Brede gebogen straat, gelegen tussen het kruispunt van Maria-Henriëttalei en Van Eycklei enerzijds en de Mechelsesteenweg anderzijds, in de onmiddellijke nabijheid van het Stadspark. In 1868 genoemd naar Matthias van Bree (1773-1839), neoclassicistisch schilder van portretten en genrestukken, directeur van de Academie voor Schone Kunsten, en Antwerps gemeenteraadslid.
Aangelegd omstreeks 1865 na de overdracht en verkaveling van de zogenaamde krijgsgronden (Spaanse vesten), kwam de eerste bebouwing in de Van Breestraat tot stand tussen 1866 en de vroege jaren 1870. Voorname burgerhuizen in neoclassicistische of second-empirestijl domineerden oorspronkelijk het straatbeeld, dat qua status zijn gelijke vond in de parallelle Frankrijklei en de leien rond het Stadspark. Opvallend homogeen was de zuidelijke straatwand, grotendeels samengesteld uit ensembles van twee tot vier gekoppelde rijwoningen, voornamelijk van het rijkere type met koetspoort. Tot de oorspronkelijke bewoners behoorden dan ook vooral kooplui en nijveraars zoals de koetsenmakers gebroeders Van Aken, of bemiddelde renteniers. Twee van de vier hoeken met de Lange Leemstraat werden ingenomen door cafés.
Het zuidelijke bouwblok tussen de Lange Leemstraat en de Mechelsesteenweg, werd in 1914 haast volledig verwoest tijdens de driedaagse beschieting door de Duitse artillerie, voorafgaand aan de val van het 'Nationaal Reduit' Antwerpen. Dit bombardement dat in de nacht van 7 oktober begon en zonder onderbreking aanhield tot 9 oktober, deed een twintigtal grote brandhaarden in en rond de binnenstad ontstaan, waardoor ganse huizenblokken in vlammen opgingen. Het grootst was de verwoesting in het bouwblok van Schoenmarkt, Beddenstraat, Eiermarkt en Groenplaats, waar tijdens het interbellum de Boerentoren zou verrijzen als eerste wolkenkrabber op het vasteland. Ook de wijk Zuid behoorde tot de getroffen zones, met brandhaarden onder meer op de Amerikalei, in de Kronenburgstraat en de Volksstraat. De elf panden die in de Van Breestraat op de muren na uitbrandden, werden nog tijdens of kort na de oorlog binnen de bestaande perceelstructuur heropgebouwd, zeven als volledige nieuwbouw (nummers 17 tot 29), twee met behoud van de nog staande structuur achter een nieuw gevelfront (nummers 31 en 33), en twee met herstel van de gevel naar vooroorlogs uitzicht (nummers 35-37). De nieuw opgebouwde panden, met als bouwheren onder meer een notaris, twee artsen en een senator, weerspiegelden de verschillende stijlstromingen uit het vroege interbellum, van de beaux-artsstijl tot de beginnende art deco.
Zowel de oorspronkelijke als de wederopbouwfase zijn vandaag nog duidelijk afleesbaar in beide straatwanden, waarin tijdens de jaren 1960-1970 een aantal storende bressen werden geslagen voor hoogbouwflats. Van de oorspronkelijke bebouwing zijn een tiental panden grosso modo intact bewaard, ontworpen door onder meer Lievin Van Opstal, Heliodore Leclef en Emile Wauters. In meer of mindere mate verbouwd met verlies van authenticiteit zijn de burgerhuizen H. Grewel op nummer 6, een ontwerp door Van Opstal, en A. Morren op nummer 8, beide uit 1872, het hotel Steenlet op nummer 14 uit 1871, en het in 1914 uitgebrande maar naar 19de-eeuws uitzicht herstelde burgerhuis op nummer 37. Tot de meest opvallende panden in het heropgebouwde zuidelijk bouwblok behoren de woning "De Harp" door Maurice Dieltiëns en Jef Hugh, en de notariswoning Istas door Emile Vereecken. Een vroeg voorbeeld van een appartementsgebouw van hoge standing is het complex Baelde door Joseph Hertogs op de hoek met de Lange Leemstraat. Aan de overzijde van de straat verdween het hotel Jacobs-Havenith met aanpalende meergezinswoning (huidige nummers 22-24), ontworpen door de architect Jef Huygh in 1926 en 1928. De publiek gecontesteerde sloop van de dokterswoning Messian op de hoek met de Van Eycklei in 1989, vormde mee de aanleiding tot de oprichting van de vzw Gehavende Stad.
De kruising van Rubenslei, Van Eycklei, Van Breestraat en Maria-Henriëttalei werd vanaf 1886 ingenomen door het standbeeld van Jacob Jordaens door Jules Pécher, vandaag opgesteld op de Oever. Het maakte in 1901 plaats voor het standbeeld van David Teniers door Joseph-Jacques Ducaju, dat hier op zijn beurt verdween in 1934, en vandaag zoals aanvankelijk de Teniersplaats siert.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1872#310 (nummer 6), 1872#432 (nummer 8), 1871#786 (nummer 14), 1926#23472 en 1928#30402 (nummers 22-24); foto’s FOTO#15018, FOTO#15089, FOTO-OF#8537, FOTO-OF#8538, PB#389, PB#1917, 40#1368 en GP#6756.
- VAN RUYSSEVELT A. 2001: Stadsbeelden Antwerpen anno 2001. Een gids inventaris van de beelden en de monumenten, Antwerpen, 74-75 en 82-83.