Landelijke gemeente in het noorden van Klein-Brabant. Ten noorden begrensd door de Schelde, ten oosten door de Rupel; in het zuiden wordt de grens met Puurs gevormd door de Vliet; in het westen grenzend aan Bornem. Hingene omvat twee vrij belangrijke gehuchten: Wintam in het oosten en Eikevliet in het zuidoosten. Sedert 1 januari 1977 deelgemeente van Bornem. Oppervlakte: 1.493 hectare 91 are. Inwoners: 4.509 (1/1/1994).
Voortgaande op talrijke vondsten, onder meer een muntschat ontdekt in 1846 op de Kouter tussen Wintam en Hingene, klimt de geschiedenis van Hingene op tot de Gallo-Romeinse periode. Vermits Hingene als leen deel uitmaakte van het Land van Bornem zal haar geschiedenis aanvankelijk parallel verlopen met die van Bornem. Na tijdelijk deel uitgemaakt te hebben van het Land van Rumst (tot 1449) en in het bezit te zijn geweest van de huizen van Vlaanderen en Luxemburg, werd Hingene in 1535 verkocht aan Hendrik van Nassau; in 1560 aangekocht door Melchior Schetz, die het onmiddellijk verkocht aan zijn broer Gaspar, heer van Grobbendonk en gehuwd met Catharina van Ursel. Het is hun zoon Conrard die de heerlijkheid zal erven en die evenals zijn afstammelingen vanaf 1617 de naam "van Ursel" zal dragen; vanaf 1638 krijgt hij de titel van graaf, en vanaf 1717 die van hertog. Door aanhoudend verzet tegen de macht van de kastelenij Bornem, had Hingene steeds een zekere zelfstandigheid behouden en was het, samen met Wintam, Eikevliet en Nattenhaasdonk, inmiddels uitgegroeid tot een heerlijkheid met lage, middelbare en hoge rechtspraak; in 1450 werd immers een schepenbank opgericht, waarvan de leden benoemd werden door de Bornemse leenheer.
Door haar ligging aan de Schelde, de Rupel en de Vliet bestaat Hingene hoofdzakelijk uit polder- en broekland, eeuwenlang blootgesteld aan overstromingen (zie het bestaan van de talrijke kreken en wielen). Reeds zeer vroeg werd er ingedijkt en ingepolderd (zie het bestaan van Nattenhaasdonk in de 11de eeuw); grootscheepse werken werden uitgevoerd vanaf de 13de eeuw, onder meer circa 1250 in het Eikerbroek ten noordoosten van Eikevliet, en veroorzaakte grondige wijzigingen in het cultuurlandschap. Het opwerpen van de eerste echte dijken langs de Schelde en de Rupel zou volgens L. Mees pas gestart zijn in de loop van de 15de eeuw; deze dijken bleven voortdurend onderhevig aan herstel en verbetering en brachten zware lasten mee voor de plaatselijke bevolking. Slechts door de snelle ontwikkeling van de waterbouwkunde in de 18de eeuw, werden de dijken geleidelijk verhoogd en de verordeningen strenger toegepast, waardoor de zwaarste waterellende langzaam zou verminderen. Om overstromingsrampen zoals Ruisbroek-1976 te voorkomen werd in het begin van de jaren 1980 een aanvang gemaakt met het SIGMA-plan (1977). Sedertdien bieden de dijken meer veiligheid voor het achterland, maar het authentieke karakter van de rivierbegeleidende landschappen ging grotendeels verloren.
Het strategische belang van de Rupelmonding weerspiegelt zich in het vroege bestaan van Nattenhaasdonk (zie Wintam); dit gehucht (in 1030 reeds vermeld als "Havequesdunc"), gelegen op de zeer lage gronden in het noordoosten vlak bij de Schelde en ten noordwesten van Wintam, was eertijds een zelfstandige parochie, afhankelijk van Bornem en vermoedelijk zelfs de moederparochie van Hingene, doch in de loop van de 12de eeuw onafhankelijk van Bornem; zware overstromingen in de 13de eeuw veroorzaakten de geleidelijke achteruitgang van Nattenhaasdonk ten voordele van Hingene. Kerk en pastorie werden vernield in 1566. In het noordoosten, in de hoek tussen Schelde en Rupel, werd in de tweede helft van de 16de eeuw (Spaanse bezetting) ter bescherming van de Rupelmonding, het fort Sint-Margriet opgericht met het puin van de pastorie en de kerk van Nattenhaasdonk; volgens sommigen was de kerk toegewijd aan Sint-Margaretha, vandaar zou de benaming fort Sint-Margriet afgeleid zijn. Grotendeels vernield door de Fransen in 1746. Na de omwenteling volledig verdwenen. Kerk van Nattenhaasdonk heropgebouwd in de loop van het eerste kwart van de 17de eeuw. Het gehucht verdween echter voorgoed door de zware overstroming van 1825. De parochie Wintam, die hoger en veiliger gelegen was, nam in de loop van de 19de eeuw haar rol over.
Schaars bebouwde poldergemeente met drie landelijke woonkernen: Hingene-dorp, Wintam en Eikevliet, elk met eigen parochiekerk en school. Het grootste deel van Hingene-centrum wordt ingenomen door het kasteeldomein d'Ursel. De gemeente ontwikkelde zich immers in functie van dit kasteel. De huidige woonzone strekt zich uit ten westen van het kasteeldomein, meer bepaald ten westen van de Cesar Van Kerckhovenstraat en de Edmond Vleminckxstraat. De bebouwing is overigens vrij eenvoudig en heterogeen en bovendien van relatief recente datum. Inplanting van recente woonwijken ten noordwesten (zogenaamd "'t Zand" uit het vierde kwart van de 20ste eeuw) en ten zuidwesten van de kern. Nog talrijke groene ruimten onder meer de schorren en dijken aan de Schelde in het noordelijke deel van de gemeente, de beemdlandschappen en broekbossen van het Moer in het zuiden, circa 1674 doorsneden door rechte wegen, in opdracht van de heren van Hingene. Het "Hingene-wiel", modo "Groot en Klein Wiel" in het noordwesten is een overblijfsel van een dijkbreuk in 1554. De wijk "Klein Mechelen" in de zuidwesthoek, oorspronkelijk een heide- en bosgebied, wordt nagenoeg volledig ingenomen door K.M.O.-zone "De Vliet", die aansluit bij deze van Bornem, langs de Rijksweg.
- Gegevens verstrekt door de heer P. Van Reck.
- DEWULF M., De verdedigingswerken uit de Spaanse tijd in en om het Waasland, Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, deel 80, 1977, p. 135-136.
- HERMANS J., De Heerlijkheid Hingene, Wintam, Eikevliet, Nieuwkerken-Waas, 1988.
- MEES L., Geschiedenis der gemeente Hingene, [Hingene], 1979, anastatische herdruk van de uitgave van 1894.
- S.N., Atlas des communications vicinales de la commune de Hingene. Arrondissement administratif de Malines. Province d'Anvers, Brussel, 1843.
- S.N., De woonstede door de eeuwen heen, nummer 51, 1981.
- S.N., Profiel van Klein-Brabant, Antwerpen, 1981.
- VAN RECK P., Het Kasteel van Hingene, Hingene, 1991.
- VERBESSELT J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw. Deel XVIII. Tussen Zenne, Schelde en Rupel, Pittem, 1968, p. 201-242.