Homogene reeks arbeiderswoningen van het enkelhuistype uit de 19de tot 20ste eeuw; meestal anderhalve of twee bouwlagen en twee traveeën (deur rechts) onder zadeldaken (veel gebruik van Vlaamse pannen); segmentboogvormige muuropeningen, hoge arduinen deurneuten en zichtbare muurankers. Onder te verdelen in gecementeerde, van imitiatievoegen voorziene gevels (nummer 2, 4, 10, 12, 14), en de al dan niet beschilderde bakstenen gevels, vaak onderling verbonden met bakstenen druiplijsten; kordon tussen de bouwlagen en dubbele rechte muizetandfries, ontlastingsboog met rollaag (nummer 8, 16, 24, 30, 32, 34). Benedenverdieping soms verbouwd en bekleed met geglazuurde gevelstenen (nummer 6, 34). Veelvuldig voorkomen van ankers met kram en krul.
Bron: D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n2 (H-Z), Brussel - Gent. Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)