Persoon

Sir Baker, Herbert

ID
7687
URI
https://id.erfgoed.net/personen/7687

Beschrijving

Sir Herbert BAKER (1862 – 1946): In 1892 trok hij naar Zuid-Afrika, waar hij sterk beïnvloed werd door Cecil Rhodes. Hij trok verschillende indrukwekkende gebouwen op in Brits Zuid-Afrika, evenals in New Delhi (India), waar hij voor Edwin Lutyens werkte. Als ‘principal architect’ van de I.W.G.C. was hij verantwoordelijk voor 112 Britse militaire begraafplaatsen. Zijn enige werk in Vlaanderen is het (reeds beschermde) Tyne Cot Cemetery met het Memorial to the Missing in Passendale. Voor Baker moesten begraafplaatsen ‘sentiment’ oproepen en een link leggen met de traditionele Engelse begraafplaatsen.

Principes van de ‘Imperial War Graves Commission’. Reeds vroeg in de oorlog werd beslist dat de Britse doden niet mochten gerepatrieerd worden, onder meer omwille van hygiënische en financiële redenen. Bovendien werd het standpunt ingenomen dat alle doden, ongeacht rang of stand, gelijk behandeld moesten worden. Hiermee wou men voorkomen dat enkel vermogende families hun familieleden konden laten overbrengen naar het thuisfront. Dit verbod lokte tijdens en na de oorlog hevige protesten uit bij de Britse publieke opinie. Protesten die de nieuwbakken instelling maar met moeite wist te trotseren. Er zijn verhalen bekend van familieleden die clandestien poogden hun geliefden zelf te ontgraven en over te brengen. En hier en daar zijn nog unieke uitzonderingen op deze regel bewaard gebleven, zoals op het kerkhof van Zillebeke, waar enkele private Britse graftekens staan.

Het gelijk behandelen van de doden zou in de na-oorlogse aanleg van de begraafplaatsen en de oprichting van gedenktekens voor vermisten opgevolgd worden. De vier belangrijkste pijlers van de ‘War Graves Commission’ zijn:

iedere dode moet individueel herdacht worden op een grafsteen of op een monument

de grafstenen en monumenten moeten permanent en duurzaam zijn

de grafstenen zijn uniform qua ontwerp

er mag geen onderscheid gemaakt worden naar rang of stand.

De Britse graven werden na de oorlog in de mate van het mogelijke ongemoeid gelaten. Begraafplaatsen van minimum 40 graven werden in principe ter plekke behouden. Door de oorlogsomstandigheden is de aanleg van dergelijke ‘oorspronkelijke begraafplaatsen’ vaak niet gestructureerd verlopen, waardoor ze een onregelmatige aanleg hebben. Soms werden meerdere kleinere begraafplaatsen omgevormd tot één grote begraafplaats. Toch moesten heel wat lijken na de oorlog ontgraven worden, omdat ze geïsoleerd of op te kleine begraafplaatsen lagen. Deze werden ‘geconcentreerd’ op bestaande begraafplaatsen of op nieuw aangelegde verzamelbegraafplaatsen. De Belgische staat kocht de gronden aan waarop de Britse begraafplaatsen werden aangelegd en schonk ze ‘voor eeuwig’ aan het Britse volk. Hieraan herinneren de zogenaamde drietalige ‘landplaten’, die op alle Britse begraafplaatsen terug te vinden zijn. De architecten Het feit dat geliefden niet mochten worden gerepatrieerd, wou men compenseren met een kwalitatief hoogstaande aanleg en onderhoud van de begraafplaatsen. Vandaar dat heel veel aandacht werd besteed aan de architectuur van de begraafplaatsen.

Eerst drie, later vier ‘principal architects’ werden aangezocht om de aanleg van Britse militaire begraafplaatsen op het vasteland vorm te geven. Het gaat om de befaamde Edwin Lutyens, Reginald Blomfield, Herbert Baker en als laatste Charles Holden. Deze 4 hoofdarchitecten waren vooral werkzaam in België en Frankrijk en waren eindverantwoordelijke voor de aanleg van de begraafplaatsen, die hen toegewezen waren. Hiertoe werden ze bijgestaan door diverse ‘assistent architects’, waarvan W.H. Cowlishaw, G.H. Goldsmith, N.A. Rew, A.J.S. Hutton, J.R. Truelove en W.C. Von Berg in Vlaanderen actief waren. In andere landen waren ook andere architecten actief. Deze uitvoerende architecten zorgden heel vaak voor de feitelijke ontwerpen, die ze vervolgens door de aangestelde hoofdarchitect lieten goedkeuren. De nobelprijswinnaar voor literatuur Rudyard Kipling was verantwoordelijk voor de opschriften die op diverse architecturale elementen van de begraafplaatsen terug te vinden zijn.

Bron: Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen, Beschermingsdossier DW002414, Britse militaire begraafplaatsen (DECOODT H. 2009).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Erfgoedobjecten

Ontwerper van

Tyne Cot New British Cemetery met Memorial to the missing

Tynecotstraat (Zonnebeke)
Grootste Britse militaire begraafplaats ter wereld, met ongeveer 12.000 doden uit de Eerste Wereldoorlog naar ontwerp van Herbert Baker, met medewerking van J.R. Truelove. Deze begraafplaats omvat het 'Memorial to the missing', waarop de namen van ongeveer 35.000 vermisten zijn gebeiteld, die tijdens de oorlog zijn gevallen. Deze gedenkmuur is ontworpen door Herbert Baker, met beeldhouwwerk van F.V. Blundstone en Joseph Armitage. Op de begraafplaats bevinden er zich vijf Duitse bunkers, waarvan er twee vrij liggen, één onder het centrale 'Cross of Sacrifice' en twee onder het gedenkteken voor de vermisten.



Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Baker [online], https://id.erfgoed.net/personen/7687 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.