Landelijke gemeente aan de Zenne, ten westen van Mechelen. Sedert 1 januari 1977 deelgemeente van Mechelen. Nagenoeg rechthoekig blok tussen Heffen (noorden) en Hombeek (zuiden), ten westen begrensd door Tisselt en Kapelle-op-den-Bos. Oppervlakte: 931 ha. Inwoners: 2.407 (1/1/1994).
De ontdekking van een Gallo-Romeinse constructie in 1939 (onderzocht in 1983-1985) ten noordoosten van de Steynemolenhoeve (Kapellebaan 10) getuigt van de Romeinse aanwezigheid in deze regio. De oudste vermelding van Leest dateert echter van 1129 toen de bisschop van Kamerijk het patronaatsrecht van de kerk van Leest overdroeg aan de abdij van Kortenberg. De eerste nederzetting zou ontstaan zijn rondom een romaans kerkje op de zogenaamde "Klaasberg", de huidige dorpsplaats, en niet vlak bij de Zenne omwille van de lage ligging der gronden aldaar. Het dorpsplein gaf eertijds toegang tot het omwaterde dorpshof, later uitgegroeid tot heerlijkheid, namelijk het "Hof ten Broecke" (zie Leest-Dorp). Vóór 1308 een vrije nederzetting op bestuurlijk en rechterlijk gebied met eigen schepenbank. Vanaf 31 januari 1308 kwam het oostelijk deel, bestaande uit een kouter- en beemdengebied, aan de Vrijheid van Mechelen onder de prins-bisschoppen van Luik, terwijl het westelijk deel onder het hertogdom Brabant kwam. Dit deel bestond uit heidegebied dat geleidelijk in cultuur werd gebracht. Reeds in de 14de eeuw was Leest een welvarend landbouwgebied en werd het westelijk deel gekenmerkt door grote veldencomplexen met bijhorende ontginningshoven, waarvan tot op heden sporen bleven bewaard in de toponymie en het voortbestaan van grotere hoeven op die plaatsen. Na de Franse Revolutie opnieuw een zelfstandige gemeente.
Heden nog steeds landelijke gemeente op de linkeroever van de Zenne. De dorpskern in het oostelijk deel wordt gekenmerkt door een woonconcentratie, bestaande uit een heterogene dorpsbebouwing vanaf de tweede helft van de 19de eeuw. Het resterende landelijke gedeelte wordt er geleidelijk opgeofferd aan de woonfunctie, ten gevolge het forensisme naar Mechelen en Brussel: zo wordt het gebied ten noordwesten van de kern (omgeving Vinkstraat) ingepalmd door zeer recente verkavelingen (1980-1990 e.v.), terwijl de zone tussen Zenne en Kouter ten zuidoosten van de kern is ingenomen door een woonwijk uit de jaren 1960. Het westelijk deel van de gemeente bleef tot op heden een zeer landelijk gebied met verspreide grotere hoeven, als resten van historisch belangrijke ontginningshoven.
- DUMELZ A., Plan géométrique parcellaire de la commune de Leest, 1810, (Stadsarchief Mechelen).
- VAN ACOLEYEN J., Generale metinghe ende caertboeck der prochie van Leest gemeten ten jaere 1723, (Stadsarchief Mechelen).
- Leest Geweest, o.l.v. HERREGODS G., s.l., 1978.
- REYDAMS A., Omstreken van Mechelen [Leest], (Bulletin Cercle Archéologique de Malines, XV, 1905, p. 416-418).
- UYTERHOEVEN J. en STEURS V., Nieuwe vondsten in het Mechelse, (Mechelse Bijdragen, VI, 1939, nummer 4, p. 182-186).
- VANDENBERGHE S., Blik op het cultureel patrimonium van de Mechelse fusiegemeenten, Overdruk Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, deel LXXXI, 1977, p. 122-127.
- VERBESSELT J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw. Deel X. Tussen Zenne en Rupel, Pittem, 1969, p. 341-358.