Teksten van Vijverlaan

https://id.erfgoed.net/themas/11916

Vijverlaan ()

De Vijverlaan maakt deel uit van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", een prestigieus villapark in 1910 aangelegd op het grondgebied van Antwerpen en Wilrijk. Het licht gebogen tracé verbindt Park Den Brandt, met de kruising van Cederlaan, Groenenborgerlaan en Sneeuwbeslaan, achtereenvolgens gekruist door Della Faillelaan, Sorbenlaan en Ahornenlaan.

Historisch kader

"Den Brandt", een domein met oppervlakte van zowat 48 ha gelegen op het grondgebied van de gemeente Wilrijk, werd in 1910 met uitzondering van het kasteel door de erfgenamen van René Jacques della Faille de Waerloos verkocht aan de stad Antwerpen. Een beperkt gedeelte van de gronden bleef behouden als openbaar park, bedoeld om te worden ingelijfd in het nieuw te vormen Nachtegalenpark. Met dit doel verwierf de stad in dezelfde periode eveneens de domeinen Middelheim en Vogelenzang, een operatie die gepaard ging met grenswijzigingen tussen de stad Antwerpen en de gemeenten Berchem en Wilrijk. Voor het overgrote deel van de gronden van "Den Brandt", bestemd als villapark, verkreeg de familie della Faille de Waerloos een verkavelingsvergunning. Daarop werd in de schoot van de familie de naamloze maatschappij Extensions et Entreprises Anversoises opgericht, later bekend onder de naam Extensa, die instond voor de verkoop van de percelen van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt". Een conventie tussen deze maatschappij en de stad Antwerpen, de zogenaamde "Conventie della Faille" bepaalde de stedenbouwkundige voorschriften, onder meer de aard en omvang van de op te richten gebouwen en het soort van gebouwen dat er niet mocht komen, zoals elke vorm van handel, nijverheid of horeca, verzorgings-, onderwijsinstellingen en kloosters. Voor de percelen gold een minimum oppervlakte van 1000 m2 verminderd tot 600 m2 voor bepaalde zones, en het aanwezige bomenbestand diende zoveel mogelijk te worden gevrijwaard. Het karakter dat voor de nieuw te bouwen landhuizen werd nagestreefd was dat van het 'parc habité', met een vrijstaande inplanting, een sierlijk omheinde voortuinstrook van 4 tot 6 m diep, een minimum afstand tussen de woningen van 8 m, en een opgelegde kroonlijsthoogte tussen 7 en 17 m. Mits naleving van de gestelde perceelsoppervlakte konden de woningen per twee tot maximaal drie worden gekoppeld. De noordwestelijke hoek van de wijk, samenvallend met de uiteinden van Acacialaan, Eglantierlaan en Berkenlaan, een sectie van de Kruishofstraat en de volledige Varenlaan, grotendeels op het grondgebied van Wilrijk, was voorbehouden voor aaneengesloten rijbebouwing 'de caractère architectural', met ruimte voor horeca. Hetzelfde gold voor het zuidwestelijke hoek van de wijk, samenvallend met de uiteinden van Cederlaan, Sorbenlaan, Vijverlaan en Dennenlaan. Alle bouwplannen dienden zowel door de maatschappij als door de stad te worden goedgekeurd, en voor de bebouwing gold een maximale termijn van twee jaar na verkoop van het perceel.

Het aanlegplan van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" werd ontworpen door hoofdingenieur-directeur van de dienst Wegenis Richard Lemeunier. Ten noorden aanleunend bij het voormalige militaire oefenveld Wilrijkseplein, wordt de wijk omgrensd door de Beukenlaan, de Groenenborgerlaan, de Cederlaan en de Berkenlaan. Hoofdas van de pittoreske parkaanleg met beboomde lanen is de Della Faillelaan, die in een wijde boog rond het Park Den Brandt loopt, en achtereenvolgens wordt gekruist door de Eglantierlaan, de Acacialaan, de Hagedoornlaan, de Kastanjelaan, de Olmenlaan, de Vijverlaan en de Dennenlaan. Een parallel circuit bestaat uit de elkaar kruisende Sorbenlaan en Ahornenlaan, waarop de pas begin jaren 1930 aangelegde Wilgenlaan, Platanenlaan en Palmenlaan aansluiten. Daarnaast fungeert de Seringenlaan als toegangsdreef tot Park Den Brandt in het hart van de wijk. De wegenwerken werden in 1911 en 1912 bij openbare aanbesteding toegewezen aan de aannemer van openbare werken Arthur Van Rijsseghem, en in twee fasen voltooid tussen 1911 en 1913. De aanplant van bomen en de verkoop van bouwgronden ging eveneens begin 1911 van start, waarna midden dat jaar al de eerste bouwaanvragen konden worden ingediend. Tot de naamgeving van de nieuwe straten werd in november 1911 beslist; de plechtige inhuldiging van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", met concerten en vuurwerk, vond plaats op 7 september 1913. Waar de wijk vóór de Eerste Wereldoorlog slechts een beperkte bouwactiviteit kende, met uitzondering van de speculatieve, verstedelijkte zone in de noordwestelijke hoek, vond de belangrijkste bebouwingsgolf plaats tijdens de eerste helft van de jaren 1920, gevolgd door een tweede tijdens de jaren 1950 en 1960. Afgelopen decennia stond de wijk opnieuw onder grote druk van de vastgoedmarkt, waarbij percelen zowel werden opgesplitst voor de bouw van bijkomende woningen, als samengevoegd voor nog grotere nieuwbouwvilla's. Een beperkt aandeel van de oorspronkelijke bebouwing, die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog ook al was getroffen door bominslagen, ging daarbij verloren.

Architectuur

Het tracé van de Sorbenlaan behoort grotendeels tot het eigenlijke villapark, waarvan het karakter wordt bepaald door open bebouwing op grote percelen. Uit het interbellum zijn vier cottages bewaard, waarvan de villa De Smet werd ontworpen door Fernand de Montigny en Louis Somers in 1927, en de drie overige door Léopold De Coninck en Maurice Potié. Van deze drie onderscheidt de villa Goemans-Rigole uit 1928 zich in de Nieuw-Parkwijk “Den Brandt” als enige interbellumvilla met een rieten dak. Een vierde cottagevilla die De Coninck en Potié hier in 1926 tot stand brachten in opdracht van Berthe Meeus-Maquinay werd in 1982 gesloopt (voorheen nummer 5). Meer klassiek van opzet maar minder gaaf bewaard is de villa Meunier door Joseph Somers uit 1938 op nummer 13.

Het zuidelijke straatgedeelte vanaf de hoekpanden met de Ahornenlaan maakt deel uit van de verstedelijkte zone in de zuidwestelijke hoek van de Nieuw-Parkwijk “Den Brandt”, gekenmerkt door een aaneengesloten rijbebouwing. Dit straatgedeelte werd bebouwd vanaf de vroege jaren 1920 tot midden jaren 1930, met burgerhuizen, meergezinswoningen en een complex appartementsgebouwen, in de diverse stijlstromingen die destijds gangbaar waren, van cottage- en beaux-artsstijl tot modernisme. Tot de gesloopte en door nieuwbouw vervangen panden behoort de in 1921 door Adolphe Van Coppernolle ontworpen, half vrijstaande cottagewoning Clara Van Coppernolle (voorheen nummer 31).

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1926#25178 (villa Meeus-Maquinay), 238#5107 (nummer 13), 238#756 (woning Van Coppernolle).
  • MOENS J. 1989: Antwerpen 1921. Mondaniteiten en praatjes, Interbellum 9.2, 8-11.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vijverlaan [online], https://id.erfgoed.net/teksten/167478 (geraadpleegd op ).


Vijverlaan ()

Tussen Della Faillelaan en Groenerborgerlaan, alleen het noordelijk deel behorend tot het grondgebied Antwerpen; naamgeving in 1911 in verband met de nabij gelegen vijver van het kasteel Den Brandt. Open bebouwing met landhuizen in grote omhaagde tuinen; nummers 3 en 5 in cottagestijl met typische erkers, portieken en topgevels met vakwerk.


Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vijverlaan [online], https://id.erfgoed.net/teksten/113686 (geraadpleegd op ).