Gemeente aan de Kleine Nete en het Netekanaal en aan de spoorlijn Antwerpen-Neerpelt, met een oppervlakte van 1.778 ha en 11.197 inwoners (1/1/1997). Met zijn prachtige natuur van talrijke waterlopen, naaldbossen en de landduinenrug Nijlen-Kasterlee aantrekkelijk voor het dagtoerisme.
Een aarden pot met een ononderbroken reeks gouden munten uit de periode van Julius Caesar tot Domitianus, gevonden in 1770, wijzen op de Romeinse aanwezigheid (zie de nabij gelegen vicus Grobbendonk uit midden 1ste eeuw). Voor de geschiedenis van Nijlen zijn de abdij van Tongerlo als eigenaar van gronden met een eigen rechtsgebied, het Onze-Lieve-Vrouwekapittel van Antwerpen als grote tiendheffer en de Bijvang van Lier als bestuurlijke macht van groot belang. Nijlen wordt voor het eerst vermeld in een akte van 1146 waarin de bezittingen van de abt van Tongerlo bevestigd worden. Het patronaat van de Sint-Willibrorduskerk was tot 1155 in handen van de bisschop van Kamerijk, nadien in het bezit van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel van Antwerpen. Op bestuurlijk gebied hoorde Nijlen met Kessel, Bevel en Emblem tijdens het ancien régime tot de Bijvang van Lier.
Tijdens de godsdienstoorlogen werd Nijlen zwaar getroffen met ontvolking tot gevolg; vanaf begin 18de eeuw nam de bevolking snel toe. Door de aanleg van de spoorlijn Antwerpen-Lier-Herentals (1853) werd de streek ontsloten en door de diamantindustrie, circa 1875 vanuit Antwerpen ingevoerd door J.E. Claes, werd Nijlen "groot en welvarend"; het groeide met een eigen diamantschool uit tot het grootste diamantcentrum buiten de stad Antwerpen.
Het vroegere centrumdorp werd versnipperd door verkaveling en wildbouw, toch bleven enkele interessante landschappen bewaard aan de grens met Herenthout en Bevel in het oosten, aan de Kleine Nete en in het moeras- en heidegebied tegen Kessel in het westen. Min of meer centrale dorpskern in nabijheid van het station gelegen op het kruispunt van de wegen naar Kessel (zuidwest), Broechem (noordwest) en Bouwel/Grobbendonk (noordoost). In het noordoosten versnipperde dennenbossen met villawijken uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Verspreid over de gemeente liggen nog enkele, in meer of mindere mate aangepaste, hoeven zoals "De Blauwe hoeve" (Herenthoutsesteenweg nummer 166), "De Lindehoeve" (Heibloemstraat nummer 16), "Ophoven" (Kesselsesteenweg nummer 35) en "Scheidsbroeckhoeve" (Paashoekstraat nummer 50). Ook de aangepaste "Tibourschrans" in de gelijknamige straat was aanvankelijk een hoeve die in de 17de eeuw omgevormd werd tot een omwaterd landhuis. Dit goed was in de 19de eeuw in het bezit van Pierre François de Ram (1804-1865), de eerste rector-magnificus van de heropgerichte Leuvense universiteit, en werd in 1972 opengesteld als publiek wandelpark met speelterrein. Centrum met lintbebouwing uit de 20ste eeuw omgeven door een relatief vrij landelijk gebleven gebied met in het zuidwesten, op de grens met Kessel een deel van de "Kesselse Heide - Het Goor" met heidegebied en vochtige bossen.
- NESTOR L., Nijlen, ons lieflijk dorpje, s.l., 1987.
- STOCKMANS J.B., Geschiedenis der gemeenten Kessel, Bevel, Nylen, Emblehem en Gestel, Lier, 1910.