Landbouwgemeente van 883 hectare en 2.721 inwoners. Eerste vermelding in 1168. Tot de 18de eeuw horend tot het land van Asse onder de Hertogen van Brabant.
De Vrouwenabdij van Vorst bezat er grote eigendommen (onder meer het Kravaalbos, indertijd moeras en dus goede grens). Voornamelijk de abdij van Affligem speelde een grote rol: patronaat van de kerk, bezit van de hoeven, te "Putte" en "te Mutsereel", de steengroeven in de Putstraat (16de tot 17de eeuw) (volgens sommigen in het gehucht Parijs), de Nedermolen met hoeve en Molenvijver. In 1521 liet Carolus de Croy een kasteel bouwen bij de Sint-Rochuskapel (met een rechte dreef naar de kerk), dat in hetzelfde jaar uitbrandde. Het dorp bleef lange tijd geïsoleerd wegens de omringende bossen en moerassen waarvan nu nog het Kravaalbos, de omgeving van de Aalterse Dreef (voorheen Affligembossen) en de Faluintjes getuigen. Kleinschalige homogene bebouwing met hoevetjes en boerenarbeidershuisjes.
Bron: D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n1 (A-G), Brussel - Gent.
Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)