Hoelbeek wordt voor het eerst vermeld in 1178 als Holenbeken. Het was een Loonse heerlijkheid. Op het grondgebied van de huidige gemeente bevond zich echter een belangrijker Loons leen, Jonckholt (zie Kasteel Jonckholt, Jonckholtstraat). Vanaf de 14de eeuw bezitten de heren van Jonckholt ook de heerlijkheid Hoelbeek. Beide lenen zijn achtereenvolgens in bezit van de families de Jonkhout (1361), de Guygoven (1391), van den Bosch de Mopertingen (15de eeuw), de Merode de Houffalize (1494), Vaes (1639) en van Eyll (1665).
De schepenbank behoorde tot het beroepsgebied van de buitenbank van Bilzen. Op het grondgebied bevond zich het laathof Jonkhout, dat ook gronden had in Eigenbilzen.
Op kerkelijk gebied behoorde Hoelbeek deels onder de parochie Eigenbilzen, deels onder de parochie Waltwilder. De Sint-Adrianusparochie wordt pas zelfstandig in 1934.
Hoelbeek is steeds een landbouwgemeente geweest, zonder industrie. Twee derde van de plaatselijk actieve bevolking is thans tewerkgesteld buiten de gemeente.
Oppervlakte: 387 hectare. Aantal inwoners (1976): 422.
- F[RANQUINET] G.D., Bankzegel van Jonchout, in De Maasgouw, 2, 1880, p. 279.
- JONCKHOUT J., Jonkhout of Jonckholt, in Limburgs tijdschrift voor genealogie, 7, 1979.
- MAENEN J., Hocht, Lanaken, 1978.
- PAQUAY J., Les paroisses de l'ancien concile de Tongres y compris les conciles de Hoeselt et Villers-l'Evêque démembrés du même concile, in Bulletin de la Société d'Art et d'Histoire du Diocèse de Liège, 18, 1909, p. 189, noot 193.
- PAQUAY J., La Seigneurie de Jonckholt, in Bulletin de la Société scientifique et littéraire de Limbourg, 43, 1929, p. 95-102.
- PAQUAY J., Oudheidkundige inventaris der kunstvoorwerpen in kerken en openbare gebouwen, Volume, Aflevering VIII, Kanton Bilzen, sine loco, 1932, p. 68.