Het constructiebedrijf Seck werd in 1873 in Dresden opgericht door de gebroeders Seck. Vóór de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) stelde Seck 3.500 arbeiders te werk in fabrieken in Dresden en Schmiedeberg. Op internationale en wereldtentoonstellingen behaalde Seck in deze vooroorlogse periode meermaals belangrijke prijzen en onderscheidingen (1893 Chicago, 1894 Antwerpen, 1897 Brussel, 1898 Most, 1898 Den Haag, 1900 Parijs, 1904 St. Louis, 1904 Brussel en Wenen, 1905 Luik, 1909 Sint-Petersburg, 1910 te Brussel, Buenos Aires en Santiago, 1911 Schweidnitz, Budapest, Turijn en Dresden). Door Seck werden immers belangrijke verbeteringen aangebracht aan sommige maalderijmachines zoals de ziftmachine en de centrifugale builmolen. Seck was bovendien ook vooral gekend voor zijn sleutel-op-de-deurformule, waarbij zowel voor de constructie van de gebouwen als voor de binneninrichting werd gezorgd. Kenmerkend voor de Seck-maalderijen is dan ook een vrij uniforme architectuur.
In 1925 fusioneerde Seck, dat na de Eerste Wereldoorlog een verkoopskantoor had in de Schildknaapstraat te Brussel, samen met de maalderijconstructeurs Amme, Geisecke & Konegen (A.G.K.), Greffenius, Kappler en Luther tot Mühlenbau und Industrie AG (MIAG). In 1972 werd dit bedrijf overgenomen door de firma Bühler uit het Zwitserse Uzwil.
In Vlaanderen was Seck vóór de Eerste Wereldoorlog de belangrijkste buitenlandse maalderijconstructeur. Het bedrijf bouwde er vóór 1912 onder meer La Vignette in Leuven, de Bloemmolens Rypens in Boom, de Molens Ricquier in Brussel, de Molens van Temse in Temse, de maalderij de Vuurmolen (Meunerie Stevens et Decoster) in Overijse en de maalderij De Nieuwe Molens (Nouveau Moulin de Bruges) in Brugge. Tevens leverde ze voor tal van grootmaalderijen de al dan niet volledige installatie, zoals voor de bloemmolen L. Gheeraerdts in Aalst, de Bloemmolens van de Belgische Boerenbond in Merksem, de bloemmolen G. Peters & Fils in Leuven, de bloemmolen Op de Beeck Frères in Mechelen, de Moulins des Trois Fontaines in Vilvoorde, de Molens van Antwerpen in Merksem, de Stoommaalderij De Volder (Moulins des Flandres) in Petegem-bij-Deinze, de Molens Devos & Vandevenne in Kortrijk, de bloemmolen De Becker Farcy & Cie in Brussel, de Nouveau Moulin de Gand in Gent, de bloemmolen A. De Voghel en de Moulin La Brabançonne in Brussel, de bloemmolen J.B. Vanderstraeten in Gent, de maalderij Van Orshoven en de bloemmolen F. Bodart & Cie in Leuven, de Scheldemolens in Sint-Amands-aan-de-Schelde en de bloemmolen Hugo Mensinck in Temse. Ook één van de cilindermolens in de Maalderij Van Doren in Rotselaar is van Seck-makelij.
Ook was Seck een belangrijke producent van mouterijmachines, waaronder graanreinigers, ontkiemers, moutpolijsters, zakkenreinigers en moutbrekers. Zeer gegeerd was de zogenaamde Seckmühle, een moutbreker met een zeef tussen de twee, later drie koppels cilinders en met bovenaan een automatisch Chronos-weegtoestel. Vóór de Eerste Wereldoorlog bracht Seck ook een gerenommeerd pneumatisch transportsysteem op de markt.
Door Seck werden onder meer de reinigingstoestellen, een batterij sorteer- en verdeeltoestellen en een moutbreker geleverd, waarmee de mouterij Dandelooy in Merksem in 1907, na de brand van april 1906, werd uitgerust. Omstreeks 1910 voorzag Seck de mouterij-brouwerij Wielemans-Ceuppens in Vorst van moutbrekers met drie cilinderkoppels. De twee moutbrekers die omstreeks 1925 in de Brasserie de Haecht in Haacht werden gebruikt, waren eveneens van Seck-makelij. Een Seck-moutpolijstmachine werd vóór 1925 in de brouwerij-mouterij Mertens in Kruibeke geplaatst. In de Brusselse brouwerij Caulier stond omstreeks 1926 een Seck-moutbreker met een rendement van 2000 kg per uur. In dezelfde periode werd de Brugse brouwerij L’Aigle (De Meulemeester & Cie) uitgerust met een Seck-Greffenius-moutbreker. De Seck-moutbreker in de brouwerij Concordia in Geraardsbergen had omstreeks 1930 een rendement van 3.500 kg per uur.
Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Bassinstraat 12 (Boom)
Bakstenen gebouwen met betonnen ringbalken en kleine hoeveelheden natuursteen opgetrokken in een sober gehouden neorenaissancestijl aangepast aan de functie van het gebouw.
Leopold II-laan 29, 33 (Brugge)
Maalderij in 1911 opgericht naar ontwerp van architect Emile De Weerdt op gronden reikend tot aan de Kolenkaai en de Nikolaas Gombertstraat. Van het complex is vandaag alleen de vleugel aan de Leopold II-laan onder meer met machinekamer, molen, stoomketel met schoorsteen bewaard.
Tondelierlaan 1-25, 1A (Gent)
Behouden gevel van het voormalige magazijn, representatief voor de industriële architectuur van rond de eeuwwisseling. Een eerste gedeelte van zeven traveeën dateert van 1897 naar ontwerp van E. De Weerdt, in 1904 uitgebreid in dezelfde stijl met zeven traveeën rechts naar ontwerp van dezelfde architect; verhoogd met twee bouwlagen in 1930 naar ontwerp van architect H. Thilly.
Begijnhof 17 (Overijse)
Industriële graanmaalderij met stoomaandrijving. Hoofdvolume gebouwd in 1902 in gewapend beton, gedurende de jaren 1920 uitbreiding onder zadeldaken ten westen en rond 1955 een tweede uitbreiding in beton en baksteen ten oosten.
Markt 19 (Temse)
Aan de Markt palend hoekgebouw van 1912, van respectievelijk acht en vier traveeën en vijf bouwlagen onder plat dak. Baksteenbouw met decoratieve verwerking van natuursteen en gele baksteen. Aan de Wilfordkaai palende gevel van respectievelijk twee en vijf traveeën en vijf bouwlagen onder plat dak. Verankerde bak- en zandsteenarchitectuur met oude kern van 1617.
Molenstraat 2 (Rotselaar)
Grote watermolen, te dateren tussen de 17de eeuw en rond 1900 omgevormd tot een industriële maalderij. De gebouwen bestaan uit een woonhuis, molengebouw, turbinehuis, silogebouw, paardenstal, schuur en bakhuis. De omgeving van de maalderij bestaat uit de site van de maalderij, de oevers langs beide kanten van de Dijle (de zogenaamde molinotoop) en arbeiderswoningen in het oosten van de site. De arbeiderswoningen en de oevers hebben een beeldbepalende waarde. De verloop van de Dijle en de bijpas is belangrijk met betrekking tot de geschiedenis van het bedrijf en voor de werking van de molen.
Havenkant 30-32, Stapelhuisstraat 4, 11-13 (Leuven)
Ensemble van woonhuis, molencomplex met silo, magazijn, machinekamer, zakkenkuiserij en schrijnwerkerij, grosso modo U-vormig ingeplant op een diep en schuin georiënteerd perceel.
Gentsesteenweg 53 (Deinze)
Stoommaalderij, opgericht circa 1883. Twee grote gebouwen van elk zeven verdiepingen met elkaar verbonden door een gietijzeren passerelle op de bovenste bouwlaag. Het maalderijgebouw is een rechthoekige blok van drie op negen traveeën. Het silogebouw aan de Leie telt zes en acht traveeën. Bewaard ketelhuis, aangebouwd bij het maalderijgebouw en de administratieve afdelingen. Tussen het maalderijgebouw en de nu in onbruik geraakte administratieve gebouwen is later een overdekte hal gebouwd overspannen met een Polonceauspant.