Victor Bourgeois, geboren in Charleroi in 1897, volgde tussen 1914 en 1918 een architectuuropleiding aan de 'Académie des Beaux-Arts' in Brussel. Op 25-jarige leeftijd startte Bourgeois zijn carrière als een radicale vernieuwer met het ontwerp van de modernistische tuinwijk ‘La Cité Moderne’ in Sint-Agatha-Berchem, waarmee hij internationale bekendheid verwierf. Victor Bourgeois wordt beschouwd als de voornaamste voortrekker van de internationale Moderne Beweging in België.
Bourgeois volgde zijn architectuuropleiding aan de 'Académie des Beaux-Arts' in Brussel met de gedachte dat er na de oorlog grote vraag zou zijn naar architecten voor de wederopbouw van België. In 1916 verhuisde ook Pierre Bourgeois, de vijftien maanden jongere broer van Victor, naar Brussel waar hij zich inschreef aan de 'Université Nouvelle'. In tegenstelling tot de middelmatige resultaten van Victor, die zijn architectuuropleiding uit protest tegen het historiserende onderwijs aan de Académie zelf nooit voltooide, was Pierre een veelbelovend literair talent. De gebroeders Bourgeois, hun leven lang een onafscheidelijk duo dat intiem zou samenwerken, vormden de kern van de Belgische artistieke avant-garde uit het begin van de jaren ‘20. Meteen na de bevrijding werden in veel steden artistieke groepen opgericht die via hun tijdschriften en tentoonstellingen hun geloof in de maakbaarheid van een rechtvaardige wereld verkondigden. In Brussel verenigden ze zich rond het door de gebroeders Bourgeois opgerichte weekblad 7 Arts (1922-1929). De voornamelijk door De Stijl geïnspireerde groep koos vanaf 1922 onder de noemer 'la plastique pure' (vermoedelijk een vertaling van het Nederlandse neoplastische begrip 'de nieuwe beelding') resoluut voor de abstracte kunst en groeide in de loop van de jaren ’20 uit tot dé spreekbuis van de Belgische avant-garde in het buitenland. Met wisselende medewerkers richtten de gebroeders Bourgeois eerder al de tijdschriften Au Volant (1919), Le Geste (1919-1920) en het kunstcentrum 'Le Centre d’Art'(1919-1920) op.
Bourgeois was van mening dat na de Eerste Wereldoorlog voor de moderne architectuur een historisch moment was aangebroken. De combinatie van economische schaarste en woningnood zorgden volgens hem voor een uitzonderlijke situatie. Een tekort aan traditionele bouwmaterialen en de noodzaak om veel en goedkoop te bouwen, brachten volgens de jonge architect als vanzelfsprekend een zekere vorm van industrialisatie met betrekking tot standaardisering met zich mee en ook nieuwe, economisch interessantere werkwijzen zoals het gebruik van mager beton en herbruikbare bekistingen. De nieuwe architectuurstijl die hier het gevolg van was, werd door Bourgeois voorgesteld als een haast onafwendbaar historisch fenomeen. De ideeën van Bourgeois over moderne architectuur kregen gestalte en internationale bekendheid toen ze op stedelijke schaal werden uitgevoerd in Brussel. Ongeveer gelijktijdig met het lanceren van 7 Arts, richtten de gebroeders Bourgeois een huurderscoöperatie op waarvoor Victor Bourgeois tussen 1922 en 1925 de Cité Moderne in Sint-Agatha-Berghem bouwde; een modernistische sociale woonwijk van 274 woningen aan de rand van Brussel. De volledig in mager beton uitgevoerde tuinwijk vormde de eerste toepassing van ‘plastique pure’ op stedelijke schaal en was een letterlijke vertaling van de nieuwe visie van de huurderscoöperaties op architectuur, stedenbouw en samenleving. Het ambitieuze project, waarvan het stedenbouwkundig plan werd begeleid door Louis Van der Swaelmen, geldt als het bekendste werk van Victor Bourgeois en de Moderne Beweging in België. Met de bouw van de Cité Moderne en de publicatie ervan in 7 Arts verwierf Bourgeois op jeugdige leeftijd internationale erkenning. Het project won in 1925 de hoofdprijs op de ‘Exposition des Arts Décoratifs’ in Parijs. In 1927 ontwierp Bourgeois als enige Belg een woning in de Weißenhofsiedlung, een internationale modelwijk in Stuttgart. In 1928 maakte hij als voorzitter samen met Paul Otlet en Huib Hoste deel uit van de Belgische delegatie op het eerste CIAM-congres in La Sarraz, Zwitserland.
Ondanks de indrukwekkende start van zijn carrière moest Bourgeois vanaf 1925, zoals de meeste modernistische architecten in België, zich voornamelijk beperken tot kleinschalige projecten. Een nieuw volkshuisvestingsbeleid moedigde de bouw van individuele woningen aan en maakte de realisatie van nieuwe tuinwijken door huurderscoöperaties bijna onmogelijk. Vooruitstrevende architecten zochten daarom noodgedwongen nieuwe opdrachtgevers, die ze voornamelijk vonden binnen de culturele elite die zich tijdens de avant-gardebeweging in artistieke kringen had gevormd. Na zijn eigen woning (Segherslaan in Koekelberg, 1925) en een reeks modernistische rijhuizen en villa’s, verdwijnen met de huizen Latinis (Gisseleire Versélaan in Sint-Agatha-Berchem, 1926) en Mondalt (Voltairelaan in Schaarbeek, 1927) geleidelijk de referenties aan De Stijl uit Bourgeois’ oeuvre. In de daaropvolgende opdrachten zoals de kunstenaarswoning voor Oscar Jespers (Erfprinslaan in Sint-Lambrecht-Woluwe, 1928), het huis Lamblot (Rob Scottstraat in Ukkel, 1929) en de vakantiewoningen voor Herman Teirlinck en Karel Maes in Sint-Idesbald (Herman Teirlincklaan, 1929, gesloopt), koppelt Bourgeois een uitgepuurd Corbusiaans idioom aan een robuuste volumeopbouw met afgeronde hoeken en cilindrische vormen. Vanaf 1930 begint Bourgeois zich te concentreren op de stedenbouw. Met zijn studie voor Groot-Brussel (1929) bood hij een algemene toekomstvisie voor de hoofdstedelijke agglomeratie. Een vervolg daarop was het project Le Nouveau Brussel (1930), voorgesteld op het derde CIAM-congres gehouden in Brussel. Beide ontwerpen propageerden voor het eerst in Belgische context hoogbouw als oplossing voor de nijpende woningnood. Voor het vierde CIAM-congres maakte Bourgeois een stedenbouwkundige analyse van zijn geboortestad Charleroi. Met sociale huisvesting in combinatie met sportinfrastructuur en medische en culturele voorzieningen, streefde hij ernaar een volwaardige leefomgeving te creëren voor de industriearbeiders.
Bourgeois is een van de weinige architecten van zijn generatie die ook na de Tweede Wereldoorlog een omvangrijk oeuvre realiseerde, gekenmerkt door een gematigd modernistische, sociaal geëngageerde architectuurvisie. Naast functionalistisch werk mengt het naoorlogse oeuvre van Bourgeois zich met meer opmerkelijke ontwerpen zoals het stadhuis van Oostende (1954) en het kinderdagverblijf 'Le Berceau' in Marcinelle (1950-1955). In het Germalinpaviljoen en de Eternittoren op Expo 58 is de soepelheid en intensiteit van zijn werk uit de jaren ’20 weer terug te zien. Na de Tweede Wereldoorlog werkte Bourgeois veel stedenbouwkundige plannen uit, onder andere voor Kessel-Lo en Oostende.
Bourgeois was van 1927 tot vlak voor zijn dood (1962) verbonden aan het 'Institut supérieur des arts décoratifs' ('La Cambre'), opgericht in 1926 door Henry Van de Velde. Zijn gematigd modernistische, sociaal geëngageerde architectuurvisie is van grote invloed geweest op een aantal van zijn studenten, waaronder Jacques Depuis, Willy Van Der Meeren, Charles Vandenhove en Maurice Culot die een belangrijke plaats innemen binnen de naoorlogse architectuur in België.
Auteurs: Klompmaker, Ellen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Elfnovemberlaan 58-60, 61-80, Jeugdplein 1-20, 21-23, Jeugdstraat 1-3, 4-15, 17-21, Jozef Pierrestraat 83-93, Kortrijksestraat 9-23, 45-53, Leopold Beosierlaan 63-65, 66-115, 116-122, Toekomststraat 1-64, 66-68, Weergalmlaan 1-4 (Leuven)
Tuinwijk met typische volkswoningen en modernistische school en medisch centrum, tussen 1949 en 1955 gerealiseerd door de sociale huisvestingsmaatschappij Heuvelhof en de Gemeente Kessel-Lo. Stedenbouwkundig plan, woningbouw en voorzieningen werden ontworpen door Victor Bourgeois.
Tervuursesteenweg (Zemst)
In 1932 werd 11 hectare terrein afgebakend rond de kleine waterplas met het oog op de bouw en exploitatie van een recreatiepark.
Vindictivelaan (Oostende)
Jachthaven Mercator, ten zuiden van het stadscentrum gelegen in de voormalige 18de-eeuwse handelsdokken, nu gebruikt voor jachten en vreemde oorlogsbodems op bezoek, driehonderd aanlegplaatsen.
Vindictivelaan 1 (Oostende)
Vóór de Tweede Wereldoorlog gelegen aan Wapenplein, verwoest en in jaren 1950 aldaar vervangen door Feest- en Cultuurpaleis. Nieuwe stadhuislocatie in functie van naoorlogs geografisch stadscentrum id est het gedempte derde handelsdok bij kruispunt van twee assen, respectievelijk de van oost naar west verlopende Vindictivelaan - Alfons Pieterslaan en de van zuid naar noord verlopende nieuwe Leopold II-laan naar Casino-Kursaal en zeedijk. Onmiddellijke omgeving bestaat verder uit Mercatordok ten oosten en gerechtshof (Canadaplein) ten noorden.
Diestsesteenweg 272 (Leuven)
De tribune van het huidige sportcomplex Koning Boudewijnstadion is een in beton opgetrokken modernistische tribune, oorspronkelijk ontworpen in een omvattend plan voor een sportcentrum door architect Victor Bourgeois. De tribune is de enige getuige van het oorspronkelijke plan, dat een weerspiegeling was van de idee van collectiviteit dat Bourgeois nahield bij het uittekenen van de stedenbouwkundige plannen als urbanist van Kessel-Lo tussen 1944 en 1962.
Trilpopulierenlaan 33 (Sint-Genesius-Rode)
Modernistische villa, volgens bouwaanvraag uit 1936 gerealiseerd naar ontwerp van Victor Bourgeois, in 1978 verbouwd naar plannen van de architect Marcel Callié.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bourgeois [online], https://id.erfgoed.net/personen/452 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.