De naam is van Keltische oorsprong. Eerste vermelding in 1314. Van de zeer oude bewoning getuigen enkele prehistorische vondsten.
Beverst behoorde bij de heerlijkheid Oreye, zelf een leen van het graafschap Loon. De oudst gekende heer van Beverst is Jan de Velroux, die de heerlijkheid in 1420 releveert. Het leen is achtereenvolgens in bezit van de families de Velroux, ook de Nandrin genoemd, Hoen van Hoensbroeck (1434) en de Geloes (1588). In 1683 verkoopt Willem Frans de Geloes de heerlijkheid aan Edmond Godfried Huyn, baron van Bocholtz, landcommandeur van Alden Biesen. Vanaf dan is het in bezit van de Duitse Orde.
De lagere rechtsmacht lag in handen van de schepenbank van Beverst, de 's Graevenbanck, deels aangesteld door de graaf van Loon, deels door de heer van Oreye. De middele en hogere rechtspraak werd deels uitgeoefend door de binnenbank van Bilzen, die Luiks recht sprak, terwijl de gehuchten Laar, Holt en Schoonbeek ressorteerden onder de buitenbank van Bilzen, die Loons recht sprak. De gemeente werd bestuurd door twee jaarlijks verkozen burgemeesters.
Op het huidige grondgebied van de gemeente bevonden zich een aantal grote leengoederen en hoeven. Het belangrijkste is Schoonbeek, met nog bestaand waterkasteel (confer Schoonbeek). Op Schoonbeek lag ook het leengoed Grotenrock. Voorts de hoeven Coum (thans verdwenen), Damreis (zie Damerstraat), grenzend aan Coum, en de waarschijnlijk omgrachte hoeve Schuylenborg, op de grens met Hoeselt. Laatstgenoemde hoeve wordt voor het eerst vermeld in 1578; ze is thans volledig verdwenen.
Reeds in de 8ste eeuw bestaat er te Beverst een kapel, een quarta capella, afhangend van de kerk van Hoeselt, dat in deze eeuw als parochie van Tongeren wordt afgescheiden. De kapel bezat dus noch het dooprecht, noch het recht de laatste sacramenten toe te dienen. Ze is toegewijd aan Sint-Gertrudis van Landen. De tienden zijn in handen van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel van Huy, het patronaatsrecht in die van de pastoor van Hoeselt. Bij de oprichting van het nieuwe concilie Hasselt in 1589 gaat Beverst hier deel van uitmaken, ondanks het feit dat het een filiaalkerk van Hoeselt is. In 1801 ressorteert de kapel onder de parochiekerk van Munsterbilzen, in 1805 onder die van Bilzen, om in 1839 een zelfstandige parochie te worden.
In de 17de eeuw heeft Beverst te lijden onder de plunderingen van Kroatische en Hollandse troepen, in 1653 onder de plundering door de soldaten van de hertog van Lorreinen, en onder verschillende troepenlegeringen gedurende het begin van de 18de eeuw en de eerste helft van de 18de eeuw.
Tijdens de Franse bezetting wordt Beverst ingedeeld bij het kanton Genk, een jaar later bij het kanton Bilzen. In 1878 worden de gehuchten Laar, Holt en Schoonbeek van het grondgebied van Bilzen afgescheiden en bij Beverst gevoegd.
Tot in de 20ste eeuw blijft Beverst een typisch, Vochtig-Haspengouws landbouwdorp van het straatdorptype (steenweg Hasselt-Bilzen), met verspreid liggende hoeven aan de secundaire wegen, of in vrij los verband gegroepeerd in de gehuchten. In de laatste decennia evolueert het naar woonforenzengemeente. De oorspronkelijke structuur is vrij duidelijk bewaard, hoewel overal veel nieuwbouw is te constateren. De bouw van sociale woonwijken in Schoonbeek hebben voor inwijking en bevolkingstoename gezorgd.
Buiten de kern van de gemeente, die aan de steenweg Hasselt-Bilzen ligt, en waaraan zich de kerk en een aantal eind 19de- begin 20ste-eeuwse bakstenen burgerhuizen en hoeven bevinden, bestaat de oorspronkelijke bebouwing voornamelijk uit vakwerkhoeven met losstaande bestanddelen, en een aantal gesloten baksteenhoeven uit de 19de eeuw. Een vrij groot gedeelte van de oppervlakte in het noorden van de gemeente, wordt ingenomen door bossen.
Oppervlakte: 983 hectare. Aantal inwoners (1976): 3.458.
- Uit het verleden van Beverst, in Het Oude Land van Loon, 3, 1948, p. 52-62, 65-70.
- BAMPS C., Trouvailles et découvertes, in L'ancien Pays de Looz, 3, 1898-1899, p. 34.
- BAUWENS-LESENNE M., Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg, behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen), Brussel, 1968, p. 18-20.
- CLAES L., Bilzen, Beverst en Munsterbilzen, Hasselt, 1982.
- DE DIJN C.G., Kunst en Cultuur in Limburg. Deel 1: Belgisch-Limburg. Hasselt, 1989, p. 68-69.
- DOORSLAER B.VAN, ed. Spoorwegen in Limburg. (Provincie Limburg, Dienst voor Industrieel Erfgoed) , Hasselt, 1991, p. 40.
- DUSAR A., Limburgs kunstbezit. Van prehistorie tot classicisme, Hasselt, 1970, p. 94, 165, 194.
- OVERSTRAETEN, J. VAN, Holt, in De Toerist, 5, 1970, p. 68.
- PAQUAY J., Les paroisses de l'ancien concile de Tongres y compris les conciles de Hoeselt et Villers-l'Evêque démembrés du même concile, in Bulletin de la Société d'Art et d'Histoire du Diocèse de Liège , 18, 1909, p. 43, 90-105.
- PAQUAY J., Het leen Beverst, in Limburg, 17, 1936, p. 161-166.
- VOLS J., Beverst, in Tijdschrift voor de Touring Club van België , 53, 1947, p. 3-7.
- VOLS J., Hoe Beverst een zelfstandige parochie werd, in Het Oude Land van Loon , 4, 1949, p. 143-147.
- VOLS J., Uit het verleden van Beverst; de toren, in Het Oude Land van Loon , 4, 1949, p. 12-15.
- VOLS J., Oud Beverst, in Album Dr. M. Bussels (Federatie der Geschiedkundige en Oudheidkundige Kringen van Limburg) , Hasselt, 1967, p. 611.
- V[OLS] J., Voorhistorisch Beverst, in Limburg, 18, 1936, p. 225-226.
- WEYNS J., Beverst. Vierkanthoeve (1783-1847). De jongste boerderijaanwinsten te Bokrijk, in Bokrijkse Berichten.
- WILLEMS J., Iets over Beverst, in De Toerist, 12, 1933, p. 783-784.
- WILLEMS C., Geschiedenis van Beverst, in Limburg, 17, 18, 1936, 1936-37, p. 201-209, 228-232; 4-11, 47-53, 69-75, 92-96, 137-140, 155-159, 176-180.