Het gehucht Schoonbeek werd in 1878 van Bilzen afgescheiden en bij Beverst gevoegd. Het bestond uit twee lenen: Schoonbeek en Grotenrock. Laatstgenoemde bezat een omgrachte hoeve; eerste vermelding in 1302; achtereenvolgens in bezit van de familie Burgers, de Merode, de Moffarts, de Brouckmans en de Renesse. Circa 1895 werden de gebouwen afgebroken.
Schoonbeek was een vrijheerlijkheid. In 1361 wordt een jonker Willem van Schoenbeek vermeld. De heerlijkheid is achtereenvolgens in bezit van de families van Schoenbeek en van Cortenbacht (1533-1710). In 1710 koopt Hendrik Emerix van Maastricht het kasteel. Daarna verwerft de familie de Méan de Beaurieux Schoonbeek; zij verkoopt de heerlijkheid in 1777, en in 1780 wordt het gekocht door Jacques Philippe graaf van Preston, tweede zoon van Jenicot Preston, burggraaf van Gormanston, lord rijksgenoot van Ierland; aangezien hij een vreemdeling is worden zijn goederen tijdens de Franse bezetting wel onder sekwester gesteld, maar niet verkocht. Door huwelijk komt Schoonbeek vervolgens in bezit van de familie de Renesse.
Bron: SCHLUSMANS F. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Bilzen - Maasmechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n3, Brussel - Turnhout. Auteurs: Schlusmans, Frieda Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)