Henry van de Velde, kunstenaar, theoreticus en pedagoog, Belg met Europese roeping, heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de 20ste-eeuwse kunst en architectuur. Nadat hij zich als een protagonist van de art nouveau had onderscheiden en in Duitsland carrière had gemaakt, werd hij de inspirator en leider van de Belgische avant-garde tussen de twee wereldoorlogen. Na hardnekkig weerstand te hebben geboden aan de wisselende modes van de opeenvolgende tijdperken, achtte hij zich gerechtigd de geschiedenis met zijn eigen levensloop te vereenzelvigen. Hij legitimeerde zijn oeuvre in het licht van het verleden maar negeerde het aandeel van het historische erfgoed in het eigentijdse scheppingsproces. Deze opvatting, die aan de basis lag van zijn onderwijs in Weimar (1906-14), werd nadien door het Bauhaus (1919-33) en de hogeschool van La Cambre in Brussel overgenomen. Ze werd via de ideologie van de Moderne Beweging verder uitgedragen en speelde tot het einde van de jaren 1960 een belangrijke rol in het architectuuronderwijs.
Hoewel hij een succesrijk schilder was, besliste van de Velde de schilderkunst op te geven om zich aan de sierkunsten te wijden (Déblaiement d’art, 1893). Onder de invloed van William Morris zette hij de beslissende stap naar de architectuur. In het voetspoor van de Arts & Crafts bouwde hij in Ukkel zijn huis Bloemenwerf (1895) volgens de principes van het rationele ontwerp. Hij kreeg veel opdrachten voor interieurinrichting (huis Otlet in Brussel, 1899; Folkswangmuseum in Hagen, 1899-1902) en stichtte in 1899 zijn eigen meubelbedrijf in Brussel. Dankzij de kunstcriticus Julius Meier-Graefe werd hij bekend in Duitsland, waar hij nadien zijn carrière uitbouwde. In 1900 vestigde hij zich in Berlijn en verkocht zijn bedrijf en zijn diensten aan het Hohenzollern Kunstgewerbehaus, waarmee hij een jaar later evenwel brak. De exclusiviteit van zijn artistieke productie moest hij aan het bedrijf laten, wat ertoe bijdroeg dat hij zich vanaf 1902 geleidelijk van de art nouveau afwendde (gebouw van het Nietzsche-archief, Weimar). Door bemiddeling van zijn vrienden Harry Kessler en Elisabeth Förster-Nietzsche werd hij tot artistiek adviseur van groothertog Wilhelm Ernst van Saksen-Weimar-Gotha benoemd, met als taak de kunstnijverheid nieuw leven in te blazen. In 1902 richtte hij in Weimar een adviescentrum voor de plaatselijke ambachten op en tussen 1904 en 1911 bouwde hij het mooie ensemble van de kunstnijverheidsschool (waarvan hij directeur was) en de Kunstschule, die in 1919 door Gropius werden samengevoegd en tot het Bauhaus herdoopt. Deze gebouwen tonen zijn zoeken naar een nieuwe monumentaliteit, die mede gevoed werd door de regionale architectuur. Ze behoren tot het belangrijkste wat van de Velde in Duitsland tot stand bracht, samen met de tennisclub van Chemnitz (1906), het huis van Karl Ernst Osthaus in Hagen (1906-10), zijn eigen woning in Weimar (1906) en het Werkbundtheater in Keulen (1914). Door de oorlog moest hij naar Zwitserland uitwijken, waar hij pacifistische kringen frequenteerde. In 1919 vestigde hij zich in Den Haag. Daar volgde hij Henrik-Petrus Berlage op als architect van de familie Kröller-Müller (Otterlo, 1937). Hij maakte in opdracht van die familie een ontwerp voor een uitgestrekt museum (1919-26), dat ten slotte uitliep op de uitvoering van een kleiner ‘voorlopig’ project, het huidige Kröller-Müller Museum (1937). In 1926, na een afwezigheid van vijfentwintig jaar en ondanks hevige perscampagnes tegen hem, werd hij door de socialistische minister Camille Huysmans naar België teruggeroepen om er directeur te worden van de nieuwe hogeschool voor decoratieve kunsten van La Cambre (1927-36) waar hij het pedagogische experiment van Weimar herhaalde. Ondertussen bouwde hij een rusthuis voor dames in Hannover (1929) en talrijke huizen in de omgeving van Brussel, waaronder zijn eigen woning in Tervuren (1927). Hij koos voor een rationalistische esthetiek en voor het platte dak in plaats van het grote omvattende dak. Hij werd esthetisch adviseur bij de Belgische Spoorwegen (1933) en daarna bij de OREC, waar hij controle uitoefende op gebouwen die met staatssteun werden opgetrokken. Hij bouwde de Belgische paviljoenen op de wereldtentoonstellingen van Parijs 1937 (met J.-J. Eggericx en R. Verwilghen) en van New York 1939 (met V. Bourgeois en L. Stynen), evenals de centrale bibliotheek en het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde van de Gentse universiteit (1933-42). Van 1940 tot 1944 was hij artistiek adviseur bij het Commissariaat-Generaal voor ’s Lands Wederopbouw. Na de oorlog werd hij voor zijn activiteiten in die functie buiten vervolging gesteld (1945); in 1947 week hij uit naar Zwitserland, waar hij door de architect Alfred Roth in Oberägeri opgevangen werd. De tien laatste jaren van zijn leven wijdde hij aan het schrijven van zijn memoires. Hij herinterpreteerde de geschiedenis vanuit zijn oogpunt en situeerde zijn oeuvre in een intellectueel en artistiek project, waardoor hij nu naar waarde kan worden geschat.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Zeedijk-Het Zoute 835-836 (Knokke-Heist)
Modernistisch dubbelvilla "Noordhinder-Westhinder", ook gekend als "Villa Colman-Saverys" van 1931 naar ontwerp van architect Henry van de Velde, gebouwd voor Maurice Colman, koffiemakelaar en kunstliefhebber en voor de kunstenaar Albert Saverys.
Duisburgsesteenweg (Tervuren)
Als grafsteen voor zijn echtgenote en zichzelf ontwierp van de Velde twee sobere, gezoet-leistenen grafstèles gevat in een dito boord, gelegen tegen de omheiningsmuur achterin de begraafplaats.
Warande 8 (Tervuren)
In de as van de Tervurenlaan werd in 1897 het Koloniënpaleis gebouwd, gerealiseerd door architect Ernest Acker naar een voorontwerp van de Franse architect Alfred-Philibert Aldrophe. Achter het paleis staat het Hobégebinte opgesteld. Ten oosten van het paleis ligt de begin 19de-eeuwse ijskelder van het voormalig jachtpaviljoen.
Albertlaan 1 (Tervuren)
Modernistische interbellum architectenwoning naar ontwerp van Henry van de Velde met bijhorende siertuin, inclusief afsluitingshagen, hekken, keermuren, solitaire bomen, leibomen, tuinterrassen en tuintrappen.
Mechelsesteenweg 216 (Antwerpen)
In het park voor de feestzaal Harmonie is een arduinen gedenkteken met fontein voor Peter Benoit (1834-1901) gelegen, ontworpen door Henry van de Velde in 1933.
Emiel Clauslaan 136 (Deinze)
Voormalige privé-polikliniek van dokter Martens, eerste specialist inwendige ziekten en dieetleer, gebouwd door architect Henry van de Velde in 1932. Ingeplant te midden van een omhaagde tuin tegenover zijn woning. Opmerkelijk gebouw in nieuwe zakelijkheid, een voorbeeld van het zuiver functionalistisch bouwen uit die tijd. Gebouw op L-vormige plattegrond, van okerkleurige baksteen met één bouwlaag onder plat dak.
Koning Leopold III Plein 16 (Blankenberge)
Station van ongeveer 1937 naar ontwerp van architecten Henry van de Velde, August Desmet en Paul Nouille, ter vervanging van neoclassicistisch getint station van 1863.
Diestsestraat 49, Rijschoolstraat 4 (Leuven)
De school is een ontwerp van de internationaal vermaarde architect Henry van de Velde, in samenwerking met de Leuvense architect Vital Rosseels, en is gesitueerd op een stadsterrein waar voor de Eerste Wereldoorlog het klooster van de Witte Vrouwen gelegen was.
Aalstersesteenweg 83, 83A (Ninove)
Hoekperceel bebouwd in 1928-29 voor textielproducent Georges Cohen in modernistische stijl naar ontwerp van Henry van de Velde. Het is een van de vroegste ontwerpen na de terugkeer van Henry van de Velde naar België. Het pand bestaat uit een directeurswoning, technische ruimtes en een textielatelier. De verschillende functies van het pand zijn in de gevels herkenbaar dankzij de volumewerking, raampartijen en gevelafwerking wat representatief is voor de architect in deze periode.
Blandijnberg 2, Rozier 9, Sint-Hubertusstraat 8, 18 (Gent)
Op de plaats van een voormalige arbeiderscité realiseerde de rijksuniversiteit tussen 1933 en 1945 een bibliotheek en het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde (HIKO) naar ontwerp van Henry van de Velde. Van 1957 tot 1962 werd ten zuiden hiervan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte opgetrokken naar plannen van van de Veldes medewerker Eugène Delatte.
Soenenspark 8, 8A (Gent)
Woning Colman, gebouwd in 1938 naar ontwerp van architect Henry van de Velde en uitgevoerd door zijn medewerker M. Gerard. Ruime villa op L-vormige plattegrond, opgetrokken uit baksteen onder verspringende zadel- en schilddaken.
Emiel Clauslaan 141 (Deinze)
Voormalig woonhuis van dokter Martens gelegen aan de Leie tegenover zijn privé-kliniek, eveneens naar ontwerp van architect Henry van de Velde van 1933-34. Verbouwd in 1956 en 1983. Oorspronkelijk perfect in zijn omgeving geïntegreerd gebouw met sterke horizontale gerichtheid en plastisch ritme met afgeronde volumes met grote muuropeningen en verspringende platte daken.
Uwenberg 14 (Beersel)
De woning van Herman Teirlinck is een vrijstaande villa van één bouwlaag op een quasi rechthoekige plattegrond opgetrokken uit roze geschilderde baksteen.
Albertlaan 1 (Tervuren)
Modernistische interbellum architectenwoning naar ontwerp van Henry van de Velde met bijhorende siertuin, inclusief afsluitingshagen, hekken, keermuren, solitaire bomen, leibomen, tuinterrassen en tuintrappen.
Falconplein 23, 33 (Antwerpen)
Traditionele diephuizen in kern minstens opklimmend tot de 17de eeuw, in neoclassicistische stijl aangepast met een lijstgevel tijdens de eerste helft van de 19de eeuw. Op nummer 23 wijst een gedenksteen het geboortehuis van de architect Henry van de Velde aan.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: van de Velde [online], https://id.erfgoed.net/personen/5047 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.