Van Eekhoutstraat naar Gruuthusestraat. Naam zowel van straat als van waterloop, laatst genoemde ligt waarschijnlijk in de oorspronkelijk bedding van de Reie en maakt deel uit van de eerste stadsomwalling van 1127-1128. Straat met oudste naam van Brugge, de vroegste Nederlandse vermelding dateert van 1302. Naam gaat terug tot de Keltische tijd en betekent "heilig water". De Dijver vormde toen de noordgrens van een eiland begroeid met eikenbomen, voor de Kelten waren dit heilige bomen. Van oudsher een plaats van samenkomst en cultusplaats ontstaan op het eiland. De cultusplaats werd gekerstend door de kluizenaar Everelmus († 1060) en lag aan de basis van de latere Eekhoutabdij (zie Eekhoutstraat). De Dijver vormde de zuidgrens van een omwald gebied met de Oude Burg als centrum. De stelling dat er zich in 11de eeuw aldaar een belangrijke nederzetting bevond, van waaruit de stad zich verder ontwikkelde, wordt hoe langer hoe meer aanvaard. In de loop van de 18de eeuw, vestiging van de Onze-Lieve-Vrouweproosdij (nummer 12), gebouwd tussen 1725-1742 onder proost Jan Bernard de Villegas. Heden vrij gevarieerde functie onder meer commerciële en educatieve (nummer 10-11) activiteiten, horeca en in mindere mate huisvesting; vaak ook locatie van rommelmarkten op de wandelweg. Belangrijke museale functie door concentratie van Groeningemuseum (nummer 12), Arentshuis (nummer 16) en Gruuthusemuseum (nummer 17).
Vrij brede, rechte en gekasseide straat, ten noorden afgeboord door een brede wandelweg, paralell met en aan de oever van de Reie met zicht op de gevels van achterhuizen van het kartuizerinnenklooster-, Nieuwstraat en Oude Burg onder meer het classicistisch tuinpaviljoen van Oude Burg nummer 21 zie 18n a Oudste kern. Wandelweg sinds circa 1650 beplant met lindebomen; ook (arduinen) banken en herdenkingsmonumentje met opschrift "AAN FRANK VAN ACKER / STEFAAN EN LIVIA". Straat begrensd door vrij hoge Gruuthusebrug van 1760, aan westzijde bebouwd door 18de-eeuws Arentshuis; bakstenen brug van één brede boog, gecombineerd met natuursteen voor boog en arduin voor dekbladen. Vrij uniforme bebouwing heden met overheersing van (bepleisterde) witbeschilderde 19de-eeuwse lijstgevels, die voornamelijk de vroegere trapgevels vervangen. Knik en inspringende rooilijn ter hoogte van de nummers 5-6, waarvan het rechterdeel al achterin lag op de kaart van Marcus Gerards . Nummer 3, pand met oudere kern, tijdens "Kunstige Herstelling" van 1935 naar ontwerp van architect M. Vermeersch (Brugge) voorzien van onder meer trapgevel in barokgetinte, historiserende stijl. Nummer 2, nieuwbouw van 1963 naar ontwerp van architect J. Petre (Brugge) met behoud van de geprofileerde deuromlijsting van natuursteen uit de 18de eeuw. 19de-eeuwse achtergevel met drie rondbogen en begane grond met imitatievoegen; binnenin neogotische schouw op arduinen rechtstanden en gesculpteerde, houten haardbalk met opschrift "DOE UW BEST / GOD DOET DE REST"; in tuin, 19de-eeuws koetshuis.
- Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nummer 286/1935, nummer 666/1963.
- Dienst Monumentenzorg en Stadsvernieuwing Brugge, Fiche, 1980.
- Dienst Monumentenzorg en Stadsvernieuwing Brugge, Nota, 18 januari 1993.
- ADRIANSENS W. (ed.), Groen Brugge, 1987, p. 81.
- DEBRABANDERE F., De Brugse waternaam Dijver, in Brugs Ommeland, 1987, nummer 2, p. 122-126.
- DEVLIEGHER L. 1975: De huizen van Brugge, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen 2-3, Tielt, 56.
- GEVAERT H., Brugse bruggen, Brugge, 2001, p. 24.
- RYCKAERT M. (e.a.), Brugge. De geschiedenis van een Europese stad, Tielt, 1999, p. 25.
- RYCKAERT M., Historische Stedenatlas van België, Brussel, 1991, p. 49.