Sterk geïndustrialiseerde gemeente, centrum van het zogenaamd Vaartland, ten noorden begrensd door de Rupel en van noord naar zuid doorsneden door het Zeekanaal Willebroek-Brussel, gelegen aan de baan Antwerpen-Brussel (A12), aan de splitsing van de weg vanuit Mechelen naar Dendermonde en naar Temse/Sint-Niklaas. Oppervlakte: 1020 hectare.
Het moerassige broekgebied, volgens J. Verbesselt aanvankelijk behorend tot het Karolingische domein van Cornelimunster met Puurs als centrum, werd reeds vóór het einde van de 11de eeuw ingedijkt, wat bevestigd wordt door het bestaan van een parochie in de 12de eeuw. Het altaar van Willebroek werd in 1189 (zie J. Verbesselt, andere auteurs vermelden 1180) toegekend aan de Sint-Aubertusabdij van Kamerijk. Het wereldlijk gezag kwam van in de 11de-12de eeuw in handen van de voogden van het Karolingische domein, met name de familie Berthout, heren van Grimbergen. Latere machthebbers van Willebroek, opgenomen in het Land van Rumst, behoorden tot de geslachten van Vianden, Béthune, Bar, Luxemburg en Nassau. Van 1560 tot 1619 was de heerlijkheid van Willebroek, samen met Ruisbroek, een bezit van het geslacht Schetz, nadien van de familie de Ligne. In 1661 werd Willebroek aangekocht door de familie Helman en tot baronie verheven. De aanleg van het kanaal Willebroek-Brussel (zie Klein-Willebroek) in 1550-1560, ingehuldigd in 1561, betekende voor Willebroek, aanvankelijk een straatdorp aan de toenmalige Dorpsstraat (zie August Van Landeghemstraat), een enorme economische stimulans. In het noorden van het gebied, aan de monding van de vaart in de Rupel, ontstond Klein-Willebroek, een gehucht dat slechts einde 19de eeuw een zelfstandige parochie werd, doch dat vanaf de 16de eeuw Hellegat/Ruisbroek verdrong als belangrijkste Rupelovergang. Door het kanaal werd Willebroek bovendien een strategisch versterkt bolwerk (schans in Klein-Willebroek) dat een rol speelde tijdens de godsdiensttroebelen (in de 16de eeuw), de Brabantse Omwenteling (1789) en de Boerenkrijg (1798).
Tot in de 19de eeuw was Willebroek een landelijke gemeente met enkele bierbrouwerijen, jeneverstokerijen en linnenblekerijen; de bevolking leefde voornamelijk van de landbouw en de scheepvaart. De verregaande industrialisatie van de gemeente begon in 1860 met de vestiging van een papier- en stoomketelfabriek door Louis De Naeyer (zie de vele aanvragen in het Fonds voor Vergunningsplichtige Inrichtingen vanaf 1860). Door dit snel evoluerende bedrijf kende Willebroek een enorme demografische groei. Naast zijn, nu verdwenen kasteel, kinderkribbe en gasthuis, liet Louis De Naeyer vanaf 1863 voor zijn werknemers woningen bouwen, die nu nog het straatbeeld bepalen van enkele wijken (onder meer Edmond de Grimbergheplein en omgeving, Heindonksesteenweg, Oude Dendermondsestraat, Nonnenvijverstraat en anderen). Ook de fabrieken Den IJzeren (S.A. de Construction et des Ateliers de Willebroeck, ijzerconstructies voor binnen- en buitenland) van 1875, De Cokes (Association Métallurgique pour la Fabrication du Coke S.S., produktie van hoogovenscokes voor staalbedrijven) van 1901 en Den Ammoniak (Ammoniaque Synthétique et dérivés A.S.E.D. en E.C.A.S.E.D., productie van ammoniak) van 1928 speelden een grote rol bij de industrialisatie van de gemeente, mee gestimuleerd door de aanwezigheid van het kanaal en de spoorweg Mechelen-Terneuzen (1871). Om aan de evolutie van de economie en de scheepvaart te voldoen werd de Willebroekse vaart, in de periode 1900-1922, door verbreding en verdieping omgevormd tot Zeekanaal met een nieuwe arm naar Wintam.
Na de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog werd Willebroek erkend als geadopteerde gemeente en aansluitend werd een wedstrijd uitgeschreven voor de aanleg van een nieuw kwartier tussen de Dendermondsesteenweg en de industrieterreinen, in de buurt van het station. Het winnende project zogenaamd Garden-City van architecten A. De Mol en E. Van Averbeke werd echter niet uitgevoerd. De woningen op de Hoge Heide en Herselaer werden tussen 1923 en 1930 in vijf reeksen gebouwd naar ontwerp van G. Van Dyck. Ook tijdens de jaren 1950 werden vele nieuwe straten getrokken en werd er massaal gebouwd. Zo ontstonden in het derde kwart van de 20ste eeuw de sociale woonwijken Den Brand I en II (1959 en volgende) en Willebroek-Stad, laatst genoemde ten noordoosten van de Ringlaan, deels op gronden van het verdwenen kasteel Termeeren of Meerhof (verkaveld circa 1970, zie Breendonk). Later volgden de appartementsgebouwen aan de Ringlaan. Het uitzicht van de gemeente wordt grotendeels bepaald door oude en recente industrieterreinen voornamelijk ingeplant ten noorden en noordwesten van het station, aan de vaart en aan de A12 (Antwerpen-Brussel).
Als gevolg van de steeds meer doorgedreven industrialisatie werd Willebroek een dicht bevolkte gemeente met talrijke dicht bebouwde woonwijken uit de laatste helft van de 19de eeuw en uit de 20ste eeuw. Uit het archiefonderzoek bleek onder meer een massale wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog, waarbij op de bouwtoelatingen vaak het adres en de kadastrale gegevens ontbreken. Opvallend in het straatbeeld is de aanwezigheid van talrijke beelden onder meer van L. Eyckermans (Man en Vrouw, 1964, Kapelstraat; Jong meisje, 1964 en De Baadster, 1966, Lindenstraat), W. Peleman (Vormgeving in de ruimte, 1971, Lijsterstraat/Nachtegaalstraat), H. Van Beersel (Vriendinnen, 1978, Schoolweg; Eurofontein, 1990, Zwaluwstraat/Vinkstraat). De laatste sporen van landbouw bevinden zich in het zuidwesten van de gemeente, in de buurt van het Fort van Breendonk, en in het noordoostelijk gebied aansluitend bij het natuurgebied Blaasvelds Broek.
- Provinciaal Archief Antwerpen, Gebouwen specifiek gemeente, Willebroek, dossiers 2, 3, 4, en 8.
- Provinciaal Archief Antwerpen, Vergunningsplichtige Inrichtingen, Willebroek, diverse dossiers vanaf 1860.
- BOGAERTS K. & GOOSSENS G., Beelden in Willebroek, Willebroek, 1991.
- DE DECKER K., Geschiedenis van de Willebroekse straatnamen, Willebroek, 1989.
- DE DECKER K., Louis De Naeyer, grondlegger van de industrialisatie in het Vaartland, Willebroek, 1990.
- DE DECKER K., Willebroek in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1976.
- DE HERDT T. & RABHOOY T., Willebroek van landbouwdorp tot industriegemeente, Willebroek, 1982.
- DE KEERSMAECKER J., Wandelboek van het oude Willebroek, Dorp en Natuur, Mens en Geschiedenis, Willebroek, 1989.
- HESSELINK H.G., Geschiedenis der spoorwegen Gent-Terneuzen en Mechelen-Terneuzen, Kloosterzande, sine dato.
- PEPERMANS G., De spoorweg Mechelen-Terneuzen, sine loco, 1979.
- AN DE VEN H., Vaartnummer, in 't Vaartland, 1973, nr. 1.
- VERBESSELT J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw. Deel IX. Tussen Zenne en Rupel, Pittem, 1969, p. 253-266.
- VIVIJS S., Brede dunc. Een bijdrage tot de geschiedenis van Breendonk, Zele, 1981.
- Gegevens verstrekt door H. Lejon.