Sint-Victorinstituut met steegje_versie 1_20130822

Tekst van Sint-Victorinstituut: onderwijsgebouwen met steegje (https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/688)

Historiek

Het ontstaan van het Sint-Victorinstituut, ingeplant aan de voet van de Onze-Lieve-Vrouwkerk, gaat terug tot 1861 toen Victor Scheppers in het centrum van Alsemberg, ter plaatse van de oude herberg de ‘Drij Coningen’ (1380), ook bekend als het Schuttershuis (1532), een ruime burgerwoning verwierf om er een school in onder te brengen. Sinds 1825 waren diverse pogingen, van zowel geestelijken als een leek, om er een jongensschool te vestigen op mislukkingen uitgedraaid.

Victor J.-B.-C. Scheppers (1802 - 1877), kannunik van Sint-Rombouts, is bekend als stichter van de congregatie van de Broeders van Onze-Lieve-Vrouw van Barmhartigheid, die in 1838 werd opgericht met een drievoudig doel: ziekenzorg, gevangeniswerk en onderwijs. Na de opening van middag- en zondagsscholen en een kosteloze dagschool volgde in 1844 de oprichting van het jongenspensionaat ‘Scheppersinstituut’ aan de Melaan te Mechelen. Aangezien vooral het gevangeniswerk vanwege de liberale overheid steeds meer tegenkanting ondervond diende de congregatie zich noodgedwongen te beperken tot haar onderwijstaak. De uitbreiding van het moederhuis in een Mechelen met een eerste filiaal in Alsemberg dat naar zijn voornaam zou worden genoemd moet dan ook in deze context worden gesitueerd.

De start was zeer bescheiden. Op 27 augustus 1861 arriveerden vijf broeders van Scheppers te Alsemberg die onder leiding van broeder Vincent, de bouwkundige van de congregatie, prompt startten met de verbouwing van het sterk verwaarloosde pand. Reeds op 1 oktober kon de nieuwe school haar deuren openen en op 10 oktober 1861 volgde de plechtige inwijding. Het eerste schooljaar werd afgesloten met dertig kostschooljongens.

Door de snelle toename van het leerlingenaantal - in 1875 noteerde men reeds 143 leerlingen - werd circa 1870 van een aanvankelijk individueel gericht onderwijs overgeschakeld op het jaarklassensysteem met een uitgewerkt leerplan voor een lagere school en een lager middelbaar onderwijs, dat op termijn met een hogere afdeling werd uitgebreid. De primitieve huisvesting bleek snel ontoereikend om de alsmaar stijgende schoolbevolking - waarvan de ruime meerderheid internen - en een twintigtal broeders onderdak te bieden. Tussen 1863 en 1898 werd het zuidelijk gedeelte van het grosso modo driehoekige terrein dat zich uitstrekte vanaf de steeg tussen Pastoor Bolsstraat en Brusselsesteenweg - de vroegere Schoolstraat - tot aan de Witteweg geleidelijk volgebouwd met een indrukwekkend complex van rijzige gebouwen, ingeplant rond een ruime speelplaats.

De eerste uitbreiding (1863-1867) omvatte de bouw van enkele klassen aansluitend op de woning langs de Pastoor Bolsstraat. In 1867 verrees de hoge, drielaagse vleugel langs de Brusselsesteenweg met zes klassen, een grote feestzaal, slaapzaal en een kapel op de bovenste verdieping. Hierop aansluitend werden in 1887 de vleugel met de refters opgetrokken met dwars erop en parallel met de latere kapel nog eens drie klassen en een keuken. Door de bouw in 1892 van de refter en keuken van de broeders langsheen de Brusselsesteenweg werd de straatwand verder gedicht en een driehoekige binnenkoer gecreëerd. In 1892 werd eveneens de verbinding gemaakt tussen de eerste klassen en de vleugel uit 1867. De straatzijde werd in noordwestelijke richting verder afgesloten met de inmiddels eveneens gesloopte economaat- en knechtenvleugel. In 1895 werd de kapel verbouwd tot slaap- en waszaal en werden in de tuin een teken- en pianoklas gebouwd. De 19de-eeuwse bouwcampagne werd circa 1897 afgesloten met het optrekken van een neogotische kapel en een langgerekte vleugel langs de steeg. De huidige voortuin langs de Pastoor Bolsstraat vervangt de oude burgerwoning die bij deze gelegenheid werd gesloopt.

Eind 1921 werd het onderwijsaanbod uitgebreid met een Normaalschool, in oorsprong voornamelijk bestemd voor de pedagogische vorming van de eigen broeders. Dit resulteerde in 1932 in de ingebruikname van een nieuwe, monumentale art-décovleugel waarvoor toiletten en pianoklassen aan de noordoostzijde van de speelplaats werden gesloopt. Op dat moment telde de school 192 ‘pensionnaires’ en 98 externen.

De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een (stijl)breuk. Voortaan wordt Nederlands de voertaal, chambrettes worden afgebroken en vervangen door open slaapzalen en de eerste lekenonderwijzers doen hun intrede. De explosieve groei in de periode 1945-1964 leidde tot een nieuwe uitbreidingsfase. Rechts van de normaalschool worden in 1952 twee speelzalen en in 1956 vier humanioraklassen gebouwd. In 1960 volgt de inrichting van een cultuurcentrum en in 1965 de bouw van een auditorium links van de normaalschool, richting Witteweg. In dezelfde periode werd in de voormalige schooltuin, links van de kapel een nieuwe lagere school opgericht. Bij de viering van haar honderdjarig bestaan in 1961 telde de school 695 leerlingen en was het middelbaar onderwijs stevig uitgebouwd met een wetenschappelijke, economische en een prille Latijns-wetenschappelijke afdeling.
Onderwijsvernieuwing en rationalisatie lieten eveneens hun sporen na. In de jaren 1970 is er niet alleen de uitbouw van een afdeling voor Bijzonder Lager Onderwijs maar ook de overname van de vrije lagere scholen van Beersel en Dworp, gevolgd door de samenwerking met het Onze-Lieve-Vrouwinstituut en de Vrije Beroepsschool in Drogenbos. Van 1981 dateert de samenwerking met het Onze-Lieve-Vrouwinstituut te Rode. In 1976 werd het inmiddels sterk afgeslankte internaat opgedoekt. En sinds 1984 vormt de Scheppersnormaalschool een afdeling van het Sint-Ursula-instituut van Laken. Datzelfde jaar werd eveneens gestart met de uitbouw van een kleuterschool.

In 1979 veranderde Sint-Victor nogmaals van uitzicht, ditmaal door de sloop van de aalmoezenierswoning, het economaat en de oude varkensstallen langsheen de Brusselsesteenweg en dit in functie van de aanleg van een parking door de gemeente. In 1984 verdween een gedeelte van het voetbalveld voor de verbreding van de Witteweg. Sinds 1985 heeft de school definitief de hoofdingang en aangrenzende gebouwen aan de Pastoor Bolsstraat verlaten. Momenteel huist er de broedergemeenschap terwijl de officiële ingang van de school naast de kapel aan de Brusselsesteenweg kwam te liggen.
De meest recente ingreep omvatte de sloop van de voormalige refter en keuken van de broeders langs de Brusselsesteenweg en de bouw van een nieuw ingangsportiek. De neogotische kapel werd volledig heringericht tot turnzaal.

Beschrijving

De kern van het oude Sint-Victor bevindt zich in het zuidoostelijk gedeelte van een omvangrijk bouwblok dat zich langs de Brusselsesteenweg uitstrekt vanaf de verbindingssteeg met de Pastoor Bolsstraat tot aan de Witteweg. Het straatbeeld aan de Brusselsesteenweg wordt gedomineerd door de twee oudste, in een hoek van circa 150 graden aan elkaar gekoppelde vleugels: sobere bakstenen volumes onder een zwak hellend, pannen schilddak.

De drie bouwlagen hoge en tien traveeën lange vleugel parallel met de Brusselsesteenweg dateert uit 1867. De langsgevels worden geritmeerd door symmetrisch geplaatste lichtgetoogde vensters. Het bakstenen parement wordt verlevendigd met speklagen die onder- en bovendorpels verbinden en door een rondboognis bekroond met een driehoekig baldakijn. Opmerkelijk is de vensterindeling van de tuimelramen die in hoge mate het uitzicht van de gevels bepaalde: een glasroedenverdeling met ijzeren profielen, ter hoogte van het bovenlicht lancetvormig uitgewerkt met centraal cirkelmotief. De aangrenzende, veertien traveeën en twee bouwlagen tellende vleugel uit 1887 herneemt dezelfde gevelopbouw met lichtgetoogde venster- en deuropeningen. Beide vleugels werden inwendig sterk verbouwd. In 1897-1898 opgetrokken neogotische kapel, naar ontwerp van de Ieperse architect Jules Coomans. Een éénlaags volume met spitsboogopeningen en gekanteelde bekroning zorgde voor de verbinding met de aangrenzende vleugels. De niet georiënteerde kapel is opgetrokken in bak- en hardsteen en omvat een acht traveeën diepe beuk, en een smaller en lager, driezijdig gesloten koor, aan de zuidoostzijde geflankeerd door een rechthoekige sacristie. De toegang bevindt zich ter hoogte van een binnentuin, in de decoratief benadrukte noordoostelijke puntgevel met gebouchardeerde, hardstenen plint. De drieledige opstand wordt bepaald door het ingangsportiek waarboven een drielichtvenster en een beeldnis. Bovenaan in de geveltop, beeld van Sint-Victor (1904) van de Gentse beeldhouwer Aloïs De Beule. Naast het koor bevindt zich de aanvankelijk grotendeels ingebouwde sacristie.

De circa 1897 te dateren neogotische vleugel aan de Pastoor Bolsstraat vormt een imposant, drie bouwlagen tellend, bak- en hardstenen complex afgedekt met natuurleien zadeldaken. De toegang langs de Pastoor Bolsstraat wordt geaccentueerd door een ruime voortuin, aan de straatzijde afgesloten met een fraai smeedijzeren hekwerk met hardstenen plint en bakstenen pijlers voorzien van een hardstenen bekroning. Het ‘voorhuis’, geconcipieerd als hoofdingang, heeft de vorm van een drie traveeën breed en drie bouwlagen hoog dubbelhuis, afgedekt met een tussen zijtrapgevels gevat natuurleien zadeldak. Typerend voor het materiaalgebruik is het karakteristieke kleurcontrast tussen het zachtrode baksteenmetselwerk en de rijkelijk aangewende blauwe hardsteen voor zowel plint en speklagen als vensterkruisen en -dorpels. Aan de linkerzijde wordt de ingang geflankeerd door een polygonaal, naar boven toe rechthoekig verklimmend torentje, opgevangen door een getrapt uitgewerkte, fraai geprofileerde sokkel en een driekwartzuiltje, het geheel bekroond met een steil, taps toelopend schilddak met smeedijzeren nokversiering en windvaan. Het torenvormig volume met lessenaarsdak en getrapte afwerking tegen de achtergevel voorziet in sanitaire ruimte en berging. De achtergevel gaat gedeeltelijk schuil achter de geknikte, langgerekte vleugel waarin twee bouwonderdelen zijn te onderscheiden. Het direct op het dubbelhuis aansluitende gedeelte is zes traveeën lang en wordt geritmeerd door respectievelijk gekoppelde kloosterkozijnen met afgeronde tussenpenant en dubbel ontlastingssysteem en rechthoekige deuren met tweedelig bovenlicht. Zoals in het dubbelhuis wordt het gevelvlak verlevendigd met speklagen en een elegante kroonlijst met muizentand- en boogfries. Een één travee breed, trapeziumvormig hoekvolume met getrapte bekroning accentueert het geknikt verloop en vormt tevens de overgang naar het soberder uitgewerkt, drie traveeën tellend gedeelte waar speklagen en boogfries ontbreken.
Uit dezelfde periode dateren eveneens de gietijzeren hekken met pijnappelmotief die de speelplaats opdeelden in een zone voor oudere en jongere leerlingen.

Een ander opmerkelijk gebouw binnen de schoolsite is de volgens de gevelopschriften in 1930-1931 opgerichte normaalschool, vermoedelijk naar ontwerp van broeder Valentijn. De voormalige normaalschool is een langgerekt rechthoekig volume. In 1945-1946 door een oud-leerling, architect Beniest uitgebreid met een verdieping. Deze vleugel is opgevat als een betonskeletbouw met vullingen in metselwerk. De strak lineaire gevelstructuur wordt bepaald door sterk verticaliserende lisenen met vertande versiering en door horizontale registers van de hoge, gekoppelde klasramen met doorlopende lateien. Een driehoekige bekroning werd ook aangewend voor de afwerking van de overigens uitermate sober gehouden zijgevels. Een grote soberheid karakteriseert eveneens de achtergevel.

Bibliografie

  • BULCKE J. 1977: J. Coomans, leven en werk, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent.
  • DEBREMAEKER M. 1985: Geschiedenis van het Sint-Victorinstituut en de Scheppersnormaalschool te Alsemberg, Sint-Genesius-Rode.
  • DE MAEYER J. 1988: De Sint-Lucasscholen en de neo-gotiek 1862-1914, Leuven.
  • MERTENS T. 1990: Uit licht geboren. Gust Ladon (1863-1942). Hoogtepunt van neogotische glasschilderkunst, Lommel.
  • THEYS C. 1960: Geschiedenis van Alsemberg, Brussel.

Waarden

Het Sint-Victorinstituut met inbegrip van het steegje is beschermd als dorpsgezicht omwille van het algemeen belang gevormd door de:

historische waarde: Opgericht in 1861 door de stichter van de congregatie van de Broeders van Barmhartigheid, Victor Scheppers (1802-1877) als eerste filiaal van het Scheppersinstituut aan de Melaan te Mechelen illustreert het Sint-Victorinstituut de ontwikkeling van een bescheiden, in een dorpswoning opgestart jongenspensionaat, dat na een gestage groei, onder impuls van de broeders uitgroeide tot een tot ver buiten de streek gerenommeerde school die door een kwaliteitsvol katholiek onderwijs in een familiale sfeer en door een uitgebreid aanbod aan culturele activiteiten een belangrijke bijdrage leverde tot de sociaal-culturele ontwikkeling zowel van leerlingen als van de nauw betrokken lokale gemeenschap.
Het conglomeraat van rijzige, overwegend eind 19de eeuwse rond de speelplaats gegroepeerde gebouwen illustreert het fenomeen van een klein begonnen school die afhankelijk van behoeften en nodige fondsen stelselmatig en zonder vast patroon werd uitgebreid tot een indrukwekkend, straatbelijnend complex dat de ganse dorpskern domineert.


Bron: Beschermingsdossier DB002122, Sint-Victorinstituut: onderwijsgebouwen met steegje (digitaal dossier)
Auteurs:  Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Paesmans G. 2013: Sint-Victorinstituut met steegje_versie 1_20130822 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/148446 (geraadpleegd op ).