Over het werk van Lucien-Jacques Baucher, Jean-Pierre Blondel en Odette Filippone verscheen een uitgebreide monografie in 2011. De informatie met betrekking tot het oeuvre en de biografieën van de drie architecten werd hierop gebaseerd. Daarnaast werd Lucien-Jacques Baucher geïnterviewd in 2014.
Lucien-Jacques Baucher (1929-2023), Jean-Pierre Blondel (1924-2012) en Odette Filippone (1927- 2002) komen alle drie uit een familie die professioneel actief is in de interieurinrichting. De drie studeren architectuur aan La Cambre, 'Ie Bauhaus Belge', in het naoorlogse België de referentie voor de moderne beweging in de architectuur.
Jean-Pierre Blondel, de oudste van de drie, studeert er af aan in 1942. Net als Odette Filippone, die afstudeert in 1946, volgt hij het atelier van Jean De Ligne. Lucien-Jacques Baucher studeert af in 1947 in het atelier van Robert Puttemans. Tijdens hun studies is het drietal begeesterd door de moderne architectuur van het moment, vooral dan wat gepubliceerd werd in het Franse tijdschrift L 'Architecture d' Aujourd'hui. Ieder nieuw nummer wordt in spanning afgewacht en de speciale nummers als dit over Neutra of over de moderne architectuur in Brazilië zijn een revelatie.
Hun professionele samenwerking begint onder impuls van Odette Filippone, die in 1953 de woning Hamaïde realiseert voor haar neef, waarna ze al snel veel andere opdrachten krijgt. Om die de baas te kunnen, associeert ze zich met haar studiegenoot Jean-Pierre Blondel, waarmee ze in datzelfde jaar ook huwt. Eveneens in 1953 vervolledigt Lucien-Jacques Baucher, de buurjongen van Odette Filippone en een vriend sinds haar kindertijd, de associatie.
Ieder neemt, door zijn specifieke persoonlijkheid, een andere rol op binnen het bureau. Odette Filippone ontwerpt minder, maar legt de contacten met de klanten, houdt het atelier draaiende en doet de werfopvolging. Jean-Pierre Blondel en Lucien-Jacques Baucher maken de meeste ontwerpen en zijn ook het meest actief in onderwijs, tijdschriften over moderne architectuur ('Rythme' en 'Architecture') en vooruitstrevende architectenverenigingen als de SCAB en de SBUAM.
Met uitzondering van het werk dat ze realiseren voor Expo '58 bestaat de architecturale productie van Baucher, Blondel en Filippone, zowel voor als na hun associatie, vooral uit villa's en een- en meergezinswoningen. In totaal realiseren ze, voor, tijdens en na hun associatie, 64 nieuwbouwprojecten voor woningen, villa's en appartementen, waarvan 23 in Vlaanderen (allemaal villa's). In 1964 komt er door een· meningsverschil een einde aan de associatie. Het echtpaar Blondel en Filippone blijft samenwerken, Lucien-Jacques Baucher richt een eigen bureau op, het Atelier d'Architecture et d'Urbanisme met Michel Draps en Marc Libois.
Via Georges Chantren, de neef van Jean-Pierre Blondel en algemeen directeur van de Foire Internationale de Bruxelles, krijgt het drietal in 1956 de opdracht om het Informatiecentrum voor Expo '58 op het Brouckèreplein te ontwerpen, in associatie met ingenieur Réné Sarger. Samen met Sarger winnen ze in datzelfde jaar ook de wedstrijd voor het paviljoen van Marie Thumas. Beide ontwerpen oogsten nationaal en zelfs internationaal erkenning. Een laatste belangrijke realisatie voor Expo '58 zijn de bureaus voor het Commissariaat Generaal van de tentoonstelling, die bekroond worden met de Prijs Van de Ven in 1958 en de Nationale Architectuurprijs van het 'Bureau National du Documentation du Bois' in 1960. De ontwerpen voor Expo '58 oogsten tot op de dag van vandaag lof van architectuurcritici en zetten Baucher, Blondel en Filippone op de kaart als vooruitstrevende architecten.
Naast de werken voor Expo '58 worden ook andere realisaties van de associatie bekroond bij architectuurwedstrijden en prijzen. Bovendien werd hun werk al van bij de aanvang van hun samenwerking opgemerkt door de architectuurpers. Ontwerpen en realisaties van hun hand werden al van in het begin frequent gepubliceerd en worden ook later steeds op een positieve manier vermeld in de overzichtswerken over de vooruitstrevende architectuur na 1945 in ons land, bij het beste wat de architectuurproductie op dat ogenblik te bieden had. Vermeldenswaardig en uitzonderlijk voor Belgische architecten in deze periode is verder dat enkele van hun werken ook internationaal gepubliceerd werden, met name in L' Architecture d' Aujourd'hui, het toonaangevende Franse tijdschrift dat hen tijdens hun studententijd zoveel inspiratie bood.
De meest realisaties van Baucher, Blondel en Filippone behoren tot het domein van de privé-woningbouw. Volgens Bontridder hoort de architectuur van Baucher, Blondel en Filippone, net als die van Jacques Dupuis en Roger Bastin, thuis bij het naoorlogse modernisme dat “s'enrichit en renouant Ie dialogue avec les constructions vernaculaires et Ie paysage'” dit onder invloed van Alvar Aalto. Hun architectuur is niet kil en zuiver functioneel, maar origineel, warm en organisch georganiseerd rond zijn bewoners: “L'espace domestique est un terrain d'experimentations architecturales qui donnera lieu au développement de plusieurs typologies, basées entre autres sur une approche qui privilégié les caractéristiques naturelles du site.”
In de jaren 1950 zijn de klanten van het drietal gefascineerd door de woningen opgebouwd uit paviljoenen, die ontwikkeld werden in de Verenigde Staten. Hun cliënteel, dat veelal over een beperkt budget beschikt, verlaat Brussel voor de periferie, waar nog grote bouwterreinen ter beschikking zijn voor een bescheiden prijs. De moderne architectuur heeft zeker nog niet overal het pleit gewonnen, maar Baucher, Blondel en Filippone weten hun klanten vaak te overtuigen om hun eigen voorkeuren op zij te zetten en toch te kiezen voor een hedendaagse woning, die meer levenskwaliteit brengt. Ze zullen op dit punt overigens nooit compromissen sluiten, ook al verliezen ze soms klanten die opteren voor een klassieke bouwstijl en slaat de crisis vanaf de jaren 1970 genadeloos toe, waardoor er bijna geen opdrachten meer worden uitgevoerd
Door hun familiale achtergrond zullen de drie architecten in hun werken over het algemeen veel aandacht hebben voor op maat gemaakte vaste interieurelementen, verlichtingselementen of zelfs volledige interieurinrichtingen, die ze samen met de familiebedrijven realiseren. Ook de samenwerking met kunstenaars, als de schilder Louis Van Lint of de beeldhouwer Antoine de Vinck, is voor hen vanuit die optiek vanzelfsprekend.
Auteurs: De Houwer, Veerle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Kleine Verbindingslaan 15 (Sint-Genesius-Rode)
Modernistisch landhuis in 1957-1958 ontworpen door Lucien Jacques Baucher, Jean-Pierre Blondel en Odette Filippone.
Kouterweg 8 (Tervuren)
Deze achterin gelegen eengezinswoning werd gerealiseerd in de periode 1960-1962 naar een ontwerp van de architecten L. Baucher en Jean-Pierre Blondel.
Kleine Verbindingslaan 17 (Sint-Genesius-Rode)
Goed bewaarde, kleinschalige villa in naoorlogs modernisme, laatste werk van de architectenassociatie Baucher-Blondel-Filippone gerealiseerd tussen 1964 en 1967.
Heidedreef 44 (Linkebeek)
Modernistische villa opgebouwd uit twee vleugels van één bouwlaag onder plat en hellend dak, tussen 1957 en 1959 gerealiseerd door het architectentrio Jean-Pierre Blondel, Lucien-Jacques Baucher en Odette Filippone.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Baucher, Blondel en Filippone [online], https://id.erfgoed.net/personen/12778 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.