Jozef Lantsoght werd op 19 juli 1912 geboren te Brugge en volgde van 1930 tot 1937 architectuur aan het Gentse Sint-Lucasinstituut, waar hij later actief bleef als lesgever in de avondleergangen Stedenbouw. Hij liep stage in het buitenland, onder andere in Parijs bij André Lurçat en hij doorliep zijn stedenbouwkundige opleiding in 1938-1940 aan het Terkamereninstituut te Brussel. Tijdens de oorlogsjaren was Jozef Lantsoght als stedenbouwkundige ontwerper actief voor het West-Vlaams bureau van het Commissariaat-Generaal des Land’s Wederopbouw. In zijn latere stedenbouwkundige praktijk was vooral zijn ontwerp voor de stadsuitbreiding ten noorden van Brugge uit de jaren 1960 belangrijk binnen zijn oeuvre.
Als architect had Lantsoght vooral grote bewondering voor het werk van Alvar Aalto, Le Corbusier, Mies van der Rohe en andere modernistische architecten. Lantsoght wordt gerekend tot één van de meest representatieve Sint-Lucasarchitecten van de naoorlogse periode. Architect Lantsoght was bevriend met broeder Urbain directeur van het Sint-Lucasinstituut en werd in 1958 lid van het Cenakel. Dit 'centrum voor moderne kerkelijke kunst' werd in 1948 onder impuls van broeder Urbain opgericht met docenten en oud-studenten van Sint-Lucas, architecten en kunstenaars. Het Cenakel vormde een informatief centrum voor moderne kerkenbouw, waar een uitwisseling van ideeën plaats vond, nieuwe vormgeving besproken werd, wedstrijden voorbereid en besproken. Bijgevolg ontstond in de schoot van het Sint-Lucasinstituut een eigen strekking met nieuw ideeëngoed betreffende de naoorlogse moderne kerkarchitectuur in Vlaanderen met aandacht voor het sacraal karakter van het kerkgebouw. Deze tendens stond tegenover de visie van Geert Bekaert die de eenvoudige strakke zaalkerk propageerde waar het kerkgebouw in functie van de mens stond en waaraan de kerken van architect Marc Dessauvage beantwoorden.
Jozef Lantsoght zelf ontwierp begin jaren vijftig nog de traditionele, neoromaanse Sint-Jozefkerk in Bredene. Eind jaren vijftig ontwierp hij verscheidene kerken die duidelijk blijk geven van het streven naar vernieuwing en een modernistische vormgeving in de naoorlogse periode voorafgaand aan de beëindiging van het Tweede Vaticaans concilie (1965): de Sint-Jan-de-Doperkerk te Menen (1957-1963), de grafkapel van Priester Poppe in Moerzeke (1960-1961) en de Onze-Lieve-Vrouw ter Duinenkerk in Koksijde (1965). Deze monumentale modernistische kerken vertonen een dynamiek en een expressiviteit met een plastische vormgeving verwant aan de kapel van Ronchamp van Le Corbusier. Ze illustreren tevens als betonbouw in combinatie met baksteen de nieuwigheden mogelijk op het vlak van vormgeving in de kerkenbouw door de toepassing van gewapend beton. Typerend voor Lantsoghts kerken was ook dat hij er veel aandacht besteedde aan de integratie van kunst in deze werken. Bij de uitvoering van voornoemde kerken werkte hij voornamelijk samen met kunstglazenier Maurits Nevens en beeldhouwer Maurice Witdouck die ook beide lid waren van het Cenakel.
Lantsoghts omvangrijk en divers architecturaal oeuvre – Anneleen Cassiman lijstte in haar licentiaatsverhandeling uit 2007 136 ontwerpen op – omvat naast kerken ook psychiatrische instellingen en ziekenhuizen, culturele instellingen, diverse types woningen, appartementsgebouwen, winkels, fabrieken en watertorens.
Voorbeelden van psychiatrische instellingen, kloosters en ziekenhuizen zijn:
Bij de woningen vormde de gesloopte modernistische kunstenaarswoning van Rik Slabbinck in Brugge (1939/1945) een vroeg hoogtepunt in zijn oeuvre. Verder ontwierp hij in de jaren veertig en vijftig heel wat woningen in een eenvoudige, regionalistische vormgeving met bakstenen gevels en hellende daken, aansluitend op de visie die door het Commissariaat Generaal voor ’s Lands Wederopbouw (CGLW) gepropageerd werd tijdens de Tweede Wereldoorlog (onder leiding van Henry van de Velde):
Vanaf eind jaren vijftig vertoont deze representatieve doorsnee woningarchitectuur meer en meer modernistische elementen:
Daarnaast realiseerde Lantsoght vanaf midden jaren ’50 ook enkele meer uitgesproken modernistische woningen, enerzijds in een meer speelse expostijl:
Anderzijds ontwierp hij in de jaren zestig ook een reeks strakke modernistische villa’s met platte, overkragende daken, verdiepingshoge ramen en een functionele plattegrond, beginnend met zijn eigen woning:
Gedurende de jaren zestig ontwierp hij ook verschillende, kleinere appartementsgebouwen zoals:
Hij ontwierp ook verschillende commerciële gebouwen:
Twee belangrijke, gesloopte gebouwen in Brugge zijn de veemarkt met slachthuis aan de Sint-Pieterskaai (1951-1954) en de fabriek STRUCTO aan de Noorweegse Kaai (1950-1960).
Ten slotte ontwierp Lantsoght ook verscheidene watertorens:
Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Vandeweghe E. 2024: Lantsoght, Jozef [online], https://id.erfgoed.net/teksten/436425 (geraadpleegd op ).
Jozef Lantsoght behaalde in 1937 met grote onderscheiding het diploma van architect aan het Gentse Sint-Lucasinstituut. Hij liep stage in het buitenland, namelijk in Haarlem en in Parijs bij André Lurçat. Zijn stedenbouwkundige opleiding doorliep hij in 1938-1940 aan het Terkamereninstituut te Brussel. Als architect had hij vooral grote bewondering voor het werk van Alvar Aalto, Le Corbusier, Mies van der Rohe en andere modernistische architecten. Lantsoght bleef als lesgever in de avondleergangen Stedenbouw van Sint-Lucas actief. Tijdens de oorlogsjaren was Jozef Lantsoght als stedenbouwkundige ontwerper actief voor het West-Vlaams bureau van het Commissariaat-Generaal des Land’s Wederopbouw. In zijn latere stedenbouwkundige praktijk was vooral zijn ontwerp voor de stadsuitbreiding ten noorden van Brugge uit de jaren 1960 belangrijk binnen zijn oeuvre. Zijn omvangrijk en divers architecturaal oeuvre omvat kerken, psychiatrische instellingen en ziekenhuizen, culturele instellingen, diverse types woningen, appartementsgebouwen, winkels, fabrieken, watertorens.
Lantsoght wordt gerekend tot één van de meest representatieve Sint-Lucasarchitecten van de naoorlogse periode. Architect Lantsoght was bevriend met broeder Urbain directeur van het Sint-Lucasinstituut en werd in 1958 lid van het Cenakel. Dit 'centrum voor moderne kerkelijke kunst' werd in 1948 onder impuls van broeder Urbain opgericht. Onder zijn voorzitterschap groepeerde dit centrum docenten en oud-studenten van Sint-Lucas, architecten en kunstenaars. Het Cenakel vormde een informatief centrum voor moderne kerkenbouw, waar een uitwisseling van ideeën plaats vond, nieuwe vormgeving besproken werd, wedstrijden voorbereid en besproken. Bijgevolg ontstond in de schoot van het Sint-Lucasinstituut een eigen strekking met nieuw ideeëngoed betreffende de naoorlogse moderne kerkarchitectuur in Vlaanderen met aandacht voor het sacraal karakter van het kerkgebouw. Deze tendens stond diametraal tegenover de visie van Geert Bekaert die de eenvoudige strakke zaalkerk propageerde waar het kerkgebouw in functie van de mens stond en waaraan de kerken van architect Marc Dessauvage beantwoorden.
Architect Lantsoght ontwierp verscheidene kerken die duidelijk blijk geven van het streven naar vernieuwing en een modernistische vormgeving in de naoorlogse periode voorafgaand aan de beëindiging van het Tweede Vaticaans concilie (1965). De Onze-Lieve-Vrouw ter Duinenkerk te Koksijde, de Sint-Jan-de-Doperkerk te Menen en de grafkapel van Priester Poppe te Moerzeke die eind jaren 1950 werden ontworpen door Lantsoght gelden als zijn belangrijkste vernieuwend religieuze oeuvre. Deze monumentale modernistische kerken vertonen een dynamiek en een expressiviteit met een plastische vormgeving verwant aan de kapel van Ronchamp van Le Corbusier. Ze illustreren tevens als betonbouw in combinatie met baksteen de nieuwigheden mogelijk op het vlak van vormgeving in de kerkenbouw door de toepassing van gewapend beton. Typerend voor Lantsoghts kerken was ook dat hij er veel aandacht besteedde aan de integratie van kunst in deze werken. Bij de uitvoering van voornoemde kerken werkte hij voornamelijk samen met kunstglazenier Maurits Nevens en beeldhouwer Maurice Witdouck die ook beide lid waren van het Cenakel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2019: Lantsoght, Jozef [online], https://id.erfgoed.net/teksten/305111 (geraadpleegd op ).