De oude bewoning van Eigenbilzen blijkt uit de prehistorische en Romeinse vondsten. In 1871 wordt op de Kannesberg een zeer rijk zogenaamd "vorstengraf" van circa 400 vóór Christus ondekt, waarin zich een een bronzen, geribde emmer van Italische herkomst bevond, die de as van de afgestorvene bevatte, twee bronzen wijnkannen, één van Italisch, één van Keltisch fabrikaat, en een Keltische sierband van goud; deze voorwerpen bevinden zich thans in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel. Dit is het meest noordelijke van dit soort "vorstengraven" dat in Europa werd gevonden. Voorts worden resten gevonden van drie Romeinse villa's, waarvan één op de Steenberg, en een belangrijke, Romeinse begraafplaats, gevonden bij het afgraven van de Hommelenberg in de jaren 1950-1955. Een antieke weg, komende van de Romeinse weg Tongeren-Maastricht, liep door het grondgebied naar het noorden. De continuiteit van de bewoning wordt aangegeven door de Merovingische vondsten van de plaats Noterbos.
De gemeente wordt voor het eerst vermeld in 1096 als Eigenbilesen. Het behoorde tot het domein van de graven van Loon, en was later eigendom van de Luikse Bisschoppelijke tafel. Deze verpandt vanaf 1680 de heerlijke rechten aan de familie de Heusch de Zangerye.
Op juridisch gebied maakte Eigenbilzen deel uit van de buitenbank van Bilzen. Er bevonden zich enkele grote lenen. Het belangrijkste is het Haenengoed, thans Zangerhei (zie Zangerhei, Kasteel van Zangerhei), dat toebehoorde aan de familie de Heusch, die in 1680 de heerlijke rechten over heel Eigenbilzen verwerf; het goed Hommelen, in 1365 uitgebaat door Zacharias van Hommelen, in 1793 gereleveerd door F. Cox; Sint-Anthonis, als eigendom van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel van Maastricht vermeld in 1793. De heerlijkheid Croenendael of Croonendael (zie Waltwilder, Groenendaal) behoorde tijdens het ancien régime eveneens tot Eigenbilzen. Op het grondgebied lagen ook een aantal laathoven: Winckelhen, in 1365 gereleveerd door Arnold van Winckele; Clutshof, in 1792 vermeld als bezit van F. Cox van Hommelen; het Bonetershof of Hof van Widooie, in 1420 gereleveerd door Jan van Widoye, in 1446 vermeld als bezit van Laurens van Boneters en in 1793 gereleveerd door weduwe Leonard de Mathijs; het Hof van Eigenbilzen, eigendom van de abdij van Herkenrode.
De Sint-Ursulakerk was een filiaal van Gellik; de pastoor van Gellik bezat het patronaatsrecht en een deel der tienden. Het overige deel was in het bezit van de abdijen van Munsterbilzen en Sinnich (Teuven). Tot de parochie van Eigenbilzen behoorde ook Mopertingen en een deel van de latere gemeente Hoelbeek. In 1747, na de slag van Lafelt, wordt de kerk door Franse troepen leeggeplunderd.
Eigenbilzen is gelegen op de rand van de Kempen; de grens tussen Kempen en Haspengouw ligt ongeveer ter hoogte van de spoorlijn. Tot begin 19de eeuw was de helft van de oppervlakte (noorden) ingenomen door heide. In de eerste helft van de 19de eeuw wordt deze heide gedeeltelijk bebost. Het oostelijke gedeelte van de gemeente wordt sinds doorsneden door het Albertkanaal. De spoorlijn Hasselt-Maastricht doorkruist sinds de aanleg in 1864 de gemeente, die voorzien was van een thans verdwenen station. De actieve bevolking leefde van de landbouw, thans is 60 procent buiten de gemeente tewerkgesteld.
Oppervlakte: 827 hectare. Aantal inwoners (1976): 2.196.
Bron: SCHLUSMANS F. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Bilzen - Maasmechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)