Deelgemeente van Willebroek, gelegen in het oosten van de gemeente, ten zuiden van Heindonk en ten westen van Heffen; oppervlakte: 450 hectare.
Het westelijke en zuidelijke deel van Blaasveld behoorde tot de "Grote Heide" (zie Hombeek, Leest en Heffen). Het noordoostelijke deel van het grondgebied behoort tot het donkengebied langs de Rupel, namelijk het staatsdomein zogenaamd "Het Broek", een deel van een waterrijk natuurgebied met een afwisselend landschap van bossen, weiden, velden, hagen, bomenrijen en sloten ontstaan in de 12de en 13de eeuw na de indijking van de Rupel; de talrijke vijvers in het gebied zijn sporen van de turfontginning en het roten van vlas. Het uitzicht van het Broek werd verder bepaald door de aanplanting van populieren tussen 1920 en 1960. In 1969 werd het voortbestaan van het Broek bedreigd door de plannen voor een zandwinningsgebied; na massaal verzet echter verplaatste men de zandwinningsput (zie Heindonk, watersportbaan van Hazewinkel). De Zwarte Beek vormde de natuurlijke grens met Willebroek, volgens Verbesselt eertijds de scheiding van het Karolingische domein van Cornelimunster met Puurs als centrum, het grote complex van Zemst/Smal-Brabant en het domein van Mechelen.
Sporen van bewoning uit het neolithicum (palen, aardewerk en vuurstenen) werden in de 19de eeuw gevonden nabij de spoorweg Mechelen-Terneuzen. Blaasveld was oorspronkelijk één geheel met Heffen binnen het Mechelse domein, waarvan grote delen in de 10de eeuw en in de eerste helft van de 11de eeuw onder de voogdij kwamen van de Berthouts. Zo werd Blaasveld een feodaal goed (met negentien achterlenen in 1474) afhankelijk van de heren van Grimbergen (geslacht Berthout en opvolgers), aansluitend bij hun voogdijgebieden van Ruisbroek en Willebroek. De leenhouders oefenden de hoge, middelbare en lage rechtsmacht uit. De eerste heren van Blaasveld droegen de naam van het goed, dat nadien nog diverse eigenaars kende onder meer Rudolf Pipenoy, Jan Wytfliet (midden 14de eeuw), Jan van Bouchout, Jan Tencke (tweede helft 14de eeuw), en vervolgens de families vander Bruggen (15de eeuw), de Prant (15de-17de eeuw) en d'Ongnies (midden 17de-18de eeuw). In 1647 werd Blaasveld door Filips IV tot baronie verheven ten gunste van Cosmas de Prant (zie grafplaat in Sint-Amanduskerk),
Landelijke gemeente met lintbebouwing geconcentreerd in de omgeving van de drukke Mechelsesteenweg. Kleine woonstalhuizen (onder meer Geerhoek nummer 2, Mechelsesteenweg nummer 310, beide volgens kadaster van vóór 1850) en dorpswoningen met enkel- (onder meer Dorpsstraat nummer 7, volgens kadaster uit het eerste kwart van de 20ste eeuw) of dubbelhuisopstand (onder meer Keizerstraat nummer 2, volgens kadaster uit de jaren 1920) opklimmend tot de 19de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw. Verder doorsneebebouwing uit de 20ste eeuw.
- DE DECKER K., Nieuw Willebroek in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1977.
- MELKENBEECK J., Heraldiek der gemeenten van Klein-Brabant, in Eigen Schoon en de Brabander, LII, 1969, p. 92-95.
- VERBESSELT J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, deel X: Tussen Zenne en Rupel, Pittem, 1969, p. 381-390.