Complex oorspronkelijk gevormd door de Stadsfeestzaal een appartementsgebouw met winkels en een bankgebouw met flats, opgetrokken op initiatief van de Stad Antwerpen, naar een ontwerp door stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen uit 1903-1908, voltooid in 1909.
Vanaf 1898 werd er bij het stadsbestuur door verschillende kunstkringen op aangedrongen om een nieuwe feest- en tentoonstellingszaal op te richten in Antwerpen. Aanleiding tot deze vraag was het ontbreken van een geschikte infrastructuur voor de driejaarlijkse tentoonstellingen, die sinds 1812 in Antwerpen, Gent en Brussel werden georganiseerd. Op 10 februari 1899 koos een door de gemeenteraad opgerichte bijzondere commissie voor de huidige locatie, een perceel stadsgrond dat deel uitmaakte van de verkaveling voor de aanleg van de Leysstraat en het verbreden van de Meir. Op dit perceel in de bocht van de Meir bevonden zich tot 1898 onder meer de in oorsprong 16de-eeuwse koopmanswoning van Bernardino de Succa. Vervolgens nam het stadsbestuur op 11 augustus 1899 het besluit tot de bouw. Stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen tekende het ontwerp, dat op 5 juni 1903 door het stadsbestuur werd goedgekeurd. Het omvangrijke complex bestond uit een grote en kleine feest- en tentoonstellingszaal, die op het binnenterrein werd ingeplant, via de vestibule in verbinding stond met de Meir en via de dienstingang met de Kolveniersstraat. Volgens de oorspronkelijke plannen bestond de voorbouw uit twee volgens spiegelbeeldschema gekoppelde appartementsgebouwen met een monumentaal gevelfront aan de Meir, waarin de vestibule van de Stadsfeestzaal geïncorporeerd was. Deze omvatten elk vier winkels met aanhorigheden op de begane grond, twee grote appartementen op de eerste en tweede verdieping, vier kleine appartementen op de entresol en de derde verdieping, twee schildersateliers en mansardekamers op de vierde verdieping. De werken werden uiteindelijk over drie fasen gespreid, te beginnen met de ruwbouw van de Stadsfeestzaal, vervolgens de afwerking en de bouw van de linker helft van de voorbouw inclusief de vestibule, en ten slotte de rechter helft van de voorbouw. Bij de uitvoering van deze laatste fase nam het project een andere vorm aan dan aanvankelijk voorzien, door de inplanting van het bankgebouw van de Société Française de Banque et de Dépots, in combinatie met appartementen op de twee bovenste verdiepingen.
De eerste bouwfase, de ruwbouw van de Stadsfeestzaal volgens het lastenboek uit maart 1905 begroot op zeven maanden, werd bij openbare aanbesteding in mei 1905 voor een bedrag van 400.000 Belgische Frank toegewezen aan de aannemer Max. Hargot gevestigd aan de Belgiëlei. In augustus gingen de werken van start, met als onderaannemer het Brusselse constructiebedrijf Société Anonyme de Construction & des Ateliers de Willebroeck voor de staalconstructie, waarvoor het staal werd geleverd door de Aciéries de La Louvière van Gustave Boël. Vervolgens ging ook de tweede bouwfase bij openbare aanbesteding in januari 1907 voor een bedrag van 1.291.000 Belgische Frank naar Hargot. Deze campagne betrof volgens het lastenboek uit oktober 1906 de afwerking van de zaal begroot op vijf maanden, en de bouw van de volledige voorbouw met vestibule, de dienstingang en conciërgewoning in de Kolveniersstraat, begroot op zestien maanden, maar werd uiteindelijk slechts gedeeltelijk uitgevoerd. Volgens plan voltooid in juni 1907, vond de inhuldiging van de nieuwe Stadsfeestzaal plaats op 8 februari 1908. Als laatste bouwfase kwam uiteindelijk de rechter helft van de voorbouw aan de beurt, waarvoor stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen in maart 1908 een nieuw ontwerp had opgemaakt. Aannemer Frans Torfs uit de Provinciestraat, kreeg de werken begroot op elf maanden voor een bedrag van 443.800 Belgische Frank toegewezen in mei van dat jaar, en voltooide het gebouw in 1909. De Société Française de Banque et de Dépots, die zich hier vestigde, was een filiaal van de Franse Société Générale in Parijs. De bank behoorde vóór de Eerste Wereldoorlog tot de vier belangrijkste Franse financiële instellingen actief in België, en had verder agentschappen in Brussel, Charleroi en Oostende.
Gedurende zowat tachtig jaar was de Stadsfeestzaal het toneel van tentoonstellingen, beurzen, bals, schoolfeesten, ontvangsten en allerhande festiviteiten. Wegens de hoge exploitatiekosten en de noodzakelijke restauratie van het gebouw, nam het stadsbestuur aan het einde van de jaren 1980 het besluit het complex te herbestemmen tot winkelcentrum. Daartoe werd in september 2000 een overeenkomst gesloten met een projectontwikkelaar, voor een project gericht op de reconversie van het bouwblok gevormd door Meir, Kolveniersstraat en Hopland. Op 28 december 2000 verwoeste een zware brand de Stadsfeestzaal, waardoor de uitvoering van het project met vier jaar werd verdaagd. De werken gingen in november van 2004 uiteindelijk van start met de afbraakfase, in februari 2005 gevolgd door de grondwerken. Het project naar een concept door T+T Design, in samenwerking met de architecten Exners Tegnestue A/S, Ferre Verbaenen, Romain Berteloot en Jo Crepain, dat de gerestaureerde Stadsfeestzaal, een veertigtal winkels of horeca en een vijftigtal appartementen omvatte, werd op 25 oktober 2007 ingehuldigd.
Alexis Van Mechelen, stads(hoofd)bouwmeester van 1902 tot zijn overlijden in 1919, is vooral bekend van de Stadsfeestzaal, de eerste grote opdracht na zijn aanstelling, en de Opera aan de Frankrijklei die hij in het eerste decennium van de 20ste eeuw gelijktijdig tot stand bracht. Deze gebouwen kenmerken zich door een monumentaal eclecticisme onder invloed van de beaux-artsstijl. Tijdens zijn ambtsperiode ontwierp hij een tiental schoolcomplexen zowel in eclectische (Kasteelstraat) als in neo-Vlaamserenaissance-stijl (Grotehondstraat) of in beaux-artsstijl, waarvan het postuum gerealiseerde Stedelijk Onderwijsgesticht voor Meisjes 3 in de Lamorinièrestraat het meest opmerkelijke voorbeeld vormt.
Gevelfront. De licht concave voorbouw met een gevelbreedte van negentien traveeën, omvat vijf bouwlagen onder een mansardedak uitgewerkt als attiek. De langgerekte, monumentale lijstgevel onderscheidt zich door een parement uit witte natuursteen, met overvloedig gebruik van blauwe hardsteen voor de pui, het risaliet, balkons, vensteromlijstingen en de fries van het hoofdgestel. Nadrukkelijk horizontaal geleed, beantwoordt de opstand aan een vierledig schema, opgebouwd uit de sokkelvormende pui, de bel-etage, de twee bovenverdiepingen en de attiek. Volkomen symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het middenrisaliet met het inkomportaal van de Stadsfeestzaal. Dit laatste bestaat uit een hoge, verdiepte rondboogpoort in een breed geprofileerde omlijsting met bebaarde mascaronsleutel en een doorlopend festoen, gevat tussen imposten waarboven overhoekse gevleugelde rolwercartouches met guirlande en palmtakken. Een fries met lauwerkransen en een gebroken gebogen fronton, versierd met een gekroonde rolwerkcartouche bedoeld voor het Antwerpse stadswapen, een lauwerkrans, vruchtenguirlande en dolfijntjes vormt de bekroning. Dit laatste was bedoeld als sokkel voor een allegorische beeldengroep van een mannelijk en vrouwelijk naakt tussen puttigroepen, die nooit werd uitgevoerd. De halfronde met goudmozaïek beklede rondboognis die de tweede geleding van het risaliet uitmaakt, vormde de achtergrond van de beeldengroep. Opgedeeld door een klassiek entablement met lauwerkransfries, is deze laatste eveneens gevat in een breed geprofileerde omlijsting met gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden, een mascaronsleutel met lauwerkrans, pilasters met mascarons en trofeeën, flankerende postamenten waarop leeuwenkoppen en siervazen, en een gebogen fronton als bekroning. Een drielichtloggia met pijlertjes vormt de derde geleding. Fraaie smeedijzeren vleugeldeur en waaier met een verguld guirlandedecor.
De pui die begane grond en entresol beslaat, is in de zijvleugels opgevat als een rondboogarcade met acanthussleutel, een geprofileerde waterlijst op pilasters en medaillons in de boogzwikken. In de linker flank telt de arcade vier bogen, oorspronkelijk corresponderend met evenveel winkels, in de middenas onderbroken door het privé-portaal van de appartementen. De rechter flank telt drie bogen, corresponderend met de pui van de bank, geflankeerd door het privé-portaal van de appartementen en een dienstportaal van de feestzaal. Deze portalen hebben een geriemde of bewerkte omlijsting, geaccentueerd door een entablament op voluutconsoles en een omlijste oculus met sluitsteen als bovenlicht. De bel-etage is opgevat als een colonnade van gekoppelde Ionische kolommen uit rood graniet met bronzen kapiteel en basis, waartussen rechthoekige deurvensters. Deze is gevat tussen het gevelbrede balkon met balustrade op consoles, en het klassieke entablement met lauwerkransen in de fries. Hierop rust het gevelbrede balkon met balustrade dat de twee hogere verdiepingen markeert. Deze zijn opgebouwd uit verkleinende registers van oplopende rechthoekige vensters, respectievelijk in geriemde omlijsting met entablement en ster in de fries, en verdiept met lekdrempel en guirlande op de borstwering. Het klassieke hoofdgestel bestaat uit een architraaf, een fries met palmetten en een kroonlijst op modillons met acanthusblad. Volledig beglaasd en geïntegreerd in het mansardedak met hoge schoorstenen, wordt de terugwijkende attiek geritmeerd door bewerkte postamenten met medaillons en acroteria, in de middenas van beide flanken geaccentueerd door oeils-de-boeuf met sluitsteen en gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden, en belijnd door een borstwering van fleurons en een houten kroonlijst waarop een vorstkam.
Plattegrond. De voorbouw bestaat uit twee gekoppelde blokken met telkens vier vleugels rond een binnenplaats, onderling gescheiden door een derde binnenplaats. Oorspronkelijk in perfecte symmetrie ontworpen volgens een spiegelbeeldschema, werd bij de bouw van het rechter blok een aangepast ontwerp gevolgd vanwege de inplanting van de banklokalen. Volgens de bouwplannen bestaat het linker blok op de begane grond uit vier gekoppeld winkelruimten, met achterliggende woonst. Ontsloten door de hoofdtraphal met lift in de straatvleugel en het diensttrappenhuis in de achtervleugel, beide centraal ingeplant, bestaan de entresol (tweede bouwlaag) en de derde verdieping (vijfde bouwlaag) telkens uit vier kleinere appartementen, twee vooraan en twee achteraan. Deze bestaan uit een vestibule, salon, eetkamer, keuken, wasplaats, één slaapkamer en badkamer. De bel-etage (derde bouwlaag) en tweede verdieping (vierde bouwlaag) bestaan elk slechts uit twee grote appartementen, die vijf tot zes (slaap)kamers tellen, op de bel-etage nog aangevuld met meidenkamers op een kleine tussenverdieping. De dakverdieping herbergt twee schildersateliers met bovenlicht aan de noordzijde en mansardekamers achteraan.
Het bankkantoor in het rechter blok is volgens de bouwplannen georganiseerd rond de centraal ingeplante, rechthoekige lichthal, die zich over drie bouwlagen uitstrekt, afgedekt met een bovenlicht onder een ijzer- en glaskap. Zowel de begane grond met het inkomportaal, de entresol (tweede bouwlaag) als de bel-etage (derde bouwlaag) vormen open plateaus ronde de lichthal, uitgerust met vloeren uit prismatische glasdallen, en ontsloten door een zijdelings ingeplante traphal met lift, ontdubbeld door de diensttrap. Aan de straatzijde van de bel-etage bevonden zich een directiekantoor met ontvangstsalon en secretariaat en een raadzaal; in de ondergrond kofferzaal over twee niveaus met galerij. De tweede en derde verdieping (vierde en vijfde bouwlaag), ontsloten door een traphal en diensttrap aansluitend op het privé-portaal, bestaan elk uit een groot appartement met salon en eetkamer, keuken met office, vier slaapkamers met cabinet de toilette en een meidenkamer. Op de dakverdieping bevinden zich meidenkamers en archiefruimten voor de bank. In het huidige winkelpand is de traphal bewaard, met een bordestrap uit twee kleuren marmer voorzien van een smeedijzeren leuning en trappaal, en de bovenste geleding van de centrale lichthal. Deze bestaat uit een rondboogarcade met waterlijst, sluitsteen, rozetten op de archivolt, medaillons en cartouches in de boogzwikken, op marmeren pijlers met composiet kapiteel. Hierop rusten de bewerkte kroonlijst en het gewelfde bovenlicht met een fraaie boord uit kleurrijk glas in lood, met een patroon van guirlandes.
De Stadsfeestzaal bestond oorspronkelijk uit een grote, langgerekte grote zaal van 30 m breed en 74 m lang, parallel ingeplant aan de Meir, en een vandaag verdwenen, kleine rechthoekige zaal ten zuiden hiervan. Een langgerekte vestibule in de middenas verbindt het inkomportaal met de grote zaal, oorspronkelijk achteraan geflankeerd door loketten, en eindigend op een verruimde voorhal. De grote zaal wordt overwelfd door een korfbogig tongewelf, samengesteld uit stalen tweescharnierspanten, waaraan de galerijen van de lange zijden bevestigd zijn, en die de ijzer- en glaskap dragen. Aan de korte oostzijde is de dubbele bordestrap met balustrade ingeplant, die de galerijen ontsluit, en is uitgevoerd in twee kleuren marmer. Aan de korte westzijde met scheiboog eindigt de zaal in een lagere, halfronde apsis uitgevoerd in gewapend beton met bovenlicht. Het interieur onderscheidt zich door een feestelijk stucdecor in beaux-artsstijl, met een overdaad aan geëlaboreerd lijstwerk, guirlandes, festoenen, groteskenfriezen, mascarons en cartouches, geaccentueerd door de rijke vergulding.
In de oorspronkelijk nagenoeg blinde, lange wanden, op twee derden van de hoogte geleed door de galerij met uitgelengde mascaronconsoles en smeedijzeren borstwering, zijn sinds de renovatie op twee niveaus winkelpuien aangebracht. In het onderste register bleven de hoge, omlijste rondboogportalen van vestibule en kleine zaal bewaard, en enkele secundaire portalen met gebogen fronton. Een omlopend, klassiek hoofdgestel met rijk bewerkte fries beëindigt de tweede geleding. Hierop sluit het tongewelf met bewerkte gordelbogen aan, in het onderste register versierd met een patroon van omlijste spiegels, in het bovenregister geopend door het glazen bovenlicht, oorspronkelijk uit geel, paars en kleurloos prismatisch glas van Schots fabricaat (Pennycook, Glasgow). De apsis wordt in het hoofdregister geritmeerd door een colonnade van gekoppelde composiete zuilen met gecanneleerde schacht, die het hoofgestel dragen. Omlijste oculi met mascaronsleutel doorbreken het geribde, halve koepelgewelf met bovenlicht. Eiken parketvloer in visgraatverband.
De vestibule met tongewelf en centrale koepel waarin een bovenlicht, in traveeën opgedeeld door bewerkte scheibogen en pilasters, mondt uit in de rechthoekige voorhal. Deze onderscheidt zich door een colonnade als wandgeleding, samengesteld uit gekoppelde, composiete zuilen, met stafwerk op de gecanneleerde schacht. De vloer bestaat uit wit marmermozaïek in waaierpatroon, met een brede, vierkleurige tapijtboord.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Stadsfeestzaal [online], https://id.erfgoed.net/teksten/204014 (geraadpleegd op ).