De naam van deze Noordfranse orgelmakersfamilie komt in de meest afwijkende schrijfwijzen voor: Fromat, Fremiat, Freneau, Fremault, Formaut etc.
Volgende personen zijn te traceren :
Pierre Frémat, orgelmaker in Rijsel. Activiteiten van hem zijn bekend van ca. 1660 tot ca. 1715.
Jean-Baptiste Frémat. We mogen aannemen dat het een zoon van Pierre betreft, aangezien Pierre in 1714 vergezeld wordt door Jean-Baptiste tijdens een werk in de Kortrijkse Sint-Maartenskerk. In de rekeningen van dezelfde kerk, 1715-1724, staat naast Frémat een zekere Durand vermeld als hersteller van de blaasbalgen. Of het hier gaat om Toussaint Durand uit Rijsel (ook in 1729 in Roeselare aan te treffen) blijft een open vraag. In elk geval behoort Durand niet tot de gewone timmerlieden die voor de Sint-Maartenskerk vermeld zijn. Later zien we dat J.-B. Frémat een "associé" had, namelijk Philippe-Joseph Carlier (°Arras, 1700). [zie onder familienaam Carlier]
Jean-François Frémat, zoon van Jean-Baptiste. Zijn laatste activiteiten zijn te situeren rond 1790.
Deze orgelmakers waren bedrijvig in Frans-Vlaanderen (Arras, Cambrai, Lille, Hondschoote etc.), Henegouwen (Doornik) en West-Vlaanderen (Merkem, Kortrijk, Brugge etc.)