Laat- en neogotische, georiënteerde kerk, omgeven door een kerkhof, dat grotendeels met beuk is omhaagd en van een deels gecementeerde bakstenen muur is voorzien; ten oosten twee ijzeren toegangshekken, waarvan het meest noordelijke tussen bakstenen pijlers. Ten westen, parking met jonge linden. Rondom de kerk, recent aangebrachte, gele cementstenen en dito tegelvloer. Kasseien voor beide portalen.
In 1222, eerste vermelding van de kerk in een oorkonde volgens dewelke het bedehuis jaarlijks een zilverling te betalen had aan de abdij van Sint-Truiden. In de 15de eeuw, bouw van een nieuwe kerk, waarvan de mergelstenen toren thans is ingebouwd in de huidige kerk. Er waren twee altaren: van Onze-Lieve-Vrouw, dat blijkbaar geen beneficie was, en van de Heiligen Nicolaas en Catharina, dat wel een stichting was. In 1646, ruïneuze toestand van het schip volgens het verslag van de aartsdiaken. In 1663, mogelijke herstelling van het kerkgebouw. Bij het bezoek van de aartsdiaken in 1688 werden de gemeentenaren herinnerd aan hun tekortkomingen in verband met het kerkhof, dat open lag als een marktplein, en kregen ze het bevel mee voor een omheining te zorgen. Na 1726, bouw van een sacristie. In 1782, herstel van de toren, alsook van het portaal en de doopkapel. In 1846, bouw van een nieuwe kerkhofmuur door Mathias Stienissen.
In 1904, inzet van pastoor J. Vencken (1865-1933) voor de bouw van weerom een nieuwe kerk, waarvoor hij een beroep deed op de tussenkomst van bouwkundig ingenieur J. Helleputte (Leuven), (1852-1926). De uiteindelijke bouwmeesters H. Martens (Stevoort) en V. Lenertz (Leuven) vonden een nieuwe kerk noodzakelijk, evenwel met behoud van de 15de-eeuwse toren, die zij hoger wilden optrekken. Op 13 april 1907, begin van afbraak van oude kerk, met behoud van de oude toren. Op 29 juli 1907, eerstesteenlegging, confer steen, ingemetseld in de binnenmuur achter het hoofdaltaar, met inscriptie: ANNO DOMINI MCM : VII/ AEDIFICATA : EST : HAEC : ECCLESIA/ IN : HONOREM : SANCTAE URSULAE/ MARTINO RUTTEN : EPICOPO/ JACOBO VENCKEN : PARROCHO/ H. MARTENS : V. LENERTZ : ARTPICIBUS. In november 1907, begin van de bouwwerken; in juni 1908, voltooiing; bij de verhoging van de toren werden de oorspronkelijke geledingen en muuropeningen gewijzigd en neogotisch aangepast; plaatsing van een torenuurwerk door de firma E. Michiels-Moermans en Zonen (Mechelen). Op 22 september 1908, inwijding door Monseigneur Rutten, bisschop van Luik; op 27 september, inwijding van het nieuwe orgel, gebouwd door P.J. Vermeulen en Zonen (Weert). In 1957, herstellingen aan dak en toren naar ontwerp van architect P. Ceelen (Helchteren). In 1990, herstel van de toren naar ontwerp van architect P. Stevens (Hasselt-Kuringen). In 1999, herinrichting van het kerkhof door Marc Claessen en Gaby Van Dyck, ontwerpbureau voor buiteninrichting (Wijchmaal, ontwerp van 1996).
De plattegrond beschrijft een driebeukig schip van vier traveeën met grotendeels ingebouwde zuidwesttoren, aan de noordwesthoek van het middenschip aansluitende vijfzijdige traptoren en ter hoogte van de eerste travee ten noorden aansluitende doopkapel met driezijdige sluiting, een transept met weinig uitspringende armen van telkens één travee met vlakke sluiting, een koor van één rechte travee met driezijdige sluiting, geflankeerd door nevenkoren met analoge sluiting, met aan de zuidwesthoek van het zuidelijke nevenkoor aansluitende ronde traptoren, en ten zuidoosten, een door middel van een doorgang met de kerk verbonden sacristie.
Laatgotische toren van de 15de eeuw, verhoogd en aangepast met neogotische muuropeningen en geledingen in 1907. Zandsteenbouw met gebruik van hardsteen voor sokkel, afzaten en lekdrempels; ten westen en oosten, telkens twee krulankers met dito spie. Oorspronkelijk drie, heden vier geledingen. Eerste geleding met zuidelijk spitsboogportaal met van bewaard houtwerk en ijzerbeslag voorziene, getoogde deur, in een grotendeels geprofileerde kwartholle omlijsting, ingeschreven in een spitsbogig spaarveld met dito omlijsting, en ten westen, één lancetvenster; tweede geleding met ten westen en zuiden twee gekoppelde rechthoekige lichtgleuven; licht inspringende derde geleding met lancetvenster ten westen en ten zuiden; vierde geleding met aan de vier zijden telkens een spitsbogig spaarveld, in een geprofileerde kwartholle omlijsting, met twee ingeschreven lancetvormige galmgaten met afgeschuinde neg en een centrale uurwerkplaat; geprofileerde daklijst; bekronende ingesnoerde naaldspits (leien) met vier van bolbekroningen en windborden voorziene dakkapellen onder zadeldakjes en centrale bolbekroning, waarop smeedijzeren kruis met vergulde windhaan.
Neogotisch kerkgebouw van 1907-08. Bouw van mergelsteen van Sibbe bij Valkenburg, met gebruik van hardsteen voor sokkel, afzaten, lekdrempels van vensters met afgeschuinde neg, kruisbloemen, druiplijsten, afwerking van grotendeels versneden en bij de luitingen van het koorgedeelte overhoekse steunberen, van aandaken met schouderstukken en van sacristie; geprofileerde daklijsten waarboven dito houten kroonlijsten met ijzerbeslag; verspringende zadel- en lessenaarsdaken (leien) met in totaal elf dakkapellen, analoog aan die van de toren; lelievormige ankers met gekrulde spie ter hoogte van de aandaken en krulankers met dito spie aan de zijkanten van de schouderstukken; smeedijzeren kruisen boven doopkapel, koor en nevenkoren. Westevel met spitsbogig hoofdportaal met van bewaard houtwerk, ijzerbeslag en beeldje van de Heilige Ursula onder een baldakijntje, door Thomas Watson (Achel), voorziene korfboogdeur in een grotendeels geprofileerde kwartholle omlijsting en ingeschreven in een spitsbogig spaarveld met dito omlijsting; bekronend spitsbogig vijflicht met drie- en vierpassen; in geveltop, vier gekoppelde lancetvenstertjes, waarvan de twee centrale opgenomen zijn in een Brugse travee; aan noordwesthoek van middenschip, aansluitende vijfzijdige traptoren met rechthoekige lichtgleuven en halfconische bedaking; aan noordwesthoek van noordelijke zijbeuk, twee op elkaar gestelde steunberen. Zijgevels van schip geritmeerd door steunberen, waartussen lancetvensters in de zijbeuken en spitsbogige tweelichten met driepas in de middenbeuk. Kleinere lancetvensters in de sluiting van de doopkapel. Zijpuntgevels van transept met steunberen op de hoeken en groot spitsbogig, van drie- en vierpassen voorzien vierlicht, met in de top een centraal smal rechthoekig venstertje bekroond met een spitsboogveld. Nevenkoren met analoge lancetvensters. Aan de zuidzijde, tussen transeptarm en zijkoor, ronde traptoren met rechthoekige lichtgleuven, smalle lancetvenstertjes bovenaan en conische bedaking met smeedijzeren bekroning. Inspringend koor met gelijkaardige drielichten in de sluiting. Sacristie met betraliede rechthoekige vensters, deels bolkozijnen, grotendeels voorzien van spitsboogvelden, en markerende schouw; lagere noordelijke aanbouw onder schilddak; doorgang naar kerk met vlakke bedaking en rechthoekige deur met afgeschuinde neg en negblokken.
Interieur: eerste bouwlaag van de toren onder bakstenen kruisribgewelf met zandstenen ribben. Interieur van bedehuis naar gotisch Brabants patroon. Tweeledige opstand van zandsteen, gevormd door een arcade en een lichtbeuk, geritmeerd door geprofileerde spitsbogige scheibogen op hardstenen zuilen met achtzijdig basement en dito knopkapiteel; bekronende lancetvensters, die onderaan uitlopen in tweeledig blind maaswerk. Middenbeuk overkluisd door middel van met bepleisterde en met decoratief rank-, bladwerk en sterren beschilderde kruisribgewelven, met ribben van mergelsteen, tussen spitsbogige gordelbogen, opgevangen door schalken met knopkapiteeltje en vijfzijdig, met bladwerk versierd basementje. Gelijkaardige overkluizing van de zijbeuken.
Kruisribgewelven boven transept en rechte koortravee, rustend op kraagstenen, voorzien van bladwerk en hoofden, laatstgenoemde ten oosten van de kruising. Straalgewelven boven de koorsluiting (met voorstelling van de drie goddelijke deugden), de doopkapel en de nevenkoren, opgevangen door analoge kraagstenen en schalken. Gelijkaardige scheibogen tussen kruising en transeptarmen, ten oosten rustend op kraagstenen met engelfiguren; analoge kraagstenen onder de orgeltribune, in de eerste travee en bij de overgang van transept naar zijkoren.
Mobilair uit de oude kerk: heden in de sacristie bewaarde schilderijen met de voorstelling van Christus en Onze-Lieve-Vrouw, toegeschreven aan Otto Van Veen (16de eeuw), alsook portret van pastoor Simons door Karel Theunissen van As (1907) en portret van pastoor Truyens († 1880); gepolychromeerde houten, deels van dito neogotische baldakijntjes en neogotische polychromie voorziene beelden van de Heilige Barbara (Limburg (?), omgeving van Jan van Steffesweert (?), 1520-30), Heilige Catharina van Alexandrië (Limburg, atelier van Jan van Steffesweert, 1510-20), Heilige Odilia (eind 16de of begin 17de eeuw), Heilige Antonius abt (eind 16de of 17de eeuw), Heilige Rochus van Montpellier (17de eeuw), Heilige Ursula (17de of begin 18de eeuw), Heilige Franciscus van Assisi (19de eeuw), Heilige Rochus van Montpellier (19de eeuw), Jezus aan het kruis (midden 19de eeuw, in toren) en tweede dito aan de triomfboog; van een apostelbank (?) afkomstige, houten beelden van twee apostelen, waarvan polychromie werd afgeloogd (Limburg, circa 1500-1510); eiken biechtstoel (midden 18de eeuw); gedemonteerde eiken preekstoel, waarvan enkel de kuip is bewaard met evangelistensymbolen en voorstellingen van Onze-Lieve-Vrouw met Kind en Jezus de Goede Herder die het schaap op de schouders draagt, door G. Vanderdonck (Grobbendonk, 1846); doopvont met hardstenen voetstuk voorzien van blazoen van Ovdaert de Bersacqves, burgemeester van Visé (1618), met roodmarmeren kuip en deksel (midden 19de eeuw); twee glasramen met de Heiligen Petrus en Paulus (1875); twee klokken van Wilhelmus en Jaspar Moer (1510), grote klok door de in Mechelen geboren Jan Zeelstman (1445), afkomstig van Westerhoven (Noord-Brabant) en aangekocht in de eerste helft van de 19de eeuw.
Neogotisch mobilair voor de nieuwe kerk: icoon op koper van Onze-Lieve-Vrouw van Attijddurende Bijstand in neogotische eiken omlijsting (in doopkapel); beeldhouwwerk van kapitelen en kraagstenen door Thomas Watson (Achel); hoogstwaarschijnlijk door het atelier Peeters (Antwerpen) uitgevoerd hoofdaltaar bestaande uit een marmeren altaartafel met retabel in verzilverd en verguld koper met voorstelling van het Offer van Abraham en Melchisedech, alsook op de tabernakeldeurtjes: afbeeldingen van de Tafel met de Toonbroden en het Manna uit de Hemel, waarboven een Calvarie; eiken dienstaltaar, mogelijk een aangepaste communiebank, afkomstig van de clarissen van Hasselt (waarvan ook een credenstafel werd gemaakt); twee zijaltaren van Onze-Lieve-Vrouw en de Heilige Brigitta, van marmer en verguld brons; fragmenten van communiebank van witte kalksteen en brons, ontworpen door V. Lenertz (Leuven, circa 1905?), met afbeelding van de Tafel met de toonbroden en de Pelikaan die zijn jongen voedt; deels gepolychromeerde, eikehouten biechtstoel (begin 20ste eeuw); eiken orgeltribune en dito orgelkast, laatstgenoemde naar ontwerp van V. Lenertz (ontwerp van 1907), met orgel van 1908 door Vermeulen uit Weert (Nederland), in 1965 hersteld en omgebouwd door L. Joris (Averbode); twee dito koorlezenaars, kerkstoelen, drie zitbankjes, drie priesterstoelen en twee neo-Lodewijk XVI knielbanken; figuratieve glasramen door het atelier A. Stalins (1908) met voorstellingen van onder meer Hemelvaart van Onze-Lieve-Vrouw, Nederdaling van de Heilige Geest, Christus in de glorie, Christus onder de schriftgeleerden, Vlucht naar Egypte, Opdracht van Jezus in de tempel en lijdenstaferelen van Christus; dito glasramen in sacristie met voorstelling van heiligen en decoratief glasraam in doopkapel; kruiswegstaties in olieverf op doek door J. Lecrenier (Luik, circa 1880), in neogotische eiken omlijstingen; decoratieve, polychrome tegelvloeren.
Buiten de kerk: twee hardstenen grafstenen met blazoen; twee hardstenen grafkruisen van Gysbertus Vliegen († 1752) en echtgenote Catharina Goosens († 1738), alsook van Jacobus Moonen († 1778), beide met voorstelling van Christus aan het kruis met doodshoofd; deel van hardstenen grafsteen van pastoor Dionysius Tossyns of Tossens († 1691).
Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Peer, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Pauwels D. 2005: Parochiekerk Sint-Ursula met kerkhofmuur [online], https://id.erfgoed.net/teksten/80783 (geraadpleegd op ).