Teksten van Tiensestraat

https://id.erfgoed.net/themas/1042

Tiensestraat (herinventarisatie) ()

De Tiensestraat is een historische invalsweg die in 1269 reeds vermeld werd als Hollestraat - occasioneel ook Sint-Michielsstraat genoemd naar de gelijknamige kerk - maar doorgaans tot de 17de eeuw bekend als Hoelstraat. Het is een vrij smalle straat, met bochtig verloop - klimmend naar de Tiensepoort -, en herhaaldelijk verspringende rooilijn. De huizenrij wordt onderbroken door kleine en grotere pleinen ter hoogte van de Muntstraat, het Alfons Smetsplein, de kruising met de Charles Deberiotstraat, het Herbert Hooverplein en het Kardinaal Mercierplein.

De Tiensestraat bestond aanvankelijk uit twee delen: een eerste gedeelte tot aan de poort in de stadsomwalling, waarop de voormalige Sint-Michielskerk gebouwd was, ter hoogte van het huidige Herbert Hooverplein, en een tweede, landelijk gedeelte buiten de stadsmuren.

Het gedeelte binnen de vroegere omwalling groeide al snel uit tot handelsstraat. De oudste bebouwing gaat er terug tot de 15de eeuw, en is vrij homogeen van karakter: slechts op enkele plaatsen worden de doorgaans in de 19de eeuw aangepaste gevels (onder andere nummers 62-64) onderbroken door recente, schaalvergrotende architectuur.

Naast de gewone handels- en woonhuizen, waren er ook een aantal universitaire colleges gevestigd: het in 1971 gesloopte Baius- en Vande Wynckelecollege - onder de Leuvenaars gekend als een deel van het "Patriacomplex" aan het huidige Alfons Smetsplein -, en er tegenover het college De Valk (nummer 41).

Ter hoogte van de stadsomwalling werd het beeld van de Tiensestraat voornamelijk gekenmerkt door kerken en kloosters: het klooster en de kerk van de paters conventuelen (nr. 78) net binnen de omwalling, en erbuiten de Onze-Lieve-Vrouwekapel-van-Ginderbuiten, het kloostercomplex met de kerk van de ongeschoeide karmelietessen (heden scheutisten, Vlamingenstraat 1-3), en de Sint-Annakapel aan het huidige Kardinaal Mercierplein. Het landelijk gedeelte buiten de stadsomwalling was slechts sporadisch bebouwd. De nog resterende basisbebouwing, opklimmend tot de 16de eeuw (voorbeeld nummer 167), werd voornamelijk in de loop van de 19de eeuw in neoclassicistische zin aangepast (voorbeeld nummers 79, 97, 99-101, 139 en 141-143). De resterende ruimte zou pas systematisch bebouwd worden vanaf de tweede helft van de 19de eeuw, toen de door stadsarchitect F.H. Laenen geplande residentiële uitbreiding tussen de stationsbuurt en de Naamsestraat gerealiseerd werd. De meest opvallende realisatie is hier toch wel het Leo XIII-seminarie (1895-1896) naar ontwerp van J. Helleputte & J.F. Piscador (nummer 98).

Door de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog wordt het grootste deel van de bebouwing tussen het Rector De Somer- en het Alfons Smetsplein gekenmerkt door zogenaamde wederopbouwarchitectuur, gevelarchitectuur waarvan de vorm en de materialen vooraf vastgelegd werden door het Raadgevend Comiteit van de Stedeschoon. Deze panden in zogenaamde "wederopbouwstijl" worden gekenmerkt door een eclectische gevelarchitectuur, geïnspireerd op de regionale bouwstijlen, met integratie van eigentijdse of geïnterpreteerde bouwelementen. Typerend is het traditiegetrouw gebruik van bak- en/of natuursteen, al of niet verwerkt met blauwe hardsteen en similisteen. Het zijn voornamelijk winkel-/woonpanden, doorgaans breedhuizen van drie bouwlagen, soms in combinatie met een topconstructie die als scherm fungeert voor de langsgerichte nok van het zadel- of mansardedak, als reminiscentie aan het vroegere diephuis. De begane grond is doorgaans gevelbreed opengewerkt, met aangepaste winkelpuien binnen de tot op heden veelal behouden oorspronkelijke omlijsting. Naast de lager beschreven representatieve panden, wordt de wederopbouwarchitectuur ook in een meer afgezwakte vorm vertegenwoordigd door de nummers 4 (1920, V. Rosseels), 6, 9 (1921, A. Stevens), 11, 13 (1922), 23 (1920, F. Rasquin), 25-27 (1922, L. Landeloos), 29 (1921, C. Goemans), 33 (1920), 35 (1921, E. G. Jotthier), 33, 36 (1925, E. Peeters), 39, 280 (1920, architect Vanden Eynde) en 282-284 (1925, architecten A. Mommaels en Vandeput).


Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Tiensestraat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/127964 (geraadpleegd op ).


Tiensestraat (1N) ()

Behoort in feite tot de oudste verkeerswegen van de stad; haar uitzicht werd, in het begin althans, sterk gewijzigd na de brand van 1914 en door de aanleg van het Fochplein in 1929, vandaag Rector De Somerplein.

Bewaard bleven de vrij lage huizenrij van nr. 8-24, hoofdzakelijk in traditionele stijl van de 17de en de 18de eeuw.


Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs:  Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Tiensestraat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/100957 (geraadpleegd op ).