Teksten van Van Reeth, bOb

https://id.erfgoed.net/personen/5464

Van Reeth, bOb ()

bOb van Reeth, de markantste persoonlijkheid van de generatie van 1968 in Vlaanderen, debuteerde met een genereus, informeel bouwidioom en ontwikkelde zich nadien tot voorstander van een radicaal eenvoudige en bestendige architectuur, open voor meervoudig gebruik.

Van Reeth studeerde aan het Hoger Sint-Lucasinstituut in Schaarbeek (1960-68), waar hij door A. Hoppenbrouwers in de wereld van de 20ste-eeuwse avant-garde werd geïntroduceerd. Hij werkte als stagiair in Zwitserland (1968-70), waar hij contact vond met Erwin Fritz van Atelier 5. In zijn studietijd koesterde Van Reeth een grote belangstelling voor Le Corbusier en James Sterling, maar in zijn eigen praktijk ontwikkelde hij een geheel ander idioom. Vervuld van de Amerikaanse folk music, in het bijzonder de poëzie van Bob Dylan, legde hij het erop aan hiervan een architectonisch equivalent tot stand te brengen. Hij vatte interesse op voor anonieme, door de bewoners zelf gemaakte architectuur en ontdekte in eigen land een vernaculaire architectuur waar niemand ze tot dusver had gezocht: aan de keerzijde van België, in de zelfbouwerij die de Belgen, aan de achterkant van huis en aan alle controle onttrokken, plegen te beoefenen. Hij herkende in deze clandestiene ‘bricolage’ een authentieke volkstaal met originele uitdrukkingen en neologismen. Hierdoor geïnspireerd bracht hij aan het eind van de jaren 1970 een soort folk-architectuur tot stand waarin hij de spontane expressies van de Vlaamse zelfbouwers verbond met de structurele erfenissen van het modernisme, in het bijzonder de ruimteconcepten van de Californische architect Rudolph Schindler. Hij bouwde een twintigtal individuele woningen waarmee hij in de jaren 1970 veel invloed uitoefende op zijn Vlaamse collega’s. Daarna distantieerde hij zich van zijn navolgers door zich steeds meer te concentreren op de geometrische grondstructuur van zijn projecten. In het voetspoor van Louis Kahn streefde hij ernaar ‘intelligente ruïnes’ te ontwerpen, structuren die zich ongewijzigd in de tijd kunnen handhaven en meervoudig gebruik mogelijk maken. Een belangrijk project in deze ontwikkeling was de nieuwe vleugel van het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Antwerpen (1977-78). Dit project was aanleiding tot een oorspronkelijke reflectie over de relatie tussen architectuur en stad, nieuwbouw en geschiedenis. Van Reeth ontwikkelde de opvatting dat een nieuw gebouw door zijn vorm blijk dient te geven van begrip voor ‘de geest van de plek’. Het gebouw moet gestalte geven aan ‘wat de plek wil zijn’. Hij vond ook dat een gebouw, om van betekenis te zijn, herinneringen in zich moet opnemen aan historische plekken maar evenzeer ‘aan wat nooit bestaan heeft’, dat het m.a.w. terug dient te grijpen op ideeën die in de loop van de historische ontwikkeling potentieel aanwezig waren maar niet aan uitvoering toekwamen.

In 1981 richtte Van Reeth met enkele jongere collega’s de architectenwerkgroep AWG op, een samenwerkingsverband dat een nieuwe fase in zijn ontwikkeling inluidde. Bij wijze van start re-affirmeerde hij zijn plastische vermogen met de bouw van het huis Van Roosmalen aan de Antwerpse Sint-Michielskaai, een hoekpand dat met zijn complexe ‘scharnierende’ vorm de straatrichtingen articuleert en met zijn uiterlijk van alternerende zwarte en witte stroken herinnert aan het niet uitgevoerde project van Adolf Loos voor Joséphine Baker. Het gebouw was een expressief gebaar dat de aandacht vestigde op het potentieel van de plek, de toen sterk verkommerde Scheldekaaien, waarna spoedig de herwaardering van dit gebied volgde. Het project markeerde het begin van een geleidelijk maar ingrijpend vereenvoudigingsproces. Onder de indruk van het voorbeeld van Aldo Rossi en diens ideeën over ‘de architectuur van de stad’, ging Van Reeth zich vanaf het begin van de jaren 1990 steeds meer op de essentie van de opdracht concentreren en zich tegelijk bezinnen op de essentiële elementen van de architectonische vorm. De AWG, waarvan behalve hijzelf, Geert Driesen, Filip Delanghe, Christine de Ruyter, Jan Verrelst en Ilse Van Berendoncks deel uitmaken, ontwikkelde een ingekeerde, sobere architectuur die zij als geëigend beschouwen tot de opbouw van het stadsweefsel van wonen en werken in de bestaande historische stad. Het opmerkelijkste resultaat van hun aanpak is de nieuwe buurt bij de Mariaplaats in Utrecht (1994-98), een woonerf geënt op de historische structuur van het gebied.

Van Reeth is hoogleraar architectonisch ontwerpen aan het Henry van de Velde-instituut in Antwerpen en werd begin 1999 voor een periode van vijf jaar benoemd tot Bouwmeester van de Vlaamse Gemeenschap.

Een selectief, chronologisch overzicht van zijn meest gepubliceerde realisaties, aangevuld met een aantal gelokaliseerde, nog niet geïnventariseerde realisaties:

  • Juwelier Cambron in Antwerpen (1965-1968)
  • Uitgeverij Beckers in Kalmthout (1966-1970)
  • Woning Botte in Mechelen (1969-1971)
  • Verbouwing begijnhofwoning in Mechelen (1969-1970)
  • Woning Huyse, Berkenlaan 8 in Lubbeek (Linden) (1969-1972)
  • Woning Van der Auweraer, Vestinglaan 52 (vermoedelijk) in St-Katelijne-Waver (1969-1972)
  • Woning Nijs-Van Rompuy in Mortsel (1971-1973)
  • Woning en apotheek Candries, Belseledorp 147 in Sint-Niklaas (Belsele) (1971-1972), verbouwd tussen 2009 en 2018
  • Onze-Lieve-Vrouwe-college in Antwerpen (1973-1978)
  • Verbouwing hoeve Baumann in Mechelen (1974-1975)
  • Woning Van Slycke, Ouden Heirweg 20-20A in Lede (Oordegem) (1974-1977), verbouwd
  • Verbouwing en restauratie woning Van Broekhoven in Antwerpen (1975-1979)
  • Verbouwing hoeve, Schoonderhage 14 in Herzele (Sint-Lievens-Esse) (1975-1977)
  • Verbouwing en restauratie Zwartzustersstraat 20 en 22 in Antwerpen (1976-1979)
  • Verbouwing woning Cornelis in Antwerpen (1976-1980)
  • Verbouwing woning en winkel Bekaert in Antwerpen (1977-1979)
  • Tuinpaviljoen woning Van de Voorde, Gotje 33 in Brugge (1979-1987)
  • Woning en kantoor, Paardenmarkt in Antwerpen (1982-1989)
  • Woning Prenen, Louis Janssenslaan 56 in Antwerpen (Deurne) (1983-1985)
  • Aanbouw woning Reyniers-Clauwaert in Wemmel (1984-1987)
  • Woning Van Roosmalen in Antwerpen (1985-1988)
  • Woning De Boel in Gent (1986-1988)
  • Zuiderterras, Scheldekaai in Antwerpen (1987-1991)
  • Firma Engels, Stijfselrui 20 in Antwerpen (1987-1990)
  • Woning Cuyvers, Galgenveld 19 in Stabroek (1988-1993)
  • Woning Van de Voorde, Potterierei 34 in Brugge (1988-1992)
  • Wijnopslagplaats Lismonde, Haagstraat 2 In Kruibeke (1989-1991)
  • Verbouwing woning Saverys in Antwerpen (Berchem) (1989-1992)
  • Faculteit Diergeneeskunde R.U. Gent in Merelbeke, zonder adres (Salisburylaan, zijde E40) (1990-1996)
  • Averbode uitgeverijgebouw (1990-1993) en ondergrondse bibliotheek (1993-1994), Herseltsebaan 2 in Scherpenheuvel-Zichem (Averbode)
  • Stedenbouwkundig project Leieboorden in Kortrijk (1990-2001)
  • Appartementsgebouw, Marie-Joséplein 9-12 (e.a.) in Oostende (1990-1998)
  • Verbouwing wijnopslagplaats NV De Heerlijckheid, Pretoriastraat 26A in Antwerpen (Berchem) (1990-1991)
  • Vestiging NV Hoek Loos, Tunnelweg 7 in Niel (1990-1992 met aanpassingen n.o.v. bOb Van Reeth in 1994)
  • Stedenbouwkundig project Lombardia, Lombardenvest 15-65 e.a. in Antwerpen (1991-1994)
  • Heraanleg Groenplaats in Antwerpen (1992-1993)
  • Theaterboot De Ark in Antwerpen, Kattendijkdok-Oostkaai 20 (1992-1993)
  • Ontvangst- en tuinpaviljoen Seppenshuis, Monnikendreef 7 in Zoersel (1994-1997)
  • Heraanleg Koolkaai in Antwerpen (1994-1995)
  • Woning D’Hoore in Brasschaat (1995-1998)
  • Woning en fotoatelier Van Nueten, Oosthoevestraat 102 in Kapellen (1995-1998)
  • Woning Goiris, Vlierstraat 35 in Beveren (Melsele) (1995-1997)
  • Penitentiaire instellingen De Hutten en De Markt, Molderdijk 2 in Mol (1996-1999...)
  • Woning Van Lint, Eksterveldlaan 39 in Bonheiden (1996-1997)
  • Vlaams Administratief Centrum, Koningin Astridlaan 50 in Hasselt (1997-2003)
  • Sporthal Lange Munte, Bad Godesberglaan 22 in Kortrijk (1999-2001)
  • Uitbreiding en renovatie van de Trappist abdij van Sint-Sixtus in Westvleteren (2005-2012)
  • Verbouwing van Kazerne Dossin in Mechelen (2006-2012)
  • BEKAERT G. 2000: A.W.G. bOb Van Reeth architecten, Gent-Amsterdam.
  • DE KOONING M. & DE BACKER C. 1987: A.W.G., bOb van Reeth, Marc Van Bortel, Mica Franck, Geert Driesen, Antwerpen-Wommelgem.
  • STRAUVEN F. 2003: Van Reeth, bOb, in: VAN LOO, A. (ed.), Repertorium van de architectuur in België, van 1830 tot heden, Antwerpen, 582-583.
  • VAN GERREWEY C., VERSCHAFFEL B. & CLEPPE B. 2013: bOb Van Reeth architect, Brussel.

Auteurs:  Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vandeweghe E. 2024: Van Reeth, bOb [online], https://id.erfgoed.net/teksten/437156 (geraadpleegd op ).


Van Reeth, bOb ()

bOb van Reeth, de markantste persoonlijkheid van de generatie van 1968 in Vlaanderen, debuteerde met een genereus, informeel bouwidioom en ontwikkelde zich nadien tot voorstander van een radicaal eenvoudige en bestendige architectuur, open voor meervoudig gebruik.

Van Reeth studeerde aan het Hoger Sint-Lucasinstituut in Schaarbeek (1960-68), waar hij door A. Hoppenbrouwers in de wereld van de 20ste-eeuwse avant-garde werd geïntroduceerd. Hij werkte als stagiair in Zwitserland (1968-70), waar hij contact vond met Erwin Fritz van Atelier 5. In zijn studietijd koesterde Van Reeth een grote belangstelling voor Le Corbusier en James Sterling, maar in zijn eigen praktijk ontwikkelde hij een geheel ander idioom. Vervuld van de Amerikaanse folk music, in het bijzonder de poëzie van Bob Dylan, legde hij het erop aan hiervan een architectonisch equivalent tot stand te brengen. Hij vatte interesse op voor anonieme, door de bewoners zelf gemaakte architectuur en ontdekte in eigen land een vernaculaire architectuur waar niemand ze tot dusver had gezocht: aan de keerzijde van België, in de zelfbouwerij die de Belgen, aan de achterkant van huis en aan alle controle onttrokken, plegen te beoefenen. Hij herkende in deze clandestiene ‘bricolage’ een authentieke volkstaal met originele uitdrukkingen en neologismen. Hierdoor geïnspireerd bracht hij aan het eind van de jaren 1970 een soort folk-architectuur tot stand waarin hij de spontane expressies van de Vlaamse zelfbouwers verbond met de structurele erfenissen van het modernisme, in het bijzonder de ruimteconcepten van de Californische architect Rudolph Schindler. Hij bouwde een twintigtal individuele woningen waarmee hij in de jaren 1970 veel invloed uitoefende op zijn Vlaamse collega’s. Daarna distantieerde hij zich van zijn navolgers door zich steeds meer te concentreren op de geometrische grondstructuur van zijn projecten. In het voetspoor van Louis Kahn streefde hij ernaar ‘intelligente ruïnes’ te ontwerpen, structuren die zich ongewijzigd in de tijd kunnen handhaven en meervoudig gebruik mogelijk maken. Een belangrijk project in deze ontwikkeling was de nieuwe vleugel van het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Antwerpen (1977-78). Dit project was aanleiding tot een oorspronkelijke reflectie over de relatie tussen architectuur en stad, nieuwbouw en geschiedenis. Van Reeth ontwikkelde de opvatting dat een nieuw gebouw door zijn vorm blijk dient te geven van begrip voor ‘de geest van de plek’. Het gebouw moet gestalte geven aan ‘wat de plek wil zijn’. Hij vond ook dat een gebouw, om van betekenis te zijn, herinneringen in zich moet opnemen aan historische plekken maar evenzeer ‘aan wat nooit bestaan heeft’, dat het m.a.w. terug dient te grijpen op ideeën die in de loop van de historische ontwikkeling potentieel aanwezig waren maar niet aan uitvoering toekwamen.

In 1981 richtte Van Reeth met enkele jongere collega’s de architectenwerkgroep AWG op, een samenwerkingsverband dat een nieuwe fase in zijn ontwikkeling inluidde. Bij wijze van start re-affirmeerde hij zijn plastische vermogen met de bouw van het huis Van Roosmalen aan de Antwerpse Sint-Michielskaai, een hoekpand dat met zijn complexe ‘scharnierende’ vorm de straatrichtingen articuleert en met zijn uiterlijk van alternerende zwarte en witte stroken herinnert aan het niet uitgevoerde project van Adolf Loos voor Joséphine Baker. Het gebouw was een expressief gebaar dat de aandacht vestigde op het potentieel van de plek, de toen sterk verkommerde Scheldekaaien, waarna spoedig de herwaardering van dit gebied volgde. Het project markeerde het begin van een geleidelijk maar ingrijpend vereenvoudigingsproces. Onder de indruk van het voorbeeld van Aldo Rossi en diens ideeën over ‘de architectuur van de stad’, ging Van Reeth zich vanaf het begin van de jaren 1990 steeds meer op de essentie van de opdracht concentreren en zich tegelijk bezinnen op de essentiële elementen van de architectonische vorm. De AWG, waarvan behalve hijzelf, Geert Driesen, Filip Delanghe, Christine de Ruyter, Jan Verrelst en Ilse Van Berendoncks deel uitmaken, ontwikkelde een ingekeerde, sobere architectuur die zij als geëigend beschouwen tot de opbouw van het stadsweefsel van wonen en werken in de bestaande historische stad. Het opmerkelijkste resultaat van hun aanpak is de nieuwe buurt bij de Mariaplaats in Utrecht (1994-98), een woonerf geënt op de historische structuur van het gebied.

Van Reeth is hoogleraar architectonisch ontwerpen aan het Henry van de Velde-instituut in Antwerpen en werd begin 1999 voor een periode van vijf jaar benoemd tot Bouwmeester van de Vlaamse Gemeenschap.

  • STRAUVEN F. 2003: Van Reeth, bOb, in: VAN LOO, A. (ed.), Repertorium van de architectuur in België, van 1830 tot heden, Antwerpen, 582-583.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2019: Van Reeth, bOb [online], https://id.erfgoed.net/teksten/306637 (geraadpleegd op ).