Teksten van Della Faillelaan

https://id.erfgoed.net/themas/11673

Della Faillelaan ()

De Della Faillelaan is de hoofdlaan van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", een prestigieus villapark in 1910 aangelegd op het grondgebied van Antwerpen en Wilrijk. De straatnaam verwijst naar de adellijke familie della Faille de Waerloos, de vroegere eigenaar van het domein "Den Brandt". Het lange, gebogen, met bomen beplante tracé verbindt de Eglantierlaan met de Beukenlaan. Aanvankelijk beperkt tot de Dennenlaan, kwam het laatste straatgedeelte tot stand in 1931, samen met de aanleg van de Palmenlaan.

Historisch kader

"Den Brandt", een domein met oppervlakte van zowat 48 ha gelegen op het grondgebied van de gemeente Wilrijk, werd in 1910 met uitzondering van het kasteel door de erfgenamen van René Jacques della Faille de Waerloos verkocht aan de stad Antwerpen. Een beperkt gedeelte van de gronden bleef behouden als openbaar park, bedoeld om te worden ingelijfd in het nieuw te vormen Nachtegalenpark. Met dit doel verwierf de stad in dezelfde periode eveneens de domeinen Middelheim en Vogelenzang, een operatie die gepaard ging met grenswijzigingen tussen de stad Antwerpen en de gemeenten Berchem en Wilrijk. Voor het overgrote deel van de gronden van "Den Brandt", bestemd als villapark, verkreeg de familie della Faille de Waerloos een verkavelingsvergunning. Daarop werd in de schoot van de familie de naamloze maatschappij Extensions et Entreprises Anversoises opgericht, later bekend onder de naam Extensa, die instond voor de verkoop van de percelen van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt". Een conventie tussen deze maatschappij en de stad Antwerpen, de zogenaamde "Conventie della Faille" bepaalde de stedenbouwkundige voorschriften, onder meer de aard en omvang van de op te richten gebouwen en het soort van gebouwen dat er niet mocht komen, zoals elke vorm van handel, nijverheid of horeca, verzorgings-, onderwijsinstellingen en kloosters. Voor de percelen gold een minimum oppervlakte van 1000 m2 verminderd tot 600 m2 voor bepaalde zones, en het aanwezige bomenbestand diende zoveel mogelijk te worden gevrijwaard. Het karakter dat voor de nieuw te bouwen landhuizen werd nagestreefd was dat van het 'parc habité', met een vrijstaande inplanting, een sierlijk omheinde voortuinstrook van 4 tot 6 m diep, een minimum afstand tussen de woningen van 8 m, en een opgelegde kroonlijsthoogte tussen 7 en 17 m. Mits naleving van de gestelde perceelsoppervlakte konden de woningen per twee tot maximaal drie worden gekoppeld. De noordwestelijke hoek van de wijk, samenvallend met de uiteinden van Acacialaan, Eglantierlaan en Berkenlaan, een sectie van de Kruishofstraat en de volledige Varenlaan, grotendeels op het grondgebied van Wilrijk, was voorbehouden voor aaneengesloten rijbebouwing 'de caractère architectural', met ruimte voor horeca. Hetzelfde gold voor het zuidwestelijke hoek van de wijk, samenvallend met de uiteinden van Cederlaan, Sorbenlaan, Vijverlaan en Dennenlaan. Alle bouwplannen dienden zowel door de maatschappij als door de stad te worden goedgekeurd, en voor de bebouwing gold een maximale termijn van twee jaar na verkoop van het perceel.

Het aanlegplan van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" werd ontworpen door hoofdingenieur-directeur van de dienst Wegenis Richard Lemeunier. Ten noorden aanleunend bij het voormalige militaire oefenveld Wilrijkseplein, wordt de wijk omgrensd door de Beukenlaan, de Groenenborgerlaan, de Cederlaan en de Berkenlaan. Hoofdas van de pittoreske parkaanleg met beboomde lanen is de Della Faillelaan, die in een wijde boog rond het Park Den Brandt loopt, en achtereenvolgens wordt gekruist door de Eglantierlaan, de Acacialaan, de Hagedoornlaan, de Kastanjelaan, de Olmenlaan, de Vijverlaan en de Dennenlaan. Een parallel circuit bestaat uit de elkaar kruisende Sorbenlaan en Ahornenlaan, waarop de pas begin jaren 1930 aangelegde Wilgenlaan, Platanenlaan en Palmenlaan aansluiten. Daarnaast fungeert de Seringenlaan als toegangsdreef tot Park Den Brandt in het hart van de wijk. De wegenwerken werden in 1911 en 1912 bij openbare aanbesteding toegewezen aan de aannemer van openbare werken Arthur Van Rijsseghem, en in twee fasen voltooid tussen 1911 en 1913. De aanplant van bomen en de verkoop van bouwgronden ging eveneens begin 1911 van start, waarna midden dat jaar al de eerste bouwaanvragen konden worden ingediend. Tot de naamgeving van de nieuwe straten werd in november 1911 beslist; de plechtige inhuldiging van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", met concerten en vuurwerk, vond plaats op 7 september 1913. Waar de wijk vóór de Eerste Wereldoorlog slechts een beperkte bouwactiviteit kende, met uitzondering van de speculatieve, verstedelijkte zone in de noordwestelijke hoek, vond de belangrijkste bebouwingsgolf plaats tijdens de eerste helft van de jaren 1920, gevolgd door een tweede tijdens de jaren 1950 en 1960. Afgelopen decennia stond de wijk opnieuw onder grote druk van de vastgoedmarkt, waarbij percelen zowel werden opgesplitst voor de bouw van bijkomende woningen, als samengevoegd voor nog grotere nieuwbouwvilla's. Een beperkt aandeel van de oorspronkelijke bebouwing, die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog ook al was getroffen door bominslagen, ging daarbij verloren.

Architectuur

Het tracé van de Della Faillelaan behoort in zijn totaliteit tot het eigenlijke villapark, waarvan het karakter wordt bepaald door open bebouwing op grote percelen. De landhuizen die tot de meest voorname in de wijk behoren, zijn naar bouwperiode op te delen in een drietal clusters: een beperkte bouwactiviteit vóór 1914, een intensieve bouwcampagne tijdens de jaren 1920 met uitlopers tot in de jaren 1930, en een hernieuwde bouwactiviteit tijdens de periode van eind jaren 1940 tot midden jaren 1960, waarin de laatste nog resterende of door oorlogsschade opnieuw vrijgekomen percelen werden ingevuld. Het aantal nieuwbouwprojecten sinds de latere jaren 1970 beperkt zich tot een tiental.

Van de zes villa’s die hier tijdens de ontstaansfase van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" vóór 1914 werden opgetrokken, zijn er slechts twee bewaard, de villa Aeby in art-nouveaustijl door Jan Jacobs uit 1911 en de villa Fridt in beaux-artsstijl door Michel De Braey uit 1913. Een derde, de in 1913 in art-nouveaustijl ontworpen villa Emiel Michiel door John Voet op nummer 18, is volkomen verbouwd. Verdwenen zijn het statige kasteeltje Albert Lejeune op de hoek van Della Faillelaan en Olmenlaan, het eerste en tegelijk ook grootste landhuis uit deze periode door Joseph Hertogs uit 1911 (voorheen nummer 55), de villa H. Delfs door Emile Vereecken uit 1913 (vermoedelijk voorheen nummer 44), en de villa E.S. Honigmann door Willie Pijl uit 1914, alle drie ontworpen in beaux-artsstijl.

De grootste groep landhuizen, een kleine dertig in totaal, kwam tijdens het interbellum tot stand, op vier na zelfs tijdens de jaren 1920. Slechts twee daarvan bouwden nog voort op de vóór de Eerste Wereldoorlog dominante beaux-artsstijl, de villa Corue door Emile Vereecken uit 1924, en de villa Stuyck door Fernand de Montigny en Louis Somers uit 1927. De overgrote meerderheid bestaat uit cottagevilla's, waarvan Léopold De Coninck en Maurice Potié - in deze periode veruit het meest actieve architectenbureau in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" - het leeuwendeel voor hun rekening namen. Met een homogene groep van een tiental cottagevilla's aan de onpare zijde, waaronder als meest opmerkelijke de villa’s Van den Eynde, Fischer en Goemans-Rigole, drukten zij hun stempel op het straatbeeld van de Della Faillelaan. Van deze reeks werd enkel de villa Plouvier uit 1921 gesloopt, gelegen op de hoek van Della Faillelaan en Hagedoornlaan, als pendant van de villa Lee door Vincent Cols en Jules De Roeck uit 1928-1930. Minder interessant is de laatste realisatie van De Coninck en Potié aan de Della Faillelaan, de veeleer conventionele villa J. De Pooter uit 1936 op nummer 71. Het meest imposante landhuis uit deze periode, de op de contemporaine Engelse landhuisbouw geïnspireerde villa J. Van Cauteren door Florent Vaes uit 1926, gelegen op de hoek van Della Faillelaan en Olmenlaan is verdwenen. Hetzelfde geldt voor twee bescheidener landhuizen in cottagestijl, de villa Jos Sels door Joan Coninck Westenberg uit 1923 (voorheen nummer 67), en de villa Willem Pittevil met rieten dak door Frank Blockx uit 1927 (voorheen nummer 42). Onherkenbaar verbouwd zijn de twee symmetrische cottagevilla's die de fruithandelaar Léon Van Parys in 1923 liet bouwen op de hoeken van Della Faillelaan met Olmenlaan en Vijverlaan (nummers 50 en 56), naar een ontwerp van de Gentse architect Georges Merlé.

Slechts een kleine minderheid van de landhuizen uit het interbellum aan de Della Faillelaan behoort tot de meer eigentijdse architectuurstromingen. Opmerkelijke uitingen van het vroege modernisme in Antwerpen zijn de villa’s Peeters en Kennes door Jos Ritzen uit 1925, en de met de Prijs Van de Ven bekroonde villa Neefs door Paul Smekens uit 1926, die de grote invloed van de contemporaine Nederlandse architectuur vertolken. In opdracht van Tony Deckers werkte Ritzen minstens vanaf 1926 een speculatief vastgoedproject uit, een combinatie van een villapark met een 'country-club', dat op twee reeds bebouwde percelen na het volledige bouwblok zou beslaan gevormd door Della Faillelaan, Dennenlaan, Ahornenlaan, Sorbenlaan en Vijverlaan. Op een termijn van zowat tien jaar plande Deckers hier de bouw van een uniform ensemble van een twintigtal villa's, alle ontworpen door Ritzen in de stijl van de villa's Kennes en Peeters, gelegen rond een gemeenschappelijke binnentuin met clubgebouw, tennisveld, serre en pergola. Behalve de vandaag verdwenen serre met pergola en het tennishuisje, werden van dit project uiteindelijk slechts vijf villa's gerealiseerd: een verdwenen villa aan de Della Faillelaan ter hoogte van het huidige nummer 62, twee aanpalende villa's aan de Sorbenlaan, de verbouwde villa Dennenlaan 20, en de villa op de hoek van Ahornenlaan en Dennenlaan aan de tegenoverliggende straatzijde van het bouwblok. Eind jaren 1930 richtte Deckers op het binnenterrein tennisclub "Den Brandt" op. Sterk verbouwd is de villa Max Delfs op nummer 77 hoek Dennenlaan, een modernistisch ontwerp door de architect John Van Zeeland uit 1938.

De villa’s die vanaf de latere jaren 1940 en tijdens de jaren 1950 aan de Della Faillelaan werden opgetrokken, behoren in overgrote meerderheid tot de meest conventionele, klassiek traditionalistische of regionalistische strekking binnen de toenmalige landhuisbouw. Representatieve voorbeelden zijn de villa P. Van der Elst door Vincent Cols en Jules De Roeck uit 1947 op nummer 42, de villa M. Spitals door René Grosemans uit 1954 op nummer 36, de villa Van Den Put door Gabriël J. Deckers op nummer 79 en de villa Joseph De Laet-Derache door Joseph Reusens op nummer 81 beide uit 1957, de villa Maurice Werbrouck door Frans Laporta op nummer 52 en de villa Charles Hairs door André Bandoni op nummer 69 beide uit 1959. Voor de uitzondering zorgde Georges Baines, die tussen 1956 en 1965 vier landhuizen - drie in opdracht van zijn broer en schoonbroers – realiseerde aan de Della Faillelaan, in een regionaal getint modernisme ontleend aan de contemporaine Scandinavische architectuur. Daarvan werd de villa Reypens bekroond met de Prijs Van de Ven.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1913#4741 (nummer 18), 238#396 (kasteel Lejeune), 1913#3079 (villa Delfs), 18#5653 (nummer 71), 1926#23794 (villa Van Cauteren), 1923#16840 (villa Sels), 1927#27911 (villa Pittevil), 1923#15864 (nummers 50 en 56), 1926#23134, 1926#24401 en 1926#24269 vastgoedproject Deckers), 18#9596 (nummer 77), 18#22928 (nummer 42), 18#32338 (nummer 36), 18#36927 (nummer 79), 18#37040 (nummer 81), 18#39456 (nummer 52) en 18#40761 (nummer 69).
  • Architectuurarchief Vlaanderen, Archief Jos Ritzen, dossier Tony Deckers.
  • LEONARD E. 1941: Huizen en Gebouwen, Gisteren en Heden. III. Een Landhuis van Architect Flor Vaes (1879-1939 in de Acacialaan te Wilrijk, Bouwkunst en Wederopbouw 1.8, 204-207.
  • MOENS J. 1989: Antwerpen 1921. Mondaniteiten en praatjes, Interbellum 9.2, 8-11.
  • CARPENTIER F. 2011: Between style and modernity: the architecture of Jos Ritzen (Heerlen 1896-Antwerp 1961) near the Nachtegalenpark in Antwerp 1924-1934, onuitgegeven verhandeling Maastricht University-Arts and Culture, Maastricht.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Della Faillelaan [online], https://id.erfgoed.net/teksten/160833 (geraadpleegd op ).


Della Faillelaan ()

Tussen Eglantierlaan en Beukenlaan. Beboomde straat met gebogen tracé aan west- en zuidzijde van het park "Den Brandt". Van Eglantier- tot Dennenlaan geopend omstreeks 1911; verlenging tot Beukenlaan in 1931.

Naamgeving naar voormalige grondeigenaar van wie de stad in 1910 ongeveer 48 ha had aangekocht met het oog op de verwezenlijking va het Nachtegalenpark. Voor de resterende familiegronden werd een verkavelingsvergunning bekomen. Voor het beheer van deze goederen werd de "S.A. Extentions en Entreprises Anversoises" opgericht, thans nog bekend onder de naam "Extensa". Een conventie tussen deze maatschappij en en de stad zogenaamd "Conventie della Faille" bepaalde de stedenbouwkundige voorschriften, onder meer de aard en omvang van de op te richten gebouwen en het soort van gebouwen dat er niet mocht komen. De loten moesten een minimum oppervlakte hebben van 1000 m2, de nieuw te bouwen woningen moesten het karakter bezitten van een "garden-city", de bomen moesten zoveel mogelijk behouden blijven, de opgerichte constructies mochten niet zichtbaar zijn vanuit het park. Na de Tweede Wereldoorlog werden de voorschriften van de "Conventie della Faille" echter vrij ruim geïnterpreteerd.

Bebouwing van vrijstaande villa's met omringende tuin, aan straatzijde afgesloten met ijzeren hek, op te delen in vier grote stijlcategorieën, met name cottage en eclectische stijl uit het eerste kwart van de 20ste eeuw, nieuwe zakelijkheid omstreeks 1930 en modernisme omstreeks 1960.

  • MOENS J. 1989: Antwerpen 1921. Mondaniteiten en praatjes, Interbellum 9.2, 8-11.

Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Della Faillelaan [online], https://id.erfgoed.net/teksten/113434 (geraadpleegd op ).