Geheel van drie villa’s in cottagestijl met art-nouveau-inslag, gebouwd in opdracht van Charles Good, naar een ontwerp door de architecte Jean Baptiste en Emile Vereecken uit 1903. Het vastgoedproject bestond oorspronkelijk uit vijf woningen: een burgerhuis op de rooilijn van de Harmoniestraat, en een vermoedelijk symmetrisch geheel van twee gekoppelde villa’s, geflankeerd door twee villa’s in half open bebouwing, ingeplant achter de rooilijn met voortuinen van verschillende diepte. Het perceel bevond zich achter het hotel Good-Engels, de statige residentie van de bouwheer, in 1891 ontworpen door de architect Joseph Hertogs en gelegen aan de Warandestraat (huidige Koningin Elisabethlei). Het burgerhuis en één van de villa’s in half open bebouwing, die de twee rechter percelen innamen, werden in 1967 gesloopt voor een nieuwbouwcomplex met studio’s en garages (Harmoniestraat 116-120). In het bouwdossier ontbreken de bouwplannen, noch werden iconografische archiefbronnen teruggevonden. Het uitzicht van het gesloopte panden is bijgevolg niet gekend, maar vermoed kan worden dat de verdwenen villa het pendant vormde van nummer 126.
Charles Good (Antwerpen, 1860-1929) was de enige zoon van koopman, reder en verzekeraar William Good (Kopenhagen, 1819-Antwerpen, 1879) en diens echtgenote Hannah Nathanson (Helsingør, 1823-Antwerpen, 1885), die zich midden 19de eeuw vanuit hun geboorteland Denemarken in Antwerpen hadden gevestigd. Hij huwde met Johanna Hortensia Engels (1860-1925), dochter van Theodoor Engels (1819-1887), een reder van Nederlandse oorsprong die in 1856 de maritieme verzekeringsmaatschappij Lloyd belge had opgericht. Met zijn van oorsprong Duitse schoonbroer Frédéric Speth (1851-1920) richtte Charles Good in 1891 de Société Anonyme pour l’Importation des Huiles de Graissage op, die vanaf 1908 belangrijke installaties uitbouwde in de petroleumhaven op het Zuid. Uit de fusie van een viertal dochterondernemingen ontstond in 1901 de Société Anonyme d’Armement, d’Industrie et de Commerce. Beide maatschappijen zouden in 1933 fusioneren tot de Belgian Gulf Oil Company. Good, bijgenaamd 'roi du pétrole', ook actief in maritiem transport en verzekeringen, en als beheerder in het bankwezen en de energiesector, zetelde sinds 1901 als rechter aan de Handelsrechtbank, en engageerde zich met zijn echtgenote in de liefdadigheid. Door hun kinderen werd in 1933 de kinderkribbe, later het kinderziekenhuis Good-Engels opgericht.
Het vastgoedproject Good behoort tot het latere oeuvre van Jean Baptiste Vereecken, die van 1893 tot 1906 met zijn zoon Emile geassocieerd was. Vanaf midden jaren 1860 bouwde hij een succesvolle carrière uit in dienst van de belangrijkste Antwerpse makelaars- en bankiersfamilies, zoals Havenith, Grisar, Pecher, Bunge, Meeûs, Kreglinger, Good en Nottebohm. Vader Vereecken ontwierp talrijke voorname herenhuizen op de meest prestigieuze locaties van Antwerpen en Berchem zoals het Stadspark en het Prins Albertpark, naast grote aantallen burgerhuizen in nieuwe wijken als het Zuid, onder meer ook voor eigen rekening. Daarbij bleef hij trouw aan een conventioneel eclecticisme van neoclassicistische inspiratie. Vanaf midden jaren 1890 evolueerde de architectuurproductie van het bureau Vereecken, mogelijk onder invloed van zoon Emile, naar een rijker geornamenteerd neorenaissance- of neobarokidioom. Representatieve voorbeelden uit de beginjaren van de samenwerking tussen vader en zoon Vereecken zijn het hotel Vandevelde uit 1895 op de hoek van Louiza-Marialei en Rubenslei, hotel Pungs uir 1896 in de Beeldhouwersstraat, en het monumentale ensemble winkelpanden in opdracht van Ernest Paul Grisar en Albert Kreglinger uit 1898 in de Leysstraat. De cottagevilla's behoren met de gekoppelde burgerhuizen in opdracht van de weduwe Ernest Grisar in de Maarschalk Gérardstraat, en hotel Le Blon aan de Isabellalei, beide uit 1900, tot de enige gekende uitingen van art-nouveau-architectuur door het bureau Vereecken en zoon. Vanaf 1906 zette Emile Vereecken de praktijk in eigen naam tot midden jaren 1920 voort, met herenhuizen, bank- en kantoorgebouwen in beaux-artsstijl.
De cottagevilla's zijn opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen, geaccentueerd door groen geglazuurde baksteenlagen. Witte natuursteen is gebruikt voor speklagen, balkons, erkers, waterlijsten, lateien, lekdrempels en kraagstenen, blauwe hardsteen of breuksteen (grès de la Gileppe) voor de plint, en leien als dakbedekking. Het pittoreske cottagekarakter van het ensemble komt vooral tot uiting in de materiaalpolychromie in combinatie met houtbouw, de gewilde maar discrete asymmetrie van de compositie, het plastische karakter van de informele, ogenschijnlijk organisch gegroeide volumes met complexe, overkragende dakconstructies, aangevuld door details als luifels, erkers en dakkapellen. De art-nouveau-inslag berust op brede boogramen met spitse waterlijsten, de vloeiende lijnvoering van consoles en lekdrempels met spuwer, en vooral de kleurrijke sgraffitopanelen met vegetale motieven. De panden zijn nagenoeg intact bewaard, inclusief het houten schrijnwerk van inkomdeuren en vensters; van de voortuinafsluiting resten de hardstenen sokkel en delen van het (vereenvoudigde?) smeedwerk.
Nummers 122-124 vormen een vrijstaand geheel van twee gekoppelde villa’s elk twee ongelijke traveeën breed en drie bouwlagen hoog, opgetrokken op een kruisvormige plattegrond met lagere aanbouwen in de oksels, onder een complex, breed uitkragend, mank en rechts afgewolfd zadeldak op consoles. De compositie legt de klemtoon op het brede middenrisaliet, gemarkeerd door een puntgevel met houten beplanking en windveren in de top. Brede rondboogvensters geven in beide zijpuntgevels de traphal aan; het inkomportaal met luifel is enkel bewaard in nummer 124. De tuingevel wordt eveneens in de middenas gemarkeerd door een risaliet met puntgevel, geflankeerd door de lager doorgetrokken bedaking; veranda met hoekrisalieten op de begane grond. Beide panden onderscheiden zich van elkaar door discrete verschillen in de detailuitvoering. Nummer 122 heeft een rechthoekige houten erker op consoles in de voorgevel, een balkon met gesloten borstwering op consoles in de zijgevel. Nummer 124 wordt gemarkeerd door een overhoekse erker, en oplopende venstertravee, bestaande uit een drielicht met dubbel kruiskozijn, en een rondboogtweelicht met waterlijst. Sgraffitopanelen met gestileerde granaat- of denappels, slakken, bloem- en bladranken in de stijl van Eugène Grasset, sieren de borstwering en het boogveld, het grootste gesigneerd met een niet geïdenticeerd monogram. Door de aanbouw van een garage is de inkompartij van nummer 122 gewijzigd; het oorspronkelijke tweelicht (?) in de top van de voorgevel is vergroot.
Nummer 126 vormt een villa in half open bebouwing, twee traveeën breed en twee bouwlagen hoog, onder een complex, afgewolfd en breed uitkragend zadeldak op consoles. De hoger opgetrokken linker travee met puntgevel, wordt op de begane grond gemarkeerd door een driezijdige erker, bekroond door een balkon met smeedijzeren art-nouveau-borstwering. Het rondboogtweelicht met spitse waterlijst op imposten ven de eerste verdieping, heeft een sgraffitopaneel in het boogveld, vergelijkbaar met dat van nummer 124; getoogd drielicht met waterlijst in de top. Het portaal op de hoek is als rondboogloggia uitgewerkt, met waterlijsten, een hoekzuil, en trappenbordes met smeedijzeren leuning. Een overkragende vensterpartij op korbelen, overluifeld door de bedaking, markeert de bovenverdieping van de brede rechtertravee. Dienstingang met houten luifel en rondbogig traplicht met waterlijst in de zijgevel. Behalve de hoger vermelde breukstenen sokkel, valt het mozaïekpatroon van de bestrating van het tuinpad op.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2016: Geheel van drie cottagevilla's [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194312 (geraadpleegd op ).