Straat die van in het centrum van Ruddervoorde, als zijstraat van de Sint-Elooisstraat, in zuidoostelijke richting loopt naar de Vlasbloemstraat. De straatnaam verwijst naar de "Hofstede Coubrouc" (confer nummer 27), centrum van de heerlijkheid Coubrouck. Vóór de fusie van Ruddervoorde met Oostkamp wordt de straat de Coubrouckdreef genoemd. Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1843) wordt het straattracé weergegeven, doch met bijschrift "Chemin privé", die in het zuiden aansluit op de toenmalige "Sentier n° 37", zogenaamd "Koebroek Kerkweg", die langs de Dorpsbeek liep tot ter hoogte van het tracé van de huidige Sportstraat.
Thans is de straat, waar die qua bebouwing aansluit bij de dorpskern, voorzien van een geasfalteerd wegdek; meer in zuidelijke richting is de straat een grintweg langs de voormalige, zeker tot de 16de-17de eeuw opklimmende "Hofstede Coubrouc" (cf. nr. 27) - cf. Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601) - die vandaag echter is ver-/herbouwd. Duidelijk nog steeds een oudere site cf. restant van de zeker 17de-eeuwse omwalling en een oud bomenbestand, maar het woonhuis is recent volledig verbouwd met behoud van de schuur/stal.
Gevarieerde bebouwing van voornamelijk 20ste-eeuwse vrijstaande woningen aansluitend bij de Kruidenverkaveling (cf. straten zoals Laurierstraat, Marjoleinstraat etc.). Ook oudere bebouwing van o.m. voormalige hoeves zoals nr. 21, gelegen op de hoek met de Kruidenstraat. Verankerde baksteenbouw onder vernieuwd pannen zadeldak met lichte knik, voorzien van een later bepleisterde en nu geel beschilderde voorgevel met imitatievoegen en aangepaste grote vensteropeningen; de openingen van de geïncorporeerde stalling of berging zijn vandaag voorzien van glasdallen. Verschillende aanbouwen. Naast bewoning ook aanwezigheid van een jeugdheem rechts van nr. 12, dat volgens het kadaster in 1962 is in gebruik genomen.
BOSCHVOGEL F., HAELEWYN R., Album van het Houtland, Torhout, s.d., p. 97.
LAMBERT R., Onze straatnamen, in De Merel, jg. 19, nr. 4, 1989, p. 137.