Het oeuvre van architect Daniël – kortweg Dan – Grootaert werd tot op heden (2018) nog niet in kaart gebracht. Contact met de familie van de architect maakte duidelijk dat Grootaert nooit een inventaris maakte van zijn werk en zijn archief zou hebben vernietigd. Versnipperde bronnen lieten echter toe een aanzet te geven tot een biografie en een voorlopige oeuvrelijst van zijn ontwerpen in een kenmerkende, moderne vormgeving, gelegen in Gent en Deinze.
Grootaerts vroege carrière als architect en leraar
Daniël Joseph Valére Marie Grootaert werd geboren op 11 februari 1918 te Deinze als jongste zoon van Polycarp Grootaert en huishoudster Maria Vereecken. Zijn vader Polycarp Grootaert (1877-1947) groeide op in het drukkerijbedrijf van de familie en was er ook werkzaam, naast zijn functie als koster in de Onze-Lieve-Vrouwkerk in Deinze. De familie van zijn moeder had tijdens de 19de en vroege 20ste eeuw een bloeiend bedrijf in orgelbouw te Gijzegem. Grootaert studeerde architectuur aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Gent. Hij kwam er in contact met architect Gaston Eysselinck, die les gaf in het tweede jaar en een goede band opbouwde met enkele studenten met wie hij later zou samenwerken. De samenwerking tussen Grootaert en Eysselinck vatte minstens aan vanaf 1937.
Uit briefwisseling van 1937 blijkt dat Grootaert samen met Eysselinck werd aangeschreven op het adres van Eysselincks woning en bureau in de Vaderlandstraat in Gent. Volgens Marc Dubois had de samenwerking eerder het karakter van een stage dan van een volwaardige medewerking. Eysselinck verwees in een artikel in Vooruit van 14 november 1937 naar twee ‘voorname’ opdrachten in samenwerking met architect Grootaert, meer bepaald de ontwerpen voor zwemdokken in Ronse en in Deinze. Het zwembad in Ronse kwam dat jaar tot stand naar aanleiding van een wedstrijdvraag. Eysselinck ontwierp het complex naar eigen zeggen in samenwerking met architecten Daniël Grootaert en Walter Cantré, en met beeldhouwer Jozef Cantré voor het bas-reliëf dat de gevel zou sieren. Het ontwerp werd echter niet weerhouden aangezien "de opstand (...) te vooruitstrevend bevonden werd". Het ontwerp voor het zwembad van Deinze was op dat moment zijn jongste, grote opdracht en de plannen werden eveneens opgemaakt met medewerking van Grootaert. Eysselinck uitte in het artikel zijn enthousiasme over het ontwerp in opmaak: "Het wordt een groote, heldere hall, met een geweldig schuin dak in dubbele glaswand met een isoleerende luchtlaag er tusschen. Een luchtige ruimte, alleen voor zwemsport bedacht en waar men nooit appelsienen in verkoopen zal". De architecten waren sinds 19 april 1937 gelast met de opdracht, werkten in de loop van 1937 het voorontwerp uit en maakten tegen januari 1938 het bestek voor de bouwwerken op in samenwerking met de Gentse ingenieur A. Mallebrancke, die door hen was aangesteld voor een studie van de onderdelen in beton. Het definitieve ontwerp werd op 18 juni 1938 voorgelegd ter goedkeuring, maar zou nooit gerealiseerd worden. In een brief van maart 1940 richtte Eysselinck zich tot Grootaert om het niet ontvangen van hun erelonen voor deze opdracht aan te kaarten. Hoewel er wrevel was ontstaan over Grootaerts passieve houding omtrent deze lonen, bevestigde Eysselinck in de brief meermaals zijn appreciatie voor Grootaert en de vriendschap die ze hadden opgebouwd: "Indien er iets scheelde vond ik in onze samenwerking eerst de daartoe noodige rust, na, oprecht en nuchter de punten op i’s geplaats[t] te hebben. En daaraan is toe te schrijven dat wij dikke vrienden werden". In Eysselincks archief is ook nog een voorontwerp bewaard van de grondplannen voor het gemeentelijk slachthuis van Deinze, opgemaakt op 31 januari 1941 door architect Grootaert. Er zijn geen indicaties dat dit ontwerp effectief werd gerealiseerd.
Grootaert studeerde af als architect in 1939 en was sinds 30 oktober 1940 ingeschreven als zelfstandig architect. Van zijn vroegste realisaties is er tot op vandaag echter weinig bekend. Een toevallige ontdekking is de woning De Ridder in Waasmunster (Molendreef 24), waarvan de plannen dateren van 18 mei 1942. Grootaert woonde in die periode in de Guido Gezellelaan nummer 83 te Deinze. In hetzelfde jaar, namelijk op 9 december, werd hij leraar Bouwkundig Tekenen aan de Tekenacademie van Deinze. De lessen bestonden uit een vijfjarige opleiding bouwkunde, evenals meubeltekenen en binnenhuisarchitectuur. De academie volgde de toenmalige ontwikkelingen op het vlak van onder meer binnenhuiskunst op de voet. Zo vond er bijvoorbeeld in 1957 een voordracht plaats over 'Het modern sociaal meubel' door architect Daniël Craet, parallel met de gelijktijdige en gelijknamige salons die plaatsvonden in het Museum voor Sierkunst in Gent, en daarnaast had Grootaert ook contact met interieur- en meubelontwerper Jos De Mey. Grootaert woonde minstens sinds de jaren 1950 in Gent, namelijk in de Aaigemstraat. Op 1 april 1958 werd hij aangesteld als waarnemend gemeentelijk architect van Ledeberg, ter vervanging van architect en stedenbouwkundige Rafaël Wieme, die gedurende een jaar persoonlijke opdrachten in de gemeente opnam. Deze functie – gedurende 16 uur per week – bestond uit het onderzoek van bouwplannen, berekenen van bouwtaks, controle op uitgevoerde werken, technisch advies en onderhoud van gemeentelijke gebouwen, en zou Grootaert waarnemen tot 31 maart 1960. Enkele vermeldingen van Grootaerts activiteiten in het Notulenboek van het Schepencollege bevestigen dat hij in die periode in hoofdzaak functionele werken ontwierp en realiseerde, projecten waar hij minder zijn persoonlijke stempel op kon drukken.
Ontwerp van enkele modernistische woonhuizen
Moderne architectuurontwerpen van Grootaert vanaf de late jaren 1950 – waarin hij wel carte blanche kreeg van zijn opdrachtgevers – contrasteren hiermee en wijzen op een belangrijke continuïteit in materiaalgebruik, planindeling en ontwerpdetails. Een opvallend ontwerp realiseerde Grootaert in 1959 voor glazenier Armand Blondeel. Blondeel was een collega van Grootaert, aangezien hij sinds 1 oktober 1958 aangesteld was als leraar sierkunsten aan de academie van Deinze. Blondeels eigen woning met atelier in Mariakerke bij Gent (Mazestraat nummer 46) illustreert een aantal kenmerken die terugkomen in latere, moderne ontwerpen van Grootaert. De meest opvallende constante is het materiaalgebruik, namelijk een combinatie van hard gebakken Scheldesteen met Balegemse steen, deels gerecupereerd van een kerk. Qua vormgeving komen in het glas-in-loodatelier van de woning volgens de plannen schuin geplaatste wanden met lichtspleten daartussen voor, die het vroegst gekende voorbeeld hiervan vormen binnen zijn oeuvre. Ook de algemene volumeopbouw van de woning, gekenmerkt door een grote dynamiek en een asymmetrische plaatsing van volumes onder lessenaarsdaken, komt terug in latere ontwerpen.
Op 1 oktober 1960 volgde Daniël Grootaert Abel Claerhout op als directeur van de academie van Deinze. In datzelfde jaar startte Roger Raveel er als leraar ‘gipsmodel, perspectief en meetkunde’, wat uitmondde in een gerenommeerde klas in schilderkunst met een heel persoonlijke aanpak onder invloed van deze kunstenaar. Tussen Grootaert en Raveel ontstond een jarenlange vriendschap, die ook aanleiding zou geven tot de aanstelling van Grootaert als restauratiearchitect van Raveels woning met atelier in 1968.
In 1960 ontwierp Grootaert in Deinze een opmerkelijke moderne woning voor couturier Marcel De Vos, gelegen aan de Kerselaarslaan (nummer 34) en herkenbaar bewaard ondanks enkele aanpassingen. De woning is diep ingeplant op een beboomd perceel en getuigt zo van een grote aandacht voor de privacy van de bewoners. Behalve dit kenmerk vertoont de woning nog gelijkenissen met latere ontwerpen, onder meer het gebruik van splitlevels, die een dynamische planindeling toelaten evenals meerdere terrassen. Ook hier wordt Scheldesteen gecombineerd met Balegemse steen en te hard gebakken baksteen. Laatst genoemde materialen worden gebruikt voor de ten opzichte van elkaar verspringende wanden in de living. De aanwezigheid van enkele andere ontwerpdetails was eveneens representatief binnen het oeuvre, namelijk een zitkuil in de living en claustra voor enkele vensters (beide verwijderd), evenals de integratie van een glasraam van Blondeel. Andere elementen vormen als het ware een voorloper van elementen die terugkomen in de vroegste voorontwerpen (1966) van Woning De Somviele in Sint-Denijs-Westrem, namelijk het vlinderdak, de grote vensters met V-vormige verstevigingen en de recuperatie van oude houten balken in het interieur.
In 1962 ontwierp Grootaert de woning van Henri De Mol in Mariakerke bij Gent (Eeklostraat nummer 228). De bouwplannen vermelden de kenmerkende materialen, namelijk breuksteen van witte natuursteen en Scheldesteen. Bij de baksteen wordt expliciet vermeld dat deze ook bestaat uit “gebrande knorren”. Deze stenen springen licht uit ten opzichte van het parement en verlevendigen de gevels, mede in combinatie met de onregelmatige vormen van de stenen. Op de bovenverdieping zijn de gevels afgewerkt met een horizontale houten beplanking, die eveneens in andere ontwerpen van de architect voorkomt en werd verdergezet in een uitbreiding van de woning omstreeks 1997. Daarnaast getuigt de woning van een dialoog met de tuin, onder meer in de aanwezigheid van terrassen en de overweging van de oriëntatie en inplanting.
Verdere ontwikkeling van zijn persoonlijke architectuurtaal tot een hoogtepunt
Vanaf 1966 vatte Grootaert het ontwerp aan van een grootschalige villa in Sint-Denijs-Westrem (Oudeheerweg 8) in opdracht van Firmin De Somviele. Meerdere voorontwerpen van deze woning zijn bewaard, en ook nadat de bouw was aangevat in 1968 gebeurden nog wijzigingen. Het ontwerp vormt een accumulatie van de typische ontwerpkenmerken, aanwezig in zijn voorgaande moderne realisaties. Deze elementen zijn bijvoorbeeld de uitwerking van enkele gevels in zaagtand of gebogen, de ruimtelijke dynamiek door het gebruik van splitlevels, het sculpturale, tactiele effect bekomen door de gevarieerde materialen en hun plaatsing, waaronder gerecupereerde, onregelmatige, witte natuursteenblokken met bouwfragmenten, baksteen in zaagtandverband, claustra in gebakken aarde en keramiek en horizontale houten beplankingen, maar eveneens de aandacht voor de oriëntatie, de relatie tussen binnen en buiten, en de interesse voor de privacy van de bewoners. Woning De Somviele vormt een echt totaalkunstwerk, dat zich van de voorgaande ontwerpen deels onderscheidt op het vlak van schaal, zowel qua architectuur als buitenaanleg, en door de uiterst rijkelijke, gevarieerde afwerking van interieur en exterieur. Bovendien inspireert de woning zich openlijk op toenmalige, internationale ontwikkelingen op het vlak van architectuur, design en interieurafwerking, wat onder meer leidt tot een opvallende – tot op heden binnen zijn oeuvre unieke – interieurafwerking van het representatieve gedeelte (inkom en leefkamer) met elementen aansluitend bij het design van de Space Age. Het plafond in de leefruimte, afgewerkt met driedimensionale, kunststoffen tegels met een noppenpatroon in gevarieerde grootte spelen – in dialoog met de aanwezige verlichting – met vorm, licht en reflectie. Ze contrasteren met het primitieve, organische karakter van de ruwe natuursteen, die ook prominent zichtbaar is gelaten in het interieur, en eveneens met de lokale, artistieke kwaliteit van de glas-in-loodramen van Armand Blondeel en een koperen haard, gerealiseerd door Walter De Buck, die in de architectuur geïntegreerd zijn. Ondanks de schaal en de overheersende afwerking van de leefruimte, was Grootaert in staat het decor naar zijn hand te zetten en het gezinsleven een centrale plaats te geven bij de haard in een zitkuil.
Een kleinschaligere woning die uit dezelfde periode dateert en ook in Sint-Denijs-Westrem gelegen was (Rivierstraat nummer 6), ontwierp Grootaert in november 1967 voor Maurice Van De Weghe. Het ontwerp voorzag een functionele sokkel en het leefgedeelte op de bel-etage. De woning werd later intern verbouwd tot restaurant, maar volgens een bouwaanvraag van 2013 volledig gesloopt en vervangen door een nieuwbouw. De bouwplannen wijzen ook voor deze woning opnieuw op een grote continuïteit wat betreft de moderne ontwerpen van Grootaert: geknikte, verspringende wanden, een rijkelijk gebruik van onregelmatige witte breuksteen, de aanwezigheid van een splitlevel en een prominente haard in de leefruimte, evenals meerdere terrassen en draaitrappen. Opvallend en specifiek voor dit ontwerp is de uitwerking van de verspringende wanden, namelijk gedeeltelijk in glas met een verticale verdeling die een soort claustra vormt, en voor het centrale deel volgens de plannen in geel koper uit te voeren.
Ook in 1967 ontwierp Dan Grootaert in Deinze de woning voor Lionel De Clercq en zijn echtgenote Agnes Maes (Hulhage nummer 16). Agnes Maes volgde les aan de Academie te Deinze bij Roger Raveel, die hen in contact bracht met Dan Grootaert. Het budget liet echter niet toe om in Deinze ook Balegemse steen te gebruiken – tot spijt van Grootaert. Gelijkenissen met bijvoorbeeld Woning De Somviele zijn wel het gebruik van baksteen in zaagtand geplaatst, houten spanten die een flexibele, aanpasbare bovenverdieping toelaten, de aanwezigheid van een zitkuil in de living, het gebruik van claustra voor de vensters en eenvoudige, goedkope schalieberdplanken. De gevelvlakken opgebouwd uit baksteen in zaagtand worden gemarkeerd door de aanwezigheid van twee onregelmatige vlakken in traditioneel, vlak baksteenmetselwerk. Deze vlakken waren een idee en ontwerp van Roger Raveel in functie van de levendigheid ervan. De woning is anno 2018 echter minder gaaf bewaard door aanpassings- en uitbreidingswerken, en het plaatsen van voorzetramen, aangezien de betonnen claustra voor de bovenvensters problemen gaven, onder meer qua isolatie. De zitkuil is bijvoorbeeld wel bewaard, maar voorzien van een andere afwerking.
Aanzet tot een verdere oeuvrestudie
Volgens Lionel De Clercq realiseerde Grootaert in Deinze minstens nog één kenmerkend ontwerp in zijn typisch materiaalgebruik, meer bepaald de woning voor gordijnhandelaar Robbens te Petegem-aan-de-Leie (vermoedelijk Centrumlaan 98, Deinze). De woning is echter verbouwd. In Tielt is er ook een ontwerp gekend van Grootaert uit 1967 (Driesstraat nummer 84), dat getuigt van een moderne vormgeving, maar aan het exterieur minder de typische kenmerken en materialen vertoont dan de andere voorbeelden. Daarnaast wees De Clercq erop dat Grootaert zich vaak diende te schikken naar de wensen van de eigenaar. Dit leidde vaak tot frustraties bij Grootaert: eigenaars die over voldoende budget beschikten, wilden geen moderne vormgeving, terwijl anderen met weinig budget dit wel wilden. Woning De Somviele vormde hier een uitzondering op en was vermoedelijk het meest grootschalige ontwerp dat Grootaert kon realiseren in zijn typische, moderne vormgeving. Daarnaast ontwierp hij frequent woningen in een traditionele vormentaal, aangepast aan de wensen van de eigenaars. Een voorbeeld hiervan is woning Herbosch, ontworpen door Grootaert in 1954 in het kader van De Wet De Taeye aan de Nieuwkolegemlaan (nummer 5) te Mariakerke. Mondelinge bronnen wezen nog op een aantal andere ontwerpen in een traditionele vormgeving met neoclassicistische inspiratie, meer bepaald Emilius Seghersplein nummer 14 te Gent, Nieuwkolegemlaan nummer 35 te Mariakerke en Koningin Maria Hendrikaplein nummers 40, 42-45 te Gent. In de vroege jaren 1970 woonde Grootaert zelf ook aan het Koningin Maria Hendrikaplein. Naast woningen ontwierp hij bijvoorbeeld ook bedrijfsgebouwen, waarvan er momenteel één gekend is, gelegen te Deinze (Leiedam nummer 5). Daarnaast voerde Grootaert renovaties uit, bijvoorbeeld aan eigendommen van De Somviele in de nabijheid van zijn eigen woning. Andere voorbeelden zijn de verbouwingen van Baudelostraat nummer 19 en Jan Breydelstraat nummer 30 in Gent.
De laatste, tot op heden gekende ontwerpen en professionele documenten van Grootaerts hand dateren van 1973 en handelden over het terras van Woning De Somviele. Grootaert bleef directeur van de academie in Deinze tot datzelfde jaar, toen Armand Blondeel hem opvolgde. Hij ging op 2 juni van dat jaar op pensioen. Nadien vertrok hij naar het buitenland en woonde onder meer een twintigtal jaar in Spanje. Later keerde hij terug naar België en overleed op 10 maart 2011 te Gent.
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Cyriel Buyssestraat 7 (Gent)
Villa in cottagestijl, gebouwd naar een ontwerp uit 1950 van architect Dan Grootaert.
Driesstraat 84 (Tielt)
Villa ingewerkt in opgehoogd terrein, gebouwd in 1968 naar ontwerp (1967) van architect Dan Grootaert (Gent). Sokkelvormende onderbouw waarboven twee bouwlagen onder platte bedaking, met ver terugwijkende bovenste verdieping.
Eeklostraat 228 (Gent)
Woning gebouwd in opdracht van Henri De Mol naar een ontwerp van architect Dan Grootaert uit 1962. Ondanks een uitbreiding blijft de villa een herkenbaar en representatief voorbeeld van de modernistische stijl van architect Grootaert.
Oudeheerweg 8 (Gent)
Woning De Somviele werd ontworpen door architect Daniël Grootaert vanaf 1966, met aanpassingen tot in de vroege jaren 1970. Deze grootschalige modernistische villa met zwembad en tuin getuigt van een persoonlijke interpretatie van het modernisme en van een assimilatie van de toenmalige internationale ontwikkelingen.
Mazestraat 46 (Gent)
Woning en atelier van glazenier Armand Blondeel, gebouwd naar een ontwerp van Dan Grootaert uit 1959. De woning is heel herkenbaar bewaard en is een representatief voorbeeld van Grootaerts kenmerkende, modernistische stijl. De vrijstaande woning bestaat uit twee volumes van één bouwlaag onder uitkragende lessenaarsdaken, met een functionele scheiding tussen het woongedeelte en het atelier.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Grootaert [online], https://id.erfgoed.net/personen/1179 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.