Drukke invalsweg die de dorpskern van Lendelede verbindt met de noordelijker gelegen Rijksweg. De straat kent een dalend verloop naar de Rijksweg toe. In 1784 wordt de straat omschreven als "straete commende van Iseghem voorby Cottjens molen naer Lendelede", zie renteboek heerlijkheid Steurenambacht. Aangeduid op de Atlas der Buurtwegen (1847) als één geheel met de Groenstraat en vermeld als "Kotjestraet", beschreven als "chemin d' Iseghem à Lendelede". Rond 1850 vermeldt ook de Popp-kaart nog "Kotjesstraat", rond 1900 wordt de nieuw aangelegde steenweg "Iseghemstraat" genoemd, thans Izegemsestraat.
In 1840-1841 wordt de volledige straat geplaveid. In 1890 wordt een nieuwe steenweg voltooid, die vanaf Izegem over een stuk van de Rijksweg, de Izegemsestraat, het Dorpsplein en de Heulsestraat verder naar Sint-Katharina liep. Daarvoor wordt het tracé van de Izegemsestraat gedeeltelijk rechtgetrokken, aan de noordzijde wordt een nieuw straatdeel aangelegd dat een stuk van de huidige Rijksweg bevat. Een kaart uit 1876 beeldt een eerder voorstel voor de nieuwe steenweg af, waarbij het noordelijke tracé nog over de Groenstraat loopt. In 1966-1967 worden verbeteringswerken uitgevoerd, wanneer de kasseien worden vervangen door asfalt.
Op een kaart bij de tiendenregisters van de Sint-Maartensabdij uit Doornik (circa 1645) wordt de straat weergegeven met verspreide bebouwing aan weerszijden van de straat. In 1764-1765 worden langsheen de belangrijkste invalswegen tot het dorp, de Izegemsestraat, de Heulsestraat en de Winkelsestraat, nieuwe abelen aangeplant. Op de Ferrariskaart (1770-1778) wordt langsheen de straat reeds een hoge mate van verspreide bebouwing weergegeven, veelal haaks op de straat (oost-west) georiënteerd. Ten noorden van de dorpskern ligt nog de oude baljuwswoning uit de tweede helft van de 18de eeuw. Aan de westzijde van de straat bevindt zich een hoeve binnen vierkante omwalling. In 1827-1828 wordt op initiatief van pastoor De Beir en burgemeester Wallays het rusthuis of "Huis van Barmhartigheid" opgericht, geopend in 1829.
Tegen het midden van de 19de eeuw is deze situatie weinig gewijzigd, zie Atlas der Buurtwegen (1847).
In 1879 bouwt men in het heetst van de Schoolstrijd in de Izegemsestraat een "Vrije Katholieke School", waar de zusters die uit het klooster waren gezet hun onderwijsactiviteiten konden verderzetten. De zaal "Sint-Joseph" deed ook als concertzaal dienst. In 1882 werd dit lokaal vergroot langsheen de Izegemsestraat tot een volume van 50 m lang en 8 m breed. Wegens plaatsgebrek in de gemeenteschool werden ook jongens onderwezen.
Op het einde van de 19de eeuw wordt door Alphonse Dassonville ten noorden van de kerk een olieslagerij opgericht. Tot voor de afbraak in de jaren 1990 wordt het bedrijf aanzien als één van de typische vroege mechanische olieslagerijen van de streek. Uit de vlaszaden werd lijnolie geperst, dienstig voor verlichting, huishoudelijke en farmaceutische doeleinden. Naast de olieslagerij wordt in 1910-1914 een fabrikantenwoning gebouwd, beeldbepalend binnen het dorpscentrum.
Het lokaal "Sint-Joseph" en het magazijn van Dassonville worden tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikt als paardenstallen. In 1918 wordt het lokaal door vluchtende Duitse troepen in brand gestoken. Langs de Izegemsestraat wordt na de oorlog een nieuwe zaal gebouwd, in de volksmond ook "Den Tap" genoemd.
In het begin van de 20ste eeuw bestaat het lokaal "Sint-Joseph" uit een langwerpig bakstenen gebouw onder zadeldak, haaks op de Izegemsestraat en langsheen het begin van de Pastoor De Beirstraat, gekenmerkt door zijpuntgevel met boogfries en gekoppelde lancetvensters, in de zijgevels zitten spitsboogvensters met maaswerk en waterlijst (zie oude postkaarten). Na 1918 wordt de zaal hersteld (zijpuntgevel van het bestaande gebouw werd gewijzigd) en aangevuld met een gebouw langs straatzijde, onder zadeldak met dakkapellen, met blinde straatgevel geritmeerd door zes verdiepte gevelvelden en een baksteenfries, met Tudorboogvormige poort.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog nemen Duitse officieren hun intrek in het kasteel van Leon Dassonville (Izegemsestraat). Op de speelplaats van de vrije lagere school aan "den Tap" wordt een houten barak ingericht als keuken, eet- en vergaderplaats. Na de bevrijding wordt een aanpalend gebouw gebruikt als munitiestapelplaats, in 1944 doet een ontploffing de omringende huizen, met inbegrip van de zaal "Sint-Joseph", in de as leggen. In de jaren 1960 wordt op de hoek met de Pastoor De Beirstraat een nieuwe Sint-Jozefszaal gebouwd. Opnieuw breekt echter in 1974 brand uit. In 1995-1996 wordt de zaal verbouwd tot het huidige cultureel centrum "Den Tap".
Uitvalsweg met vnl. bebouwing uit het tweede en derde kwart van de 20ste eeuw. Hoofdzakelijk woonfunctie. Tevens handels- en nijverheidsfunctie, onder meer met de bedrijven Vandecasteele (vlas) en Naessens (metaal). Ten oosten van het noordelijke straatdeel grenst de ambachtelijke zone Spoelewielen, centraal ten westen ambachtelijke zone 't Zaagske. Aaneengesloten bebouwing vnl. in het zuidelijke straatdeel, overige bebouwing twee aan twee of vrijstaand.
Doorheen de 19de en 20ste eeuw komen in de straat een veelheid aan herbergen voor, thans alle verdwenen, onder meer "De Leeuw", "Den Arend", "De Vlasbloem", "'t Zaagske", "De Steenweg", "West-Vlaanderen", "In Cuba", "'t Hof van Brabant", "Den Doorn", "Den Engel" en "In Java". Thans nog resterende bebouwing waar zich de herbergen "De Vlasbloem" (nummer 54), "'t Zaagske" (nummer 78) en "West-Vlaanderen" (nummer 96) bevonden.
In de jaren 1990 en het begin van de 21ste eeuw worden diverse woningen afgebroken, voornamelijk kleine dorpswoningen van één bouwlaag, onder meer de nummers 9-13, 8-12, 65, 73, 108. Resterende eenlaagse dorpswoningen situeren zich nog onder meer bij nummers 76-78, eenlaagsbouw met achterliggend atelierrestant, in kern opklimmend tot 1843, wanneer twee kleine woningen haaks op de weg worden afgebroken voor de oprichting van een nieuwe woning langsheen de straat, in opdracht van landbouwer Pieter Debrabandere uit Izegem. De woning wordt volgens kadaster vergroot en gesplitst in 1930. De noordelijke woning wordt in 1933 verkocht aan fietsenmaker Marcel Beeuwsaert, die er een kleine fietsenmakerij aanbouwt. In 1944 wordt volgens kadaster aan de noordzijde een bedrijfsgebouw opgetrokken, vermeld als "velomakerij" waarvan thans nog een stukje resteert. In nummer 78 is lange tijd ook de herberg "'t Zaagske" ingericht. Thans met gepleisterde en witgeschilderde straatgevel, met voegwerkimitatie en vergrote muuropeningen, naastliggend restant van ateliers, in baksteenbouw onder sheddaken.
Eenheidsbebouwing van woningen van twee bouwlagen en twee of drie traveeën uit het tweede en derde kwart van de 20ste eeuw, veelal in rode baksteenbouw onder pannen zadeldaken (nok evenwijdig met straat). Onder meer nummer 26, met expressief bakstenen sierparement, nieuwe kroonlijst en nieuw schrijnwerk. Nummer 36 met getoogde muuropeningen, met behouden schrijnwerk en nieuwe gootlijst. Nummer 42 met rechte muuropeningen (granito lateien), bewaard houten schrijnwerk. Nummers 50-52 met simili lateien, nummer 50 met lichte erkeruitbouw. Nummer 47 in rode baksteen met houten schrijnwerk, beglaasde deur met hekwerk. Nummer 55 met getoogde muuropeningen, nieuw schrijnwerk. Nummer 59, getoogde muuropeningen, gecementeerde plint en consoles (ook bij nummer 84).
Verder ook nummer 69, opgetrokken circa 1937 voor handelaar Joseph Dedeurwaerder: vrijstaande woning van twee bouwlagen in geelbruine baksteenbouw onder half schilddak in mechanische pannen; nieuwe gootlijst, betegelde plint.
Linkerdeurtravee in uitgespaarde hoek met bovenliggend balkon met buisleuning. Rechthoekige muuropeningen onder simililateien, bewaard witgeschilderd schrijnwerk op begane grond; achterliggende bakstenen loods met centrale poort onder I-profiel. Nummer 15, woonwinkelpand opgetrokken circa 1945 in opdracht van schilder Hector Vandoorne op de plaats van zijn vroegere in puin gevallen woning (zie ontploffing 1944). Gele baksteenbouw van twee bouwlagen onder mansardedak in zwarte mechanische pannen (nok parallel met straat); mijtervormige kapelnis, beglaasde winkelpui. Nummer 47, dubbelhuis van twee bouwlagen en drie traveeën onder pannen zadeldak, linkererkertravee.
Ten oosten van de weg komt nieuwe bebouwing voor van eengezinswoningen in tuin uit het laatste kwart van de 20ste eeuw. In 1999-2000 wordt door de Zuid-West-Vlaamse Sociale Huisvestingsmaatschappij een eigentijds bouwblok opgetrokken met 12 koopappartementen, naar ontwerp van architecten Croubels. Een nieuw rust- en verzorgingstehuis wordt in verschillende fasen opgetrokken, waarbij de oudere bebouwing zal worden afgebroken.
Restanten van vlasnijverheid in enkele resterende vlasschuren. Nr. 85 met achtergelegen vlasschuur met trapgevel en kapelnis. Nummer 71, bakstenen vlasschuur van derde type: centrale gevelkapel boven poort, thans onderdeel van vlasbedrijf Vandecasteele. In dit vlasvezelbedrijf worden de klodden (korte vezels) gezuiverd van de lemen, door zwingelen en kaarden. Sedert 1990 worden ook vlasvezels gecottoniseerd. Grondstoffen uit België en Frankrijk omgezet tot afgewerkt product voor export. Sedert 1978 bevindt zich aan 't Zaagske het metaalconstructiebedrijf Naessens, bestaande uit loodsen.
Bron: SANTY P. & DEVOOGHT K. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lendelede, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL41, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Santy, Pieter; Devooght, Kristien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Appartementsgebouw
Omvat
Arduinen kilometerpaal
Omvat
Herberg De Vlasbloem
Omvat
Pastorie
Omvat
Rusthuis Sint-Vincentius
Omvat
Vlasschuur met botehuis
Omvat
Vrijstaande dorpswoning
Omvat
Wegkruis Vrommants Kruis
Omvat
Woonwinkelpand
Is deel van
Lendelede
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Izegemsestraat [online], https://id.erfgoed.net/themas/13127 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.