tentuin, 1979, kaart 258.
  • WATKIN D., The English vision. The picturesque in a­­r­chitecture, landscape and garden design, London, Murray Ltd., 1982.

Bron: DENEEF R., 2004: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Bierbeek, Boutersem, Glabbeek en Oud-Heverlee, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Dewinter, Jos
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Instelling Salve Mater

  • Is deel van
    Groot Park


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Het Groot Park [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300760 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.