Paul Felix (1913-1981) is één van de meest invloedrijke modernistische architecten van de naoorlogse periode in Vlaanderen. Opgeleid als ingenieur-architect aan de Katholieke Universiteit Leuven (1932-1937) doceerde hij daar zelf vanaf 1952 architectuur. Als lesgever pleitte Felix voor een brede humanistische vorming van de architect en benadrukte hij het belang van overleg met alle betrokkenen in een geleidelijk ontwerpproces. Vanuit een sterke maatschappelijke betrokkenheid hechtte hij ook veel belang aan stedenbouw. Vanaf 1955 werkte hij met Georges Pepermans en Raymond M. Lemaire aan een grondige hervorming van het onderwijs, die in 1967 goedgekeurd werd. Hij lag ook aan de basis van de oprichting in 1960 van het Interfacultair Instituut voor Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening van de Leuvense universiteit. Daarnaast publiceerde hij regelmatig over eigentijdse architectuur en vormgeving, met aandacht voor Alvar Aalto, Charles Eames en in het bijzonder Le Corbusier.
Vanuit zijn eigen architectenpraktijk met bureau in Oostende realiseerde hij tussen 1938 en 1979 een heel divers oeuvre dat de naoorlogse uitbouw illustreert van de verzorgingsstaat en meer bepaald van de katholieke, Vlaamsgezinde zuil. Een oeuvrecatalogus uit 1981 (opgemaakt door Geert Bekaert en Ronny de Meyer) somt een 150-tal ontwerpen op, waarvan een deel niet-gerealiseerd werd. Deze omvatten een dertigtal ontwerpen voor onderwijsgebouwen (onder andere voor de Katholieke Universiteit Leuven), een tiental gemeenschapsgebouwen (culturele centra, ontmoetingscentra, bibliotheken en jeugdhuizen), een tiental religieus getinte opdrachten (kerken, kloosters, kappellen en een pastorie), een vijftal ziekenhuizen en administratieve overheidsgebouwen, drie zwembaden en een watertoren. Daarnaast ontwierp hij een vijftigtal eengezinswoningen (waarvan de helft besproken of gedocumenteerd wordt in de oeuvrecatalogus van 1981), zes appartementsgebouwen, een viertal sociale woonwijken en een studentenwijk. Het merendeel van Felix’ oeuvre bevindt zich in Vlaanderen. De inventaris van het Brussels Gewest vermeldt drie woningen van Felix en het gebouw van de BRT-RTB.
Paul Felix was volgens Bekaert en De Meyer een modernist in merg en been; geen revolutionaire beeldenstormer die zijn persoonlijkheid affirmeerde in zijn architectuur maar wel een rationeel modernist die geleidelijk vernieuwde vanuit de traditie, los van enige stilistische premisse. Het vormelijke ontwerp vloeit logisch voort uit het programma, de constructieve wetmatigheden en het materiaalgebruik (“de architect van het gezond verstand”). Zijn oeuvre toont inderdaad steeds een vrij bescheiden karakter en een ogenschijnlijk naadloze overgang van traditionalisme (jaren 1940) naar modernisme (jaren 1950-60) en postmoderne integratiearchitectuur (vanaf midden jaren 1970), alsof de vormgeving hem minder interesseerde. Constanten in zijn oeuvre zijn de duidelijkheid waarmee de gevels het functionele programma vertalen en de constructief verzorgde architectuur met een heldere geometrie en sober materiaalgebruik (zichtbaar metselwerk en beton).
Tussen 1945 en 1949 ontwierp Felix een hele reeks traditioneel ogende gebouwen zoals Villa Decaestecker in Stene (1946), Woning Gyselen in Veurne (1946), een jeugdhuis in Westouter (1947), Villa Vandenbroucke in Hooglede (1947) en Woning Mihl in Oostende. Eind jaren veertig ruilde hij dat traditionalistische idioom geleidelijk aan in voor een modernistische versobering (bijvoorbeeld bij een winkelpui in Oostende en de woning Hochmont in Stene, beide 1949). Een echte ommekeer kwam er met een niet-gerealiseerd wedstrijdontwerp voor woningen op de plaats van het Oostendse Palace Hotel uit 1949 (in samenwerking met Willy Marchal). Hierin is de aandacht voor esthetiek volledig verdwenen ten voordele van een concrete, rationeel-analytische aanpak (optimale lichtinval, bescherming tegen wind, privacy,...) die vanaf dan zijn oeuvre zal kenmerken. Zoals Felix het zelf verwoordde: “Er bestaat geen oplossing die algemeen gangbaar is, elke oplossing is het specifieke antwoord op concrete gegevens, mogelijkheden, behoeften.” In dit rationeel modernisme werd hij ongetwijfeld beïnvloed door contacten met Jean-Jules Eggericx en Léon Stynen binnen de Hoge Raad van de Stedenbouw, waarvan hij sinds 1948 lid was.
Zijn eerste bekendheid verwierf Felix met de watertoren van Melle (1951) waar die analytische benadering leidde tot een opvallend moderne constructie met een duidelijk visuele benadrukking van de constructie, een kenmerk dat ook later in zijn oeuvre vaak terugkomt. Samen met collega-docent Georges Pepermans realiseerde hij ook heel wat gebouwen voor de KUL zoals het studentenhuis Pius X in Heverlee (1952) dat volgens Bekaert en De Meyer getuigt van een geloof in de eigentijdse architectuur, en een aanzet vormde voor het réveil van de kerkelijke architectuur en kunst (door de samenwerking met glazenier Michel Martens en beeldhouwer Roger Bonduel). Door zijn architectonische evidentie overstijgt dit gebouw zelfs Felix' functioneel-rationele aanpak.
In diezelfde periode realiseerde hij drie woningen (Villa Pollefeyt en Villa Coël in Ukkel en de Woning Van Dr. Gyselen, Weligerveld 5 in Lubbeek (Pellenberg) uit 1954, die verwant zijn aan het gebouw van Pius X. In deze periode kwam Felix tot het besef dat een doorgedreven rationeel-analytische ontwerpmethode nog steeds een vormelijke vrijheid impliceerde maar hij zou toch steeds trachten om de vorm zoveel mogelijk af te leiden uit functionele of constructieve aanleidingen. Felix ontwikkelde in deze periode ook meer aandacht voor interieur (kleur) en meubilair. De Woning van Dr. Gyselen geeft perfect de visie van Felix weer omdat hij hier de vrije hand kreeg (tot en met de keuze van Knoll-meubilair). In 1954 ontwierp hij als mede-eigenaar ook een flatgebouw in Oostende met een rustig, ritmisch opgebouwde gevel die een beheersing van middelen laat zien (‘doodeenvoudige goede architectuur’) die nieuw is, en die in geen enkele van de latere flatgebouwen zo sterk is. In deze periode wordt de vormgeving van Felix’ gebouwen steeds eenvoudiger met heldere volumes en een eenvoudige, direct afleesbare constructie maar de aandacht van Felix ging steeds in de eerste plaats naar de planindeling. De sociale woningen voor de Oostendse Haard uit 1955-1957 zijn in die zin een synthese: losse inplanting om elke vorm van geslotenheid of massa te vermijden en contact van binnenterrein met straat te creëren, uiterst eenvoudige maar zorgvuldige, geproportioneerde vormgeving en een maximum aan comfort (privacy, energie-efficiënt, ingemaakte kasten,...).
In 1957 realiseert Felix zijn meesterwerk: het Clarissenklooster Zonnelied waarvoor hij eindeloos in overleg ging met de bouwheren maar waar hij toch zijn eigenheid behield en een uiterst heldere constructieve taal ontwikkelde die hij ook in heel wat andere projecten uit die periode zou hanteren. Tijdens deze sleutelopdracht bouwde hij ook een eigen bureau uit met medewerkers die steeds behandeld werden als volwaardige partners. Kleine opdrachten zoals de vele woningen voor jonge Vlaamse intellectuelen, vrije beroepen,... waren voor Felix een noodzaak omwille van hun vrij en experimenteel karakter. Voorbeelden zijn de Woning Bonduel in Brugge (1959), de Villa Hofman in Koksijde (1959), Woning De Brabandere in Destelbergen uit 1960-1961 en de dokterswoning Meirsman in Gent (1963).
Dankzij het studentenhuis Pius X en klooster Zonnelied kreeg Felix heel wat opdrachten voor vrij onderwijsgebouw (zoals de lagere school aan de Gravenbos 4-6 in Gistel uit 1960) en kerken (zoals de Onze-Lieve-Vrouw-van-Gedurige Bijstandkerk aan de Neysetterstraat in Haacht uit 1958, een samenwerking met Jan Tanghe). Het Magdalena-zwembad van Kortrijk (ook een samenwerking met onder andere Jan Tanghe) is het eerste werk van Felix waar de constructie de aandacht opeist (gevouwen dakplaat).
In de jaren zestig blijft Felix villa’s ontwerpen in het verlengde van klooster Zonnelied en de school in Gistel. Ook de sociale woonwijk Den Elst in Herent uit 1963 past hierin. In vergelijking met de sociale woningen in Oostende uit 1955 blijkt hier een duidelijke greep op de samenhang van de wijk. De woningen zijn opgevat zoals de villa’s met een patio, een open daggedeelte en een gesloten nachtgedeelte. De jaren zestig worden echter in de eerste plaats gekenmerkt door grote projecten die hij krijgt door zijn politieke connecties (CVP) maar ook omwille van zijn rationele, haalbare visie. Voorbeelden hiervan zijn de studentenhuisvesting, het studentenrestaurant Alma 3 (met Georges Pepermans) en het Instituut Mechanica (gekenmerkt door constructieve rationaliteit) in het Arenbergpark in Heverlee, de kerk Ter Biest in Waregem (1964), de kerk van het Xaveriuscollege in Borgerhout (1963), de modernisering van kapel- en kerkinterieurs zoals die van de Trappisten in Westmalle uit 1964, en zijn twee koninginnestukken uit deze periode: Theologisch en Pastoraal Centrum in Antwerpen (1965-1968) en vormingscentrum Destelheide in Dworp (1967). Het eerste wordt gekenmerkt door een opsplitsing van de verschillende functies in verschillende bouwvolumes waardoor de architectuur als het ware oplost in het groen, door de opvallende geïndustrialiseerde vormgeving, en door de hoogstaande detaillering. Ook in Dworp wordt het project bepaald door het landschap.
De gesloopte woning Van Hyfte in De Panne (1968) getuigt van die nieuwe, landschappelijke aanpak: de architectuur verdwijnt in het duinenlandschap en geeft beslotenheid en geborgenheid in plaats van openheid en transparantie (zoals bij vroegere woningen). Felix hanteert voor het eerst een vierkante module, met zwak hellende tentdaken en een nieuw materiaal (betonsteen). De Woning Vermeire aan de Sint-Denijsstraat in Zwevegem (1968) sluit hierbij aan. Het administratief centrum van Gentbrugge (1968) en het Cultureel Centrum Scharpoord van Knokke (1969) zijn ook degelijke voorbeelden Felix’ aanpak uit die periode.
Vanaf 1968 besteedde Felix veel tijd aan het academisch ziekenhuis Gasthuisberg in Leuven, in samenwerking met Jan Tanghe en Jan Delrue. Hier werkte hij het concept uit van indeterminate architecture (de idee dat het ontwerp een zekere onbepaaldheid moet hebben zodat het aanpasbaar is voor de toekomst) en de aandacht voor geborgen binnenruimtes. Andere belangrijke projecten uit deze periode zijn het gesloopte stedelijk zwembad van Oostende (1970), opnieuw in samenwerking met Jan Tanghe (die volgens Bekaert en De Meyer vermoedelijk verantwoordelijk was voor de stedenbouwkundige en architecturale creativiteit van het ontwerp), en de Sint-Annakerk van Aalst (1970) dat meer aansluit bij Felix’ rationele aanpak.
In de laatste vijf jaar van zijn carrière (1973-1978) greep Felix terug naar meer traditionele kenmerken, vanuit een behoefte om vervreemding tegen te gaan: baksteen en hout (in plaats van beton), hellende daken, verticaliteit, erkers, integratiearchitectuur, gezelligheid,.... Dit lijkt op het eerste zicht volledig tegengesteld aan het modernistisch ogende oeuvre uit de jaren 1950-1970 maar in feite getuigen ook deze gebouwen van zijn maatschappelijke en analytisch-rationalistische visie op architectuur en vormen ze een waardevolle toevoeging aan zijn oeuvre. Het werk blijft bovendien een zekere strengheid behouden. Een heel mooi voorbeeld hiervan is de Provinciale Bibliotheek in Hasselt, Martelarenlaan 17 (1973), in samenwerking met Georges Nolens, vlakbij het historische begijnhof. De meest opmerkelijke woning uit deze periode is de Villa Viérin aan de Kromvendreef 83 in Schoten (1975-77) die zowel de ontwikkeling van Felix’ oeuvre illustreert als de continuïteit (met name de duidelijkheid in de constructie en de strengheid in de detaillering). Andere openbare gebouwen die getuigen van de nieuwe benadering zijn het gesloopte ontmoetingscentrum Ons Huis aan de Dorpstraat 8 in Koekelare (1975) en ’t Schorrenhof aan het Marktplein 16 in Nieuwpoort (1977)
Conclusie
Bekaert en De Meyer roemen Felix om zijn analytisch-rationele overlegarchitectuur maar hun waardering lijkt vooral uit te gaan naar die werken waarin Felix die aanpak intuïtief oversteeg zoals het studentenhuis Pius X, het klooster Zonnelied en de lagere school in Gistel. Ook Felix zelf lijkt die mening toegedaan, wanneer hij schreef over de school in Gistel: “Gelukkig doet men soms, als men met veel entoesiasme en zonder te veel pretentie, aan iets werkt, intuïtief bepaalde dingen waarmee men later, ook vanuit een theoretisch inzicht, nog erg gelukkig kan zijn”. Anderzijds benadrukken Bekaert en De Meyer dat de waarde van Paul Felix niet zozeer ligt in enkele uitzonderlijke gebouwen maar juist in de totaliteit van zijn oeuvre, wat een motivatie is om zijn oeuvre zo volledig mogelijk te documenteren.
Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Studentenwijk Arenberg 1 (Leuven)
Het brutalistische studentenrestaurant Alma 3 werd in 1966 gebouwd door de architecten Georges Pepermans en Paul Felix, als derde van de momenteel negen studentenrestaurants verspreid over het centrum van Leuven en Heverlee. Er is ruimte voor 750 zitplaatsen. Sinds 1969 is het gebouw volledig en onafgebroken in gebruik. De bouw valt te situeren in de realisatie van een nieuwe studentenwijk in het Arenbergpark. Deze nieuwe studentenwijk situeert zich binnen de contouren van het historische Arenbergpark. Voor de bouw van dit complex opteerden de architecten voor een brutalistische architectuurstijl, die zich goed weet in te passen in de groene parkomgeving.
Koningsstraat 43A (Oostende)
Appartementsgebouw naar ontwerp van architect P. Felix (Oostende), ontworpen in 1954, in gebruik in 1959). Appartementsgebouw van zes bouwlagen en achteruitspringende dakverdieping (onder meer technische verdieping) onder plat dak, opgetrokken als eenvoudig, helder volume met een direct afleesbare constructie. Betonstructuur steunend op pijlers zichtbaar aan de buitenzijde (zie principe van Le Corbusier); begane grond, entresol en balkons (gedeeltelijk) met bekleding van arduinen tegels; bovenverdiepingen afgewerkt met witte betonplaten; zij- en achtergevels in baksteen.
Lijsterbeslaan 5 (Oostende)
Basisschool van het Onze-Lieve-Vrouwcollege naar ontwerp van Paul Felix (Oostende) van 1965. Doordachte L-vormige inplanting op hoekperceel, gedomineerd door twee klassenvleugels naar het zuidoosten georiënteerd, waartussen de administratieve ruimtes (inkompartij, fietsenstalling en polyvalente aula op gelijkvloers, bureau van de directeur en leraarskamer op de verdieping). Twee entiteiten van vier klassen, contrasterend van volume: noordvleugel van één bouwlaag met vier klassen naast mekaar, zuidvleugel van twee bouwlagen met twee klassen per verdieping.
Mariakerkelaan 212 (Oostende)
Klooster van de clarissen, ontworpen in 1957 en 1965 door architect Paul Felix (Oostende, 1913-1981) als een ommuurde - grosso modo driehoekige - harmonische entiteit te midden van een ongerept polderlandschap, nu van een later erom heen gegroeide woonwijk. In 1954 wordt architect Paul Felix (1913-1981) gecontacteerd om het verkrotte kloosterpand van de clarissen in de Oostendse binnenstad (hoek Platformstraat en Mariahofstraat, gesloopt) te renoveren.
Maxim Willemspad 1 (Knokke-Heist)
Cultureel Centrum Scharpoord, modern functioneel gebouw naar ontwerp van architect Paul Felix met referenties naar de militaire architectuur, gebouwd in 1971-1975 op een gedeelte van het terrein van de Wilhelm II-Batterij uit de Eerste Wereldoorlog. In een kruipkelder is nog een fundament van een geschutsbedding van de Kaiser Wilhelm II-batterij terug te vinden.
Gordunakaai 23 (Gent)
Modernistische dokterswoning met bovengrondse garage, volgens een bouwaanvraag van 1963 naar ontwerp van architect Paul Felix in opdracht van Jozef Meirsman. Kenmerkend voor architect Felix is de constructieve eerlijkheid en een grote eenvoud en soberheid in zijn architectuur.
Braemkasteelstraat 29-45 (Gent)
In de eerste helft van de jaren zeventig liet het gemeentebestuur van Gentbrugge een modern administratief en representatief centrum bouwen naar ontwerp van architect Paul Felix.
Antwerpsesteenweg 496 (Malle)
Neoromaanse abdij gebouwd op rechthoekig grondplan met gemoderniseerde brouwerij en boerderij van 1930. Kerk en gastenhuis gebouwd van 1885 tot 1887.
Sint-Martens-Latemlaan 1 (Kortrijk)
Provinciaal zwembad opgetrokken in 1960 naar ontwerp van Paul Felix, Jan De Jaegere, Jan Tanghe en Christian Van der Plaetse. Opvallend ontwerp gekenmerkt door de tegenstelling tussen de gesloten muur-plaat-architectuur van het dienstenblok en de open constructie van de zwemhal.
Mariakerkelaan 179 (Oostende)
Moderne villa naar ontwerp van architect Paul Felix (Oostende) van 1964. Kubistische constructie van baksteen; verhoogde, overkragende begane grond (woon- en slaapgedeelte), gevat tussen betonnen vlakken id est bevloering en plat dak; souterrain dienstig als garage.
Hoge Blekkerlaan 14 (Koksijde)
Moderne villa op flank van Hoge Blekker, naar ontwerp van architect P. Felix, van 1958-'59; kubistische constructie in baksteen; verhoogde overkragende begane grond gevat tussen betonnen vlakken id est bevloering en plat dak; souterrain dienstig als garage.
Oude Gentbaan 45 (Aalst)
Modernistische kerk, spel van rechthoekige volumes onder plat dak, van 1970, naar ontwerp van architect Paul Felix in samenwerking met architecten Moens en Denekens.
Pollinkhovestraat 2a (Lo-Reninge)
Georiënteerde hallenkerk te midden van een kerkhof met haag, bomenrij en recent laag geelbakstenen muurtje met betonnen deksteen. Op het kerkhof is onder meer een oorlogsgedenkteken en een Brits militair ereperk terug te vinden. Over de vroegste geschiedenis van dit laatgotische bedehuis uit de 16de eeuw is bijzonder weinig geweten tot de brand van 1853. 1854-1858: heropbouw van de kerk naar voorgaand model onder leiding van architect P. Buyck, mits afwijkingen.
Bieststraat (Waregem)
Modernistische parochiekerk gebouwd in 1966-1967 naar ontwerp van de Oostendse ingenieur-architect Paul Felix (1913-1981), dieperin gelegen aan de noordzijde van een parkeerplein. Omgeven door enkele grasperken, taxussen en hagen van paplaurieren.
Sint-Petrus- en -Paulusplein (Oostende)
Westelijk georiënteerd neogotisch bedehuis van het basilicale type met twee grote torens ten oosten en ten westen praalkapel, zogenaamde Koninginnekapel, opgericht ter herdenking van Louise-Marie van Orléans.
Tiensestraat 41 (Leuven)
De pedagogie de Valk werd opgericht in 1425, de huidige gebouwen behoren deels tot een classicistische nieuwbouw uit 1782-1783, deels tot een heropbouw uit 1873.
Vindictivelaan 9 (Oostende)
Schoolgebouw gelegen op centraal terrein tussen de Aartshertoginnestraat (west), de Euphrosina Beernaertstraat (noord) en de Christinastraat (oost), met het hoofdgebouw aan de Vindictivelaan (zuid). Middenpartij (zeven traveeën) deel van oorspronkelijk hotel opgetrokken in classicistische stijl in 1787 in opdracht van de schuttersgilde van Sint-Andreas en Sint-Barbara, ook zogenaamd de Gilde van de Haakbusschieters, opgericht te Oostende in 1677 en voorheen gevestigd in de Sint-Franciscusstraat. Sinds 1878 in gebruik als schoolgebouw.
Den Elst 1-48 (Herent)
Sociale woonwijk met 48 woningen tussen 1965 en 1967 opgericht door de sociale huisvestingsmaatschappij Volkswoningbouw van Herent. Laat-modernistische wijk met aaneengeschakelde patiowoningen naar ontwerp van de bekende architect Paul Felix.
Arendstraat 1-6, 8-24, Fazantstraat 1-16, Havikstraat 1-58, Meesstraat 1-4, 5, Patrijsstraat 1-7, Pauwenplein 1-16, Reigersplein 1-12, 14-20, Spechtstraat 1-4, 5, Sperwerstraat 1-4, 5, Stormvogelstraat 11-34, 36-48, Valkstraat 1-9, Vinkenstraat 2-28 (Oostende)
Sociale woonwijk met 211 woningen, gerealiseerd door de sociale huisvestingsmaatschappij Oostendse Haard in drie fases (1954-1958, 1965-1968 en 1973-1977), naar ontwerp van respectievelijk René L. Meyer, Paul Felix en August Duchateau.
Broederlijkheidstraat 1-33, 34-45, 46-58, Bruidstraat, Dokter Verhaeghestraat 39-65, 66-121, 122-158, Gelijkheidstraat 129-141, 142-175, 177-179, Goedheidstraat 1-2, 3-55, Golvenstraat 12-13, 15-27, Nieuwpoortsesteenweg 295-327, Oostendse-Haardstraat 1-54, 55, Overvloedstraat 1-37, 38-45, 46-102, Rode-Kruisstraat 1-7, Schelpenstraat 1-6, 8-16, Spaarzaamheidstraat 55-75, 76-113, 115-173, Verenigingstraat 53-59, 60-161, 162-172, Werkzaamheidstraat 24-36, 37-126, 128-138 (Oostende)
Sociale woonwijk, tussen 1922 en 1980 grotendeels gerealiseerd door huisvestingsmaatschappij De Oostendse Haard, naar ontwerp van architecten als G. Hendrickx en C. Colassin (Brussel), H. Michel en L. Jacquet (Luik), Groep Planning (Brugge) en A. Raoux, A. Daniëls, R. Meyer en P. Felix (Oostende).
Koningin Astridlaan 1-3, Koninginnelaan 1 (Oostende)
Stedelijk Zwembad naar ontwerp van de Oostendse architecten Paul Felix en Jan Tanghe van 1969-1974, voltooid in 1978. Ingeplant op een exclusieve plaats in het stedelijk landschap: neemt net als het Thermae Palace Hotel van 1933 een gedeelte in van het oorspronkelijk plantsoen achter de Koninklijke Gaanderijen, uitgevoerd naar ontwerp van de Franse architect C. Girault.
Tervuursevest 103 (Leuven)
De modernistische Pius X-pedagogie werd in 1952 ontworpen door de architecten Paul Felix en Georges Pepermans in opdracht van de Katholieke Universiteit Leuven. De pedagogie omvat naast studentenhuisvesting ook een kapel. De Pius X-pedagogie behoort tot de eerste generatie naoorlogse gebouwen die getuigen van een nieuw geloof in de mogelijkheden van de architectuur en van het belang van een eigentijdse architectuurvorm. Bovendien behoort het tot de eerste moderne universiteitsgebouwen in België. De studentenhuisvesting Pius X situeert zich binnen de contouren van het historische Arenbergpark.
Groenenborgerlaan 149 (Antwerpen)
Theologisch en pastoraal Centrum, Diocesaan Seminarie van Antwerpen, opgericht in 1968-70 naar ontwerp van P. Félix en J. Reusens met medewerking van H. Denekens en L. Pasmans, tuinaanleg naar opdracht van P. Deroose.
Fazantenlaan 6 (De Panne)
Villa naar ontwerp van architect P. Felix (Oostende) van 1968; opeenvolging van kubistische volumes in overeenstemming met de natuurlijke glooiing van reliëf.
Destelheidestraat 66 (Beersel)
Paul Felix kreeg in 1964 de opdracht van minister van Elslande om het vormingscentrum Destelheide te ontwerpen. Het project werd in 1971 opgeleverd.
Geraardsbergsesteenweg (Melle)
Moderne watertoren, aan de spoorlijn Gent-Brussel, gebouwd in 1952 naar ontwerp van 1950 van architect Paul Felix, geselecteerd door de Tussengemeentelijke Maatschappij der Vlaanderen voor Waterbedeling uit de ingezonden ontwerpen na wedstrijdopgave. Hyperstatische constructie van 53 meter hoogte. Vierkante onderbouw en uitkragende cilindrische bakstenen bovenbouw.
Lichterveldsestraat 45 (Ardooie)
Villa naar ontwerp van architect Paul Felix (Oostende) uit 1978 met modernistische inslag.
Walbosdreef 10 (Destelbergen)
De Woning De Brabandere is een modernistische vrijstaande woning die in 1961 werd gebouwd naar ontwerp van architect Paul Felix.
Zeeweg 63 (Brugge)
Woning van kunstenaar Roger Bonduel naar ontwerp van architect Paul Felix (Oostende). Witbeschilderde lage baksteenbouw in combinatie met beton voor onder meer het dak.
Collegelaan 36, 36A-B, Kerkendijk 2-4 (Antwerpen)
College uit 1939 naar ontwerp van pater Lodewijk Taeymans S.J., houtskooltekeningen van de hand van Alfred Ost vervaardigd tussen 1941 tot 1944, de kapel werd gerealiseerd volgens ontwerp van 1963 van professor ingenieur-architect Paul Felix.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Felix [online], https://id.erfgoed.net/personen/2137 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.