De parochiekerk, toegewijd aan de Heilige Nicolaas, is gelegen in de Hiëronymuspolder, ten oosten van de oude Hiëronymuspolderdijkstraat, heden Kerkstraat, die eind 17de eeuw nog onbebouwd was. Het vroegere dorpje en de kerk van Waterland waren door het graven van de Brandkreek geïsoleerd op het zogenaamde Eiland en kwam bij de definitieve grensbepaling in 1666 binnen de grenzen van Nederlanden te liggen. Het nieuwe dorpscentrum ontwikkelde zich rond de 17de-eeuwse kerk. Een pad, oorspronkelijk tussen de dijkhuisjes leidt naar de achterin gelegen kerk met zijn omringend kerkhof.
Kerk gebouwd in 1670-72 op "de cleenen Oudeman" door toedoen van pastoor Jan de Maeckere en schepen Jacobus de Vylder zoals zijn grafzerk vermeldt. Het gebouw dat op 24 juni 1672 ingewijd werd is het vierde kerkgebouw van deze grensparochie. In 1229 werd de parochie gesticht onder de naam Sint-Nicolaas-ter Varent of in averno. In 1243 werden de grenzen ervan afgebakend door de bisschop van Doornik, Walter de Marvis. De kerk verdween samen met het dorp in de grote vloed van 1377. Dit eerste bedehuis stond niet op de plaats van de huidige kerk maar meer noordwaarts, nu Nederlands grondgebied.
Na de herindijking door de familie Lauwerijn, heren van Watervliet en Waterland, begin 16de eeuw werd een nieuwe kerk opgericht door de Gentse Sint-Pietersabdij en in 1559 onder het bisdom Brugge geplaatst. Ze werd verwoest tijdens de godsdiensttroebelen van het einde van de 16de eeuw. De ruïne van de kerk werd door katholieken en protestanten betwist tot de definitieve vastlegging van de grens in de jaren 1660. Een derde bidplaats was enkel "een boerenschure met een toreken, daarin een klockxen gehangen wierd". Het vierde kerkgebouw kwam er dus na de definitieve splitsing, in 1670 op zijn huidige locatie in de Hiëronymuspolder, op grond afgestaan door de Brugse kartuizers. De protestanten bouwden in 1674-77 een nieuwe tempel in Waterland-Kerkje. De voorwaarden van aanbesteding vermelden onder meer: "...boven d’aerde eennen muer van vier-en-twintich voet hooghe, dick twee steenen, met sijn sijcapellen, pilaeren ofte drummers ende vensters, soo deselve op de caerte is ghetekent, met een sacristie teghen deen ofte dandere capelle...". De metselwerken werden toegewezen aan de aannemers Cornelis Noots en Philip Denys. Rekeningen in het archief wijzen op talrijke herstellingen in de loop van de 18de eeuw, onder meer in 1713 voor een nieuw schaliën dak en torentje, in 1756 en 1789 voor herstellingen aan het dak. De laatste werken gebeurden onder leiding van Van Gastel, religieus en bouwmeester van de Gentse Sint-Pietersabdij. Het koorgewelf toont het jaartal 1774.
Bouwsporen en een verschillend baksteengebruik tonen talrijke verbouwingen aan het bakstenen kruiskerkje en een verlenging van het schip met twee traveeën. Volgens archiefdocumenten, in 1850 vergroot en voorzien van een vierkante bakstenen toren ter vervanging van een houten torentje door aannemer A. De Ceulenaere. Dak in 1865 vernieuwd naar plannen van architect H. De Smet (Eeklo). In 1854-55, bouw van een nieuwe sacristie aan de noordoostzijde, in 1878 werd de oude sacristie aan de zuidoostzijde eveneens door architect De Smet vergroot. Het kerkhof kreeg een nieuwe bakstenen omheining in 1873. Gewelf vernieuwd in 1774, nieuwe sacristie dagtekent van 1855. Vanaf 1948 werd architect A. Bressers belast met de herstelling van de oorlogsschade van oktober 1944 vooral aan het dak van de toren en de zijkapellen en aan de glasramen. Pas in 1960 werden de glasramen hersteld. Grove herstellingswerken aan het exterieur door het architectenbureau Bressers vanaf 1986. Het interieur werd in 1998 hersteld en geschilderd.
Geoosterd achterin gelegen en tegenover de huidige Kerkstraat schuin ingeplant bakstenen kerkje, nog omgeven door een deels ommuurd en deels omhaagd kerkhof.
De plattegrond vertoont een eenbeukig schip van heden vier traveeën met ingebouwde vierkante westtoren op het midden van de eerste travee, twee uitspringende transeptarmen of zijkapellen en een breed koor met driezijdige sluiting. Berging en sacristie respectievelijk in de noordelijke en zuidelijke oksel van transept en koor. Schip, transepten en koor afgedekt met leien zadeldaken. Toren met hoge ingesnoerde naaldspits.
Exterieur met sober en weinig harmonische voorkomen maar laat duidelijk verschillende bouwfasen vermoeden. Volledig opgetrokken uit baksteen op een gecementeerde plint. Hier en daar nog sporen van een witte kaleilaag of een rode imitatiebaksteenbeschildering. Oorspronkelijk was het kerkje wit gekaleid onder pannen zadeldak.
Verankerde westgevel met spitsboogvormige deur en gelijkaardig bovenvenster in vlakke bakstenen omlijsting met imposten. Hoger oplopende vierkante toren, doorbroken door vier spitsboogvormige galmgaten, bekroond door vier uurwerken. Aflijnende baksteenfries onder de overstekende houten kroonlijst op consooltjes. Bekronende koperen bol en ijzeren kruis met weerhaan. Zijkanten afgewerkt met arduinen dekstenen en schouderstukken. Witmarmeren gedenkplaat voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog, rechts van de deur.
Noord- en zuidgevel geritmeerd door segmentboogvormige vensters met glas-in-loodramen, gescheiden door versneden steunberen. Eerste travee in de zuidgevel met oculus en radmotief ter verlichting van de doopkapel. Een bouwnaad en verschillend baksteengebruik tussen de tweede en derde travee verwijzen naar de uitbreiding van de kerk in 1850. Transeptarmen en koor met gelijkaardige segmentboogvormige vensters. Zuidelijk transept uitgebreid met sacristie onder doorgetrokken dak. Berging aan de noordzijde gebouwd in 1855. Westelijke buitenmuur van noordelijk transept met witmarmeren zerk in een spiegelboogvormige bakstenen omlijsting, van 1763 van Johannes Wyffels, "gesworen en Hoofman van de generalen vryen Polder". Aan de oostzijde van het koor, 19de-eeuwse calvariegroep en grafmonumenten onder zadeldakje.
Vrij homogeen ogend kerkinterieur in late rococostijl met laat 18de– en 19de-eeuwse elementen. Het geheel is boven de omlopende donkere houten lambrisering bepleisterd en recent crèmekleurig herschilderd. Schip overwelfd met gedrukt witgeschilderd kruisgewelf met gordelbogen rustend op neoclassicistische consoles, met een terracottakleurige accentuering van het stucwerk, de lijsten en ribben, ondersteund door ijzeren trekstangen. Koorgewelf, volgens een cartouche boven het hoofdaltaar gedateerd "S. Nicolaus/ 1774", met weelderige stucdecoratie en typische rocococonsoles. Vensters in geprofileerde omlijsting met oren. Zijarmen met gedrukte kruisgewelven met centraal rocaillemotief. Westelijke travee met centraal portaal en spitsboogdeur, geflankeerd door een heden gedichte berging ten noorden en de doopkapel in het zuiden. Laatstgenoemde is versierd met een muurschildering met voorstelling van het doopsel van Christus door Johannes de doper boven een gemarmerde plint en geflankeerd door gekoppelde Toscaanse pilasters. Erboven, “zangzaal” afgesloten door een houten balusterleuning en balkon boven het portaal. Een stomp spitsbooggewelf overspant de ruimte. Gelijkaardige ruimte, gebruikt als berging, aan de noordzijde. Toren doorbroken door een hoge spitsboogdeur geflankeerd door vlakke pilasters met lijstkapiteel.
Tien steekboogvormige ramen met figuratieve glasramen daterend van 1900 tot 1962. Twee oudste glasramen in de westelijke, 19de–eeuwse travee van het schip met voorstelling van "S. Henricus" en "S. Nicolaus" respectievelijk met opschrift: "D.D. H. Cortvriendt, 1900", en "Dono Julia De Broeck, 1927" en gesigneerd "Jul. Dobbelaere, Brugge, 1900". De ramen in de zijkapellen met "“De verschijning van de Onbevlekte Ontvangenis aan Bernadette" in de Onze-Lieve-Vrouwekapel en "S. Antonius en het wonder met de ezel" in het zuidelijk transept hebben als opschrift: "Dono Dedit Julia De Broeck, anno domini 1922", ze werden vernieuwd in 1954-1960 als gevolg van oorlogsschade. Glasraam met "Het laatste avondmaal" met opschrift: "Dono Dedit Julia De Broeck, anno domini 1925", en twee ramen van het schip met voorstelling van "Stus Petrus", en "Beata Ludovica" in medaillonmotief, elk met opschrift: "Dono dedit domina P. Dossche-Dossch", zijn volgens archiefdocumenten van glazenier C. Ganton-Defoin, van 1925. Twee middelste glasramen in het schip met "De tronende Maria" en "De Heilige Familie" en opschrift "Gift van Mr. en Mw. Arthur Burggrave-Bonte", dateren van 1950. Zuidelijk koorraam met voorstelling van Jezus die verschijnt aan M.M. Alacoque is volgens opschrift een "Gift van Mr. Arthur en J Augusta en Maria De Roes, 1962".
Belangrijk kerkinterieur bepaald door haar waardevol, nog deels 17de–en 18de–eeuws mobilair.
Schilderijen: "Calvarie met Maria Magdalena", op het hoofdaltaar toegeschreven aan Theodoor Van Thulden, tweede helft 17de eeuw. "Piëta met Johannes, Maria Magdalena en engeltjes met passiewerktuigen" door Joos van Windeken uit Brugge, van 1711. "Onze-Lieve-Vrouw schenkt de rozenkrans aan de Heilige Dominicus Guzman", 18de eeuw. Beeldhouwwerk: Vier gepolychromeerde beelden op sokkel in koor: Heilige Nikolaas van Myra, Heilig Hart, Maria met Kind en Heilige Antonius, uit 19de eeuw.
Meubilair: Hoofdaltaar, gepolychromeerd houten portiekaltaar met rococobekroning, links en rechts met buste van "Sint Nicolaus" en "Sint Eloy" in medaillon, tweede helft 18de eeuw. Het onderstel in eikenhout, geschonken door weduwe Thoorens-de Bruycker, dateert van 1878 en is het werk van M. Zens, het tabernakel werd vernieuwd na Wereld Oorlog II. Noordelijk zijaltaar, gepolychromeerd houten portiekaltaar toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, toegeschreven aan Hendrik Hagheman uit Brugge, van 1711. Zuidelijk zijaltaar, oorspronkelijk hoofdaltaar, thans gedemonteerd, toegewijd aan Sint Nicolaas, tweede helft 17de eeuw.
Eikenhouten koorgestoelten met onder meer acanthusbladen, palmetten, engelenhoofdjes en vruchtentrossen uit de tweede helft van de 17de eeuw met aansluitende gelijkaardige koorlambrisering, gerestaureerd (of vernieuwd) in 1894 door de heer Smitz van Eeklo. Communiebank, hergebruikt als afsluiting van de zijkapellen, in gepolychromeerd stucwerk en eik, 19de eeuw. Eiken preekstoel, toegeschreven aan H. Hagheman uit Brugge, op het muurstuk gedateerd 1711. Biechtstoel, toegeschreven aan H. Hagheman, pilasters versierd met instrumenten der passie en 1716 gedateerde cartouche. Biechtstoel met Ionische pilasters, midden 18de eeuw.
Doopvont van zwarte marmer, mogelijk 17de eeuw. Talrijke grafzerken, voornamelijk in de vloer van het noordelijk en zuidelijk transept, uit eind 17de tot begin 19de eeuw. Kruisweg uit 19de eeuw.
De kerk is nog omgeven door een deels ommuurd en omhaagd kerkhof toegankelijk via een voetpad tussen lage bakstenen muurtjes met ezelsrug. Oudste deel van de omheining aan de zuidzijde met kenmerkende oude taxushaag, recente deel aan de oostzijde in laurierkers aangelegd en vooraan sluit een lugusterhaag het deel links van de kerk af.
Tegen de blinde oostmuur van het koor, 19de-eeuwse calvariekapel onder leien zadeldakje. In de plint, drie arduinen grafzerken van respectievelijk 1793, 1795 en 1792 met erboven een gepolychromeerd houten kruisbeeld geflankeerd door gipsen beelden van Onze-Lieve-Vrouw en Johannes. Tegen de zijmuren, grafzerken van pastoor Vereecken, (1872) en pastoor Sonneville (1887). Het vrijstaand arduinen grafteken van pastoor Dael (1944), gesigneerd: "E. Vlaminck/ Oude Brug/ 86 Lokeren", bevindt zich voor de calvariekapel. Aan de noordzijde van de kerk geven identieke graftekens de begraafplaats van de oud-strijders aan. Voorts weinig opmerkelijke graftekens met uitzondering van het monumentale graf van de familie Kamiel Dossche-Dossche, gesigneerd: "E. Van Damme: Eekloo" en nog één gietijzeren kruis met voorstelling van de Maagd Maria.
Bron: BOGAERT C. & LANCLUS K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Assenede, Eeklo, Kaprijke, Maldegem en Sint-Laureins, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 21n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. 2003: Sint-Niklaaskerk met omringend kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/59046 (geraadpleegd op ).