Mogelijk was het gehucht Herbricht aan de Maas, op de Ferrariskaart aangeduid als Hameau Herbergh, de plaats waar zich de Karolingische burcht Harburgum (vermeld in 922) bevond.
Naast Meersen, Maastricht, Gaugelt, Jupille, Herstal en Chèvremont was Harburgum-aan-de-Maas één van de koninklijke hoven van Lotharingen. Hier trok Giselbrecht, zoon van Reinier Langhals zich terug, waarna de Oost-Frankische koning het beleg ervoor opsloeg.
Twee auteurs identificeren Harburgum met Borgharen; toch houdt de hypothese van Herbricht stand, aangezien dit gehucht in 1178 als Haburg en in 1383 als Harbricht wordt vermeld; bovendien lagen bij een vroegere loop van de Maas Herbricht, Vuilwammes (NL) en Hartelsteyn (NL) op dezelfde Maasoever, het latere slot Hartelsteyn zou oorspronkelijk dus maar een bolwerk geweest zijn van Harburgum.
Vóór het gehucht lag tot in de 19de eeuw een vrij groot eiland in de Maas. Door de aanleg van de Zuid-Willemsvaart in 1824-1829 werd Herbricht van de dorpskern van Neerharen afgesneden.
Het gehucht heeft in de loop der tijden aan belang ingeboet. Waar in de 18de eeuw (Ferrariskaart) het gehucht bijna een even dichte bebouwing kent als de dorpskern van Neerharen, is deze in de eerste helft van de 19de eeuw (Atlas van de Buurwegen, 1846) geslonken tot de huidige omvang van een zevental hoeven. Hoewel de inplanting van de huidige gebouwen nog beantwoordt aan die van 1846, werden de eigenlijke gebouwen sterk aangepast of volledig herbouwd, zodat van de oude kernen vrijwel geen sporen bewaard bleven.
- COENEN J., De drie kastelen van Neerharen. (Limburg, 27, 1947, p.121-139)
- HABETS J., Een woord over de ligging der Karolingische Veste "Harburgum" bij Maastricht. (Dietsche Warande, 8, 1869, p.68-72).