Het landelijk gelegen slotklooster van de contemplatieve orde van de visitandinessen wordt omringd door een ommuurde beboomde tuin met ten noordoosten en noordwesten boomgaarden. Dit is het enige klooster op het grondgebied van Kraainem, en ligt in feite zelfs grotendeels op grondgebied Zaventem (hier ten westen). Oorspronkelijk volledig afgelegen in open terrein, wat het imposante karakter sterk benadrukte. Momenteel ten oosten aansluitend op de verkavelingen van de noordelijke helft van Kraainem (Hebronlaan, Ter Eyckenstraat, Petuniaslaan, Kapellelaan,…).
Opgetrokken in 1928-1930 in een markante baksteenstijl met invloeden van art deco en baksteenmodernisme (Amsterdamse school) naar ontwerp van Dom Paul Bellot. Erg goed bewaard geheel, zowel wat het interieur als exterieur betreft. Ten noordoosten liggen er enkele bijgebouwen, waaronder de aalmoezenierswoning. Deze dateren van bij de bouw van het klooster, enkel het meest noordoostelijk gelegen gebouw is van een latere datum, namelijk van rond 1938.
De orde van de visitandinessen werd in 1610 gesticht in Annecy in Frankrijk door Jeanne de Chantal en Franciscus van Sales (vandaar de alternatieve naam salesianerinnen). In de Zuidelijke Nederlanden werd op 12 februari 1667 een klooster te Brussel gesticht (heropgericht op 21 november 1845). Dit klooster werd in 1930 overgebracht naar de gloednieuwe gebouwen in Kraainem, naar ontwerp van Dom Paul Bellot. Momenteel is het klooster in Kraainem het enige van de orde in België.
Architect Paul Bellot, geboren in 1876, studeerde in de École des Beaux-arts in Parijs, zijn geboortestad. In 1902, na het afronden van zijn studies, werd hij benedictijnenmonnik. Al snel ontwierp hij zijn eerste kloosters (Sint-Paul in Oosterhout, Nederland en Quarr Abbey, Isle of Wight, Engeland). Uiteindelijk bevatte zijn oeuvre religieuze gebouwen in België, Engeland, Frankrijk, Nederland en Portugal. Ook buiten Europa realiseerde hij enkele projecten, namelijk in Argentinië en Canada, waar hij stierf in 1944. Hij maakte voornamelijk gebruik van beton en polychrome baksteen, en zijn realisaties worden getypeerd door een doordachte ruimte- en lichtwerking.
Het klooster bestaat uit vier vleugels geschikt in een gesloten vierkant rond een binnenplaats (met centraal een hardstenen kruis), aan de oost- en westhoek zijn er enkele delen die buiten dit vierkant (het kloosterpand) vallen. Met name de straatvleugel (zuidoostelijk) is verder in noordoostelijke richting doorgetrokken, zodat men een langgestrekte vleugel bekomt die het kloosterpand aan het oog onttrekt. In deze vleugel bevinden zich de spreekkamers en de kapel, die een haaks publiek gedeelte heeft dat richting straat uitspringt. Het koor van de kapel is hoger opgetrokken, en wordt bekroond door een tentdak met een kruis op de spits, en tegen de zuidoostgevel van de kapel bevindt zich een achtzijdige klokkentoren onder spits tentdak. Aan de noordwestelijke buitengevel (tuingevel) is er een terrasvormige uitbouw voorzien. In de oksel tussen de noordoostelijke vleugel en het bezoekersgedeelte vormt een achtzijdige uitbouw onder tentdak een trappentoren.
Deels onderkelderde baksteenbouw van twee bouwlagen onder zadeldaken met mechanische pannen. Gebruik van beton voor bepaalde elementen (onder andere de kroonlijst).
Lijstgevels gekarakteriseerd door het gebruik van bakstenen in verschillende kleuren, met accentuering van bepaalde details. De gevelvlakken zijn opgebouwd uit gele tot lichtrode bakstenen, de buitengevels hebben een plint van donkerrode baksteen.
Er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van mijterboogvormige muuropeningen meestal afgeboord door diverse polychrome baksteenmotieven zoals pseudo-druiplijsten in gele baksteen, soms overkragende bakstenen. Het houten schrijnwerk (inclusief de houten binnenluiken) is bewaard. Ingewerkte rolluiken. Blauwe hardstenen lekdrempels, soms echter baksteen.
Wat de binnenplaats betreft op het gelijkvloers per drie gekoppelde mijterboogvormige vensters, voor de zuidoostelijke gevel (kapelvleugel) is het centrale venster telkens iets hoger uitgewerkt. Deze vensters verlichten de kloostergang. Op de verdieping rechthoekige vensters met houten binnenluiken (cellen van de zusters). De zuidoostelijke gevel wijkt echter opnieuw af, hier bevindt zich op de verdieping een gang, verlicht door per vier gekoppelde mijterboogvormige vensters. De vensters op het gelijkvloers hebben stalen profielen en krukespanjoletten.
De ruimtes die in contact staan met de kloostergang vormen het voor het publiek afgesloten gedeelte. De voornaamste ruimtes zijn in de zuidoostvleugel de kapel, in de noordoostvleugel het refectorium, en voorts een aantal nutsruimtes zoals wasserij, keuken, archiefruimte,… De kapel bestaat uit een publiek gedeelte (weekkapel) en het zusterkoor, die beide haaks uitkijken op het "sanctuaire", het altaar.
De vloeren bestaan uit granitotegels voor de gangen. De spreekkamers en de kapel hebben een houten vloer in visgraatmotief.
De eerste verdieping wordt bijna volledig ingenomen door de cellen van de zusters. In de zuidelijke hoek is de infirmerie, met een ziekentribune uitkijkend op de kapel. De oostelijke vleugel heeft net als op de eerste verdieping enkele spreekkamers, en ruimtes voorzien voor de priesters die de misviering verzorgen.
Bron: THOMAS H. met medewerking van KENNES H. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Kraainem, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB11, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Thomas, Hans
Datum:
Je kan deze pagina citeren als: Thomas, Hans: Klooster van de Visitatie [online], https://id.erfgoed.net/teksten/134002 (geraadpleegd op )