Teksten van Ahornenlaan

https://id.erfgoed.net/themas/12098

Ahornenlaan ()

De Ahornenlaan maakt deel uit van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", een prestigieus villapark in 1910 aangelegd op het grondgebied van Antwerpen en Wilrijk. Het gebogen, met bomen beplante tracé verbindt de kruising van Berkenlaan, Olmenlaan en Laarstraat, met de kruising van Dennenlaan en Palmenlaan.

Historisch kader

"Den Brandt", een domein met oppervlakte van zowat 48 ha gelegen op het grondgebied van de gemeente Wilrijk, werd in 1910 met uitzondering van het kasteel door de erfgenamen van René Jacques della Faille de Waerloos verkocht aan de stad Antwerpen. Een beperkt gedeelte van de gronden bleef behouden als openbaar park, bedoeld om te worden ingelijfd in het nieuw te vormen Nachtegalenpark. Met dit doel verwierf de stad in dezelfde periode eveneens de domeinen Middelheim en Vogelenzang, een operatie die gepaard ging met grenswijzigingen tussen de stad Antwerpen en de gemeenten Berchem en Wilrijk. Voor het overgrote deel van de gronden van "Den Brandt", bestemd als villapark, verkreeg de familie della Faille de Waerloos een verkavelingsvergunning. Daarop werd in de schoot van de familie de naamloze maatschappij Extensions et Entreprises Anversoises opgericht, later bekend onder de naam Extensa, die instond voor de verkoop van de percelen van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt". Een conventie tussen deze maatschappij en de stad Antwerpen, de zogenaamde "Conventie della Faille" bepaalde de stedenbouwkundige voorschriften, onder meer de aard en omvang van de op te richten gebouwen en het soort van gebouwen dat er niet mocht komen, zoals elke vorm van handel, nijverheid of horeca, verzorgings-, onderwijsinstellingen en kloosters. Voor de percelen gold een minimum oppervlakte van 1000 m2 verminderd tot 600 m2 voor bepaalde zones, en het aanwezige bomenbestand diende zoveel mogelijk te worden gevrijwaard. Het karakter dat voor de nieuw te bouwen landhuizen werd nagestreefd was dat van het 'parc habité', met een vrijstaande inplanting, een sierlijk omheinde voortuinstrook van 4 tot 6 m diep, een minimum afstand tussen de woningen van 8 m, en een opgelegde kroonlijsthoogte tussen 7 en 17 m. Mits naleving van de gestelde perceelsoppervlakte konden de woningen per twee tot maximaal drie worden gekoppeld. De noordwestelijke hoek van de wijk, samenvallend met de uiteinden van Acacialaan, Eglantierlaan en Berkenlaan, een sectie van de Kruishofstraat en de volledige Varenlaan, grotendeels op het grondgebied van Wilrijk, was voorbehouden voor aaneengesloten rijbebouwing 'de caractère architectural', met ruimte voor horeca. Hetzelfde gold voor het zuidwestelijke hoek van de wijk, samenvallend met de uiteinden van Cederlaan, Sorbenlaan, Vijverlaan en Dennenlaan. Alle bouwplannen dienden zowel door de maatschappij als door de stad te worden goedgekeurd, en voor de bebouwing gold een maximale termijn van twee jaar na verkoop van het perceel.

Het aanlegplan van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" werd ontworpen door hoofdingenieur-directeur van de dienst Wegenis Richard Lemeunier. Ten noorden aanleunend bij het voormalige militaire oefenveld Wilrijkseplein, wordt de wijk omgrensd door de Beukenlaan, de Groenenborgerlaan, de Cederlaan en de Berkenlaan. Hoofdas van de pittoreske parkaanleg met beboomde lanen is de Della Faillelaan, die in een wijde boog rond het Park Den Brandt loopt, en achtereenvolgens wordt gekruist door de Eglantierlaan, de Acacialaan, de Hagedoornlaan, de Kastanjelaan, de Olmenlaan, de Vijverlaan en de Dennenlaan. Een parallel circuit bestaat uit de elkaar kruisende Sorbenlaan en Ahornenlaan, waarop de pas begin jaren 1930 aangelegde Wilgenlaan, Platanenlaan en Palmenlaan aansluiten. Daarnaast fungeert de Seringenlaan als toegangsdreef tot Park Den Brandt in het hart van de wijk. De wegenwerken werden in 1911 en 1912 bij openbare aanbesteding toegewezen aan de aannemer van openbare werken Arthur Van Rijsseghem, en in twee fasen voltooid tussen 1911 en 1913. De aanplant van bomen en de verkoop van bouwgronden ging eveneens begin 1911 van start, waarna midden dat jaar al de eerste bouwaanvragen konden worden ingediend. Tot de naamgeving van de nieuwe straten werd in november 1911 beslist; de plechtige inhuldiging van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", met concerten en vuurwerk, vond plaats op 7 september 1913. Waar de wijk vóór de Eerste Wereldoorlog slechts een beperkte bouwactiviteit kende, met uitzondering van de speculatieve, verstedelijkte zone in de noordwestelijke hoek, vond de belangrijkste bebouwingsgolf plaats tijdens de eerste helft van de jaren 1920, gevolgd door een tweede tijdens de jaren 1950 en 1960. Afgelopen decennia stond de wijk opnieuw onder grote druk van de vastgoedmarkt, waarbij percelen zowel werden opgesplitst voor de bouw van bijkomende woningen, als samengevoegd voor nog grotere nieuwbouwvilla's. Een beperkt aandeel van de oorspronkelijke bebouwing, die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog ook al was getroffen door bominslagen, ging daarbij verloren.

Architectuur

Het tracé van de Ahornenlaan behoort in zijn totaliteit tot het eigenlijke villapark, waarvan het karakter wordt bepaald door open bebouwing op grote percelen. De landhuizen zijn naar bouwperiode op te delen in twee clusters: een intensieve bouwcampagne tijdens de jaren 1920 met uitlopers tot in de jaren 1930, en een hernieuwde bouwactiviteit tijdens de periode van eind jaren 1940 tot eind jaren 1950.

Van de cottagevilla's die hier tijdens het interbellum tot stand kwamen, zijn er nog vier intact. Eén daarvan maakt deel uit van een reeks van minstens drie landhuizen door de aannemer-bouwmeester Gerard Kloppers, waarvan de overige twee (nummers 2 en 8) grondig werden verbouwd. Tot de gesloopte cottagevilla’s behoren de villa voor de weduwe Lemoine door Léopold De Coninck en Maurice Potié uit 1928 - in deze periode veruit het meest actieve architectenbureau in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", en de villa voor Rosalia Smit-Wouters door Pierre De Jongh uit 1938.

Een minderheid van de landhuizen uit het interbellum ontstond onder invloed van de meer eigentijdse architectuurstromingen. Tot de meest opmerkelijke uitingen van het vroege modernisme in Antwerpen behoort de door Jos Ritzen ontworpen villa op de hoek met de Dennenlaan. Opgetrokken in opdracht van Tony Deckers maakt deze deel uit van een speculatief vastgoedproject uit, een combinatie van een villapark met een 'country-club', dat op twee reeds bebouwde percelen na het volledige bouwblok zou beslaan gevormd door Della Faillelaan, Dennenlaan, Ahornenlaan, Sorbenlaan en Vijverlaan. Op een termijn van zowat tien jaar plande Deckers hier de bouw van een uniform ensemble van een twintigtal villa's, alle ontworpen door Ritzen, gelegen rond een gemeenschappelijke binnentuin met clubgebouw, tennisveld, serre en pergola. Behalve de vandaag verdwenen serre met pergola en het tennishuisje, werden van dit project uiteindelijk slechts vijf villa's gerealiseerd: een verdwenen villa aan de Della Faillelaan ter hoogte van het huidige nummer 62, twee aanpalende villa's aan de Sorbenlaan, de verbouwde villa Dennenlaan 20, en de villa op de hoek van Ahornenlaan en Dennenlaan aan de tegenoverliggende straatzijde van het bouwblok. Eind jaren 1930 richtte Deckers op het binnenterrein tennisclub "Den Brandt" op, naar een ontwerp door Karel Van Riel en Maurice Janssens . Minder gaaf bewaard is de modernistische villa op nummer 15 hoek Vijverlaan, een ontwerp van Jan Vanhoenacker uit 1937 in opdracht van de Société d’Hemixem; de door een rotonde gekenmerkte eigen villa van Rob Schenck uit 1939 op nummer 29 hoek Sorbenlaan , wordt ontsierd door een later toegevoegde dakconstructie.

De villa’s die vanaf de latere jaren 1940 en tijdens de jaren 1950 aan de Ahornenlaan werden opgetrokken, behoren in overgrote meerderheid tot de meest conventionele, klassiek traditionalistische of regionalistische strekking binnen de toenmalige landhuisbouw. Representatieve voorbeelden zijn de villa Joseph Teichmann door Frans Laporta uit 1948 op nummer 33, de villa H. Cardon de Lichtbuer door Paul De Vroye uit 1950 op nummer 26, de villa Veretennicoff door Frank Blockx uit 1953 op nummer 31A, de villa Herman Huet door Gabriël Vinck op nummer 13, de villa Marcel Schoofs door Gabriël Deckers op nummer 18 en de villa Jean Van Stydonck door Joseph Reusens op nummer 28, de laatste drie uit 1954.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 238#1047 (nummer 2), 238#1819 (nummer 8), 238#1987 (villa Lemoine), 18#11416 (villa Smit-Wouters), 238#5175 (nummer 15), 238#5584 (nummer 29), 18#25325 (nummer 33), 238#7266 (nummer 26), 18#29642 (nummer 31A), 238#8437 (nummer 13), 238#8497 (nummer 18) en 238#8689 (nummer 28).
  • Architectuurarchief Vlaanderen, Archief Jos Ritzen, dossier Tony Deckers.
  • S.n. 1954: Villa de M. Cardon de Lichtbuer, à Anvers. Architecte: Paul De Vroye, La Maison 10.1, 19, 30.
  • MOENS J. 1989: Antwerpen 1921. Mondaniteiten en praatjes, Interbellum 9.2, 8-11.
  • CARPENTIER F. 2011: Between style and modernity: the architecture of Jos Ritzen (Heerlen 1896-Antwerp 1961) near the Nachtegalenpark in Antwerp 1924-1934, onuitgegeven verhandeling Maastricht University-Arts and Culture, Maastricht.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2014: Ahornenlaan [online], https://id.erfgoed.net/teksten/165987 (geraadpleegd op ).


Ahornenlaan ()

Gebogen straat in residentiële omgeving van het Nachtegalenpark, getypeerd door villa's vanaf de jaren 1940.


Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Steyaert, Rita; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & Kennes H. 1992: Ahornenlaan [online], https://id.erfgoed.net/teksten/113882 (geraadpleegd op ).