Architect Adrien Blomme werd geboren op 1 juli 1878 in Falisolle, tussen Charleroi en Namen. In 1896 verhuisde het gezin naar Brussel en nog datzelfde jaar startte Adrien zijn studies industrieel ingenieur aan de Vrije Universiteit in Brussel. In 1900 ruilde hij zijn ingenieursopleiding in voor architectuurstudies aan de Academie voor Schone Kunsten van Brussel. Hij volgde er avondlessen bij architect Emile Lambot (1869-1940). Volgens Françoise Blomme, Adriens kleindochter en auteur van de biografie A la rencontre d’Adrien Blomme. 1878-1940, werkte Blomme in het vilt- en hoedenatelier "Feutres et Chapeaux" om zijn studies te bekostigen. Later liep hij stage bij Albert Dumont (1853-1920), Antoine Pompe (1873-1980) en Paul Hamesse (1877-1956).
Blomme reisde veel, aanvankelijk met zijn vader, Edgar Blomme, vertegenwoordiger en handelaar in terracottaprodukten bij "Briqueteries & Produits Céramiques de Kharkoff - Russie". Hij bezocht Polen en Rusland - waar zijn interesse voor arbeiderswijken gewekt werd -, Griekenland en Italië, en reisde door Engeland, waar hij beïnvloed werd door de Arts & Crafts Movement en Raymond Unwin en Barry Parker, die in 1903 de eerste tuinwijk realiseerden in Letchworth, ten noorden van Londen. Unwin en Parkers ideeën zouden Blomme even later inspireren voor het ontwerp van de mijncité in Winterslag (1912-1923), de eerste tuinwijk in België en Blommes eerste grote stedenbouwkundig ensemble dat hij ontwierp in opdracht van Evence II Coppée en diens zoon Evence III, met wie hij allicht in contact kwam via de professionele activiteiten van zijn vader Edgar. Blomme zou in 1912 een villa realiseren in Elsene samen met Unwin en Parker en zag hen enkele jaren later, tijdens de Eerste Wereldoorlog, weer in Londen waar ze samen het internationale discours rond de wederopbouw op gang trokken. In 1907 startte Blomme met een eigen architectuurpraktijk die algauw uitgroeide tot een bloeiend en groot bureau. Blommes vroege oeuvre is voornamelijk op de Arts and Crafts Movement en de traditionele architectuur geïnspireerd en bestaat hoofdzakelijk uit burgerwoningen, waarvoor Blomme het typische 19de-eeuwse plan - gekenmerkt door een enfilade van kamers - aanpast aan de wooncultuur van de bouwheer. Zo schenkt Blomme veel aandacht aan voldoende lichtinval in elke kamer en vervult de (trappen)hal in veel van zijn ontwerpen een centrale en belangrijke functie, enerzijds als circulatie en schakel tussen de verschillende ruimtes in de woning, anderzijds als integrerend deel van de leefruimte. Fraaie voorbeelden hiervan zijn Blommes eigen woning (1908) aan de Amerikaansestraat in Elsene en "Le pré fleuri" (1908) in Ukkel, gebouwd voor zijn schoonouders in 1908 en duidelijk geïnspireerd op Van de Veldes "Bloemenwerf".
Tijdens de Eerste Wereldoorlog deed Blomme vrijwilling dienst als kanonnier in de "Division d’artillerie de la Garde Civique de Bruxelles". Hij werd gekazerneerd in Dendermonde, Antwerpen en Gent, en werd van daaruit in november 1914 naar Londen gestuurd in opdracht van Albert I om een "panorama van de IJzer" te maken. Volgens zijn kleindochter Françoise heeft Blomme aan deze opdracht zijn onderscheiding als Ridder in de Kroonorde te danken. Tijdens zijn verblijf in Londen werd Blomme lid van de door het Belgische Ministerie van Wetenschappen en Kunsten opgerichte Arts Club, waarvan ook Emile Claus, Georges Minne en Victor Rousseau lid waren. Blomme zou zich, eerst vanuit Londen en later ook in België, als mede-oprichter en architect-raadgever van het Asile des Soldats Invalides Belges, tot aan zijn dood in 1940 inzetten voor de realisatie van opvanghuizen en verblijven voor invalide oud-strijders. Naast zijn culturele en sociale engagement, nam Blomme in Engeland actief deel aan de conferentie "La reconstruction de la Nation", voorgezeten door Joris Helleputte (1852-1925) - toenmalig minister van openbare werken -, en geleid door Raymond Unwin. Vanuit die context zal Blomme zich later engageren als hoofd van het studiebureau van de Dienst der Verwoeste Gewesten voor de provincie Luxemburg, waarvoor hij, samen met zijn equipe, meer dan 300 tekeningen en schetsen zal maken van bijzondere gebouwen en interieurs die de regionale eigenheid en regionale vormen verbeelden en een leidraad kunnen zijn voor wederopbouw en restauratie.
Na de oorlog keerde Blomme terug naar zijn gezin in Brussel en zette hij zijn succesvolle praktijk verder. Vermeldenswaardige projecten van Blommes vroegste oeuvre zijn de eerder vermelde mijncité van Winterslag, meer dan 767 woningen in de mijncités van Hautrage, Péronnes en Ressaix (1924-’25), het woonensemble "Tercamerendal" (1924-’32) en de wederopbouw van zeven grote hoeves in het Département de l’Aisne in Frankrijk (1919-’22). Op het "Tercamerendal" na, voerde Blomme al deze werken uit in opdracht van Evence III Coppée.
Tijdens het Interbellum evolueerde Blommes werk van een traditionele en eclectische stijl naar een op de art deco en de Amsterdamse School geïnspireerde architectuur. Hoewel hij duidelijk streefde naar een meer functionele stijl, weigerde Blomme zich aan te sluiten bij het modernisme, dat hij verweet te "sec" en te kil te zijn en te weinig warmte en huiselijkheid bood. Blomme hield immers vast aan het samengaan van vooruitgang en het industriële enerzijds, en traditie en ambacht anderzijds, allicht het gevolg van zijn enerzijds technische, anderzijds artistieke opleiding en principes die aansloten bij de geest van de "Exposition Internationale d’arts décoratifs et industriels modernes" (1925, Parijs), die ook Blomme bezocht. In dit licht passen de ontwerpen van de ruime herenwoningen met verfijnde interieurafwerking voor onder meer de families Wielemans (1927), Gosset (1928-’29), van Kersbliek (1928) en Vandevelde (1936), veelal industriëlen die Blomme niet alleen engageerden voor hun privé-woning maar ook voor hun professionele gebouwen. Zo ontwierp Blomme voor het echtpaar Wielemans-Ceuppens onder meer de gekende brouwerijgebouwen (1930) en een bottelarij (1939) in Vorst, Hotel en Cinéma Métropole (1928-1931) en verschillende drankgelegenheden (tussen 1928 en 1939) in het centrum van Brussel. Voor Félicien Gosset, eigenaar van de cigarettenfabriek "St-Michel et Zéphir", bouwde Blomme in 1928 een fabriek met drie ateliers, een administratief gebouw, een herenhuis en drie woningen in Sint-Jans-Molenbeek, en - ter ontspanning van de arbeiders - een sportcentrum "Cercle sportif St-Michel" (1934) in Wemmel. Uit diezelfde periode en van dezelfde architecturale kwaliteit getuigen ook de toonzaal en winkel van Oosterse tapijten "Benezra" (1923), gebouwd voor de Iranese tapijtenhandelaar Elie Benezra in Brussel, en Blommes derde eigen woning met bureau en appartementen aan de Natiënstraat (1928-29). Samen met de herenwoning Wielemans, beschouwde Blomme laatstgenoemde werken als zijn drie beste realisaties. Blommes latere werk zou nooit meer hetzelfde niveau halen en werd vooral bepaald door de samenwerking met zijn zoon Yvan (1906-1961), die zich een meer functionalistische stijl aanmat en duidelijk meer commerciële en prestigieuze projecten ambieerde. Zo namen ze samen deel aan tal van wedstrijden - onder meer voor het Institut National de Radiodiffusion (1933), het Zuidstation (1936) en de Albertinabibliotheek (1936) -, ontwierpen ze het paviljoen voor wetenschappen op de Wereldtentoonstelling in Brussel (1935), en realiseerden behoorlijk wat moderne flatgebouwen.
Adrien Blomme overleed op 14 mei 1940, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Hij was een gerenommeerd architect, lid van het erecomité voor de Klasse der Schone Kunsten, lid van de Société Centrale d’Architecture de Belgique, en leidde tot aan zijn dood het tijdschrift L’Emulation.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Kastanjeboomlaan 7 (Sint-Genesius-Rode)
Vrijstaande woning in neotraditionele stijl, gebouwd in 1922 naar ontwerp van Adrien Blomme.
Steenweg op Brussel 395 (Wemmel)
Het langgerekte volume van het clubhuis, naar ontwerp van Adrien Blomme, is geconcipieerd als een voor anker liggend schip, oorspronkelijk toegang door hekwerk met korte paardenkastanjedreef, ingetekend op het kadaster in 1934.
Hof van Boechout 3-6 (Boechout)
Het 17de-eeuwse Hof van Boechout wordt, naast grasvelden en weiden, omgeven door percelen eiken-, beuken- en berkenbos en twee met elkaar verbonden vijvers met een uitloper voor de dienstgebouwen.
Kerkstraat 3 (Genk)
De voormalige meisjesschool en het voormalige klooster van de dochters van Sint-Jozef van Blegny werden van 1923 tot 1925 gebouwd naar een ontwerp van architect Adrien Blomme.
Bondgenotenlaan 134 (Leuven)
Volgens de bouwvergunning van 1922 heropgebouwd als notariswoning en -kantoor, naar ontwerp van architect A. Blomme.
Evence Coppéeplaats 2 (Genk)
Kruiskerk in eclectische stijl, gebouwd in 1923-1925 naar ontwerp van architect A. Blomme.
Herbert Hooverplein 1-3, 7-10, 11 (Leuven)
Panden die behoren tot de 19de-eeuwse neoclassicistische bebouwing van het plein, blijkbaar vanaf de jaren 1840-1850 op verlegde rooilijn opgetrokken.
Aakstraat 1-4, Beverlosesteenweg 444-451, 452-454, Bootstraat 1-11, Eeuwfeestplein 1-34, 36-40, Gouden Jubileumplein 1-24, Havenlaan 68-134, Kanaalstraat 1-34, 35-75, Kioskplein 1-26, 28, Koolmijnlaan 210-224, 274-304, Krommestraat 1-4, 6-8, Stadionlaan 1-62, 63-83, Tennisstraat 1-16, 17-39, Visvangststraat 24-46, Watersportlaan 1-16, Zandhoefstraat 1-4, 5-25 (Beringen)
De tuinwijk vertoont een min of meer regelmatig stratenpatroon en omvat zeven types woningen, gebouwd in het interbellum en na de Tweede Wereldoorlog, ondermeer dooor A. Huybrighs. De kern van de wijk is het Kioskplein met casino, gebouwd in 1929 naar ontwerp van Y. Blomme.
Acacialaan 1-66, 67-85, Berkenlaan 1-32, 33-51, Eikenlaan 1-96, 97-121, Evence Coppéelaan 2, Haagdoornstraat 1-7, Hovenierslaan 1-29, Kerkstraat 1-3, Margarethalaan 1-56, 58-72, 73-76, 77, Noordlaan 1-2, 3-9, 10-43, 45-111, 6A-B, Oostlaan 2-34, 35-40, 42-56, Populierenstraat 1-15, Rondpuntlaan 1-16, 17-27, Valleistraat 1-16, Vennestraat 172-190, Vijverstraat 1-8, 10-16, Wildekastanjelaan 13-23, Zandstraat 2-12 (Genk)
De Eerste Cité of tuinwijk van Winterslag, vormt de vroegste kern van de grootschalige mijncité bij de mijn van Winterslag. Het aanlegplan en de architectuur vertaalt het best de oorspronkelijke ontwerpplannen van architect Adrien Blomme en werd aangevat in 1912.
Acacialaan 1-66, 67-85, Berkenlaan 1-32, 33-51, Bijenstraat 1-56, 57-75, Bloemenstraat 2-4, 5-24, 26-36, Broeder Juulstraat 2-22, Buitenlaan 1-100, 102-140, Clematitenstraat 1-12, Daliastraat 1-8, Dijkskendal 1-22, 23, Doornstraat 1-30, 32-38, Dwarsstraat 1-4, 5-15, Eikenlaan 1-96, 97-121, Erabelstraat 1-16, Evence Coppéeplaats 2, Geraniumstraat 1-19, Grensstraat 1-12, 14-30, Groenstraat 1-74, 75-83, Haagdoornstraat 1-7, Hortensiastraat 1-3, 4-33, 34-44, Hovenierslaan 1-49, Iepenstraat 1-22, 23, Kerkstraat 1-3, Kortestraat 1-27, Krokusstraat 1-23, Kruisstraat 1-16, Leliestraat 2-14, Lindenstraat 1-14, 15-27, Margarethalaan 1-76, 77, Myosotisstraat 1-12, 13-23, Noordlaan 1-9, 10-51, 53-79, 80-127, 129-133, 6A-B, Oostlaan 1-40, 42-58, Parochiekerkstraat 1-92, 94-100, Passerelstraat 1-12, 14-20, Petuniastraat 1-12, 14-16, Plataanstraat 1-6, 7-15, Populierenstraat 1-21, Rondpuntlaan 1-16, 17-27, Sint-Eventiuslaan 1-10, 11-17, Sint-Michielsstraat 1-11, Spoorwegstraat 1-96, 97-131, Sportlaan 1-52, 53-77, Valleistraat 1-16, 18-22, Vennestraat 172-190, Vierblokkenstraat 1-8, Vijverstraat 1-50, 52-54, Watertorenstraat 1-18, Wildekastanjelaan 13-23, Zandstraat 2-12 (Genk)
Met de bouw werd begonnen in 1913. De planning en de ontwerpen der oudste woningen werden gemaakt door architect A. Blomme. Verdere bouwcampagnes in 1917-1918, 1919-1924 en 1931-1948.
Buitenlaan 1-100, 102-140, Dwarsstraat 1-4, 5-7, Groenstraat 1-74, 75-83, Kruisstraat 1-16, Noordlaan 80-110, 111-131, Parochiekerkstraat 1-92, 94-100, Passerelstraat 1-12, 14-20, Spoorwegstraat 1-96, 97-131, Vierblokkenstraat 1-8 (Genk)
De Tweede Cité van Winterslag, gebouwd tijdens de vroege jaren 1920, is gelegen ten westen van de spoorlijn en aldus ook ten westen van de Eerste Cité.
Stationsplein 35 (Willebroek)
Alleenstaand landhuis met omringende tuin, verspringende volumes onder complexe, overkragende bedaking, naar ontwerp van A. Blomme, goedgekeurd in 1924.
Gasthuisstraat 1, Puttenberg 2 (Roosdaal)
Kasteelvilla en portierswoning, gebouwd in 1928 voor Joseph De Schepper naar ontwerp van Adrien Blomme in een uitgesproken neotraditionele stijl. Park van 3 hectare, aangelegd naar ontwerp van Jules Janlet rond een gedeeltelijk bebost, grotendeels landschappelijk met slechts enkele strakke elementen (oprijlaan); sterkt uitgewerkt toegangshek.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Blomme [online], https://id.erfgoed.net/personen/366 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.